“De verkiezingsuitslag en wat ons te doen staat” - Hoofdinhoud
In deze bijdrage - met als kop een citaat uit de brief van de partijvoorzitter aan de leden van de PvdA van 20 maart 2015 - pleit ik voor het instellen van een brede commissie uit de partij die, onder leiding van een onafhankelijk en gezaghebbend voorzitter, onderzoek doet naar het politiek functioneren van de PvdA, naar de oorzaken van de drie achtereenvolgende verkiezingsnederlagen, en naar de vraag hoe de sociaaldemocratische waarden beter in ons politieke handelen kunnen worden verankerd.
Ik realiseer mij dat er tussen ons veel leden zijn die zullen zeggen: ‘alweer een onderzoek’. Ik begrijp dat gevoel heel goed. We deden immers eerder onderzoek, ook na - en naar aanleiding van - nederlagen. En wat hebben wij ermee gedaan?
Maar helemaal geen evaluatie is wat mij betreft onbestaanbaar. Dat kan en mag niet gebeuren in een professionele partij als de PvdA. En wat de uitkomsten van het onderzoek ook zullen zijn; wij zullen op dit moment niet uit een kabinet stappen. Daarvoor zit de top van de partij te geharnast in de afspraken die met de VVD zijn gemaakt, in het commitment naar deze partij. Maar juist daarom is het van belang te onderzoeken hoe het komt dat de PvdA z’n positie heeft verloren, en hoe wij dat op de korte termijn kunnen keren - hoe we, vanuit een gezond perspectief, weer aan het herstel van de partij kunnen gaan werken.
Hierbij mijn integrale bijdrage (ook als pdf):
Een pleidooi voor een onafhankelijk onderzoek naar het politiek functioneren van de PvdA
Na de voor de PvdA electoraal zware jaren tijdens het kabinet Balkenende IV en - toch wel onverwachts - onder het leiderschap van Job Cohen, leek de partij zich in 2012 met Hans Spekman als voorzitter en Diederik Samsom als nieuw politiek leider te hervinden. De weg terug naar een sterke, beginselvaste, progressieve sociaal democratische volkspartij leek daarmee te zijn ingeslagen; de weg naar een PvdA die met haar binding met de samenleving, gecombineerd met een grote bestuurskracht, in staat zou moeten zijn om, samen met andere progressieve partijen, het repressieve politieke klimaat in positieve zin te keren. De eclatante verkiezingsoverwinning in 2012 deed de verwachtingen hoog oplopen. Er was weer ruimte voor optimisme.
Nu is het maart 2015 en zijn wij drie dramatische verkiezingsnederlagen verder; tijd voor een tussenbalans. Op de bestuurskracht van onze individuele PvdA bewindspersonen na, zijn de verwachtingen tot nog toe helaas niet of nauwelijks uitgekomen. Sterker nog: de kiezers hebben zich en masse van de PvdA afgekeerd. Het mag duidelijk zijn dat veel kiezers de transfiguratie van de PvdA - van aanvoerder van de oppositie tegen het kabinet Rutte I, naar een wel heel trouwe bondgenoot in en van het kabinet Rutte II - niet heeft kunnen meemaken. Voor veel kiezers, maar ook voor veel trouwe leden, heeft de PvdA tijdens de uitzonderlijk snelle kabinetsformatie (ter vergelijking: het kabinet Den Uyl deed er 163 dagen over, voor Rutte II waren dat 59 dagen), met het inmiddels beruchte kwartetspel van Wouter Bos, een aantal verkeerde keuzes gemaakt. Hierdoor zijn belangrijke kernwaarden van de PvdA in de afgelopen twee jaar onder grote druk komen te staan, wat leidde tot een grote kloof tussen de PvdA en haar kiezers. Het gevolg was een ongekende electorale neergang, van wat een eeuw lang de grootste sociaaldemocratische beweging in ons land was. Met de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 zijn er maar liefst 452 gemeenteraadszetels en 72 plaatsen in de verschillende Colleges van Burgemeester en Wethouders verloren gegaan. Het Amsterdamse gemeentebestuur moet het na honderd jaar zonder sociaaldemocraat van PvdA-huize stellen. In de vier grote steden resteert nog slechts één wethouderszetel. Met de recente Statenverkiezingen verdwenen maar liefst 64 zetels. In hoeveel Colleges in Provincieland zal de PvdA nog een rol spelen? In het noorden verloren wij zelfs onze historische koppositie. In de nieuwe Eerste Kamer is de PvdA gedecimeerd tot zesde partij. Ja, er was een schrale troost: binnen de Waterschappen wisten wij onze positie te behouden, en bleef het verlies beperkt tot slechts vier zetels.
In de ledenbrief van 20 maart jl. van de partijvoorzitter, de partijleider en de gezamenlijke lijsttrekkers van de Eerste Kamer en de provincies, wordt onder de kop “De verkiezingsuitslag en wat ons te doen staat” een eerste aanzet gegeven, voor een antwoord op de vraag hoe daar mee om te gaan. Schreef de politiek leider na de gemeenteraadsverkiezingen nog een excuusbrief aan de afdelingen; nu wordt volstaan met een verzoek om opnieuw “te kunnen rekenen op elkaars steun”, omdat “onze opdracht nog lang niet af is”. Want de PvdA mag het vertrouwen van de kiezer hebben verspeeld en onvoldoende hebben herwonnen; het vertrouwen in onze idealen en onze opdracht is onverminderd groot. Dát is de weg die we verder moeten bewandelen. “Voor het herstel van Nederland, voor het herstel van onze prachtige partij.” Onze toekomst zal anders zijn, vervolgt de brief. Wat aanbreekt, is “de tijd waarin onze sociale prestaties en ambities vruchten zullen afwerpen”.
Maar kunnen wij echt zomaar overgaan tot de orde van de dag, en erop vertrouwen dat de zon wel weer zal gaan schijnen? Hoe naïef zijn wij eigenlijk? De PvdA wordt na deze laatste verkiezingen omringd door een veelvoud van partijen die beleidsmatig een dominant behoudende lijn voorstaan op belangrijke dossiers als asiel- en migratie, buitenlandbeleid (mensenrechten), belastinghervormingen (belasting op vermogen versus belasting op arbeid) en arbeidsvoorwaarden (wel of geen CAO?). Zouden de VVD, het CDA, D66, de PVV maar zelfs ook de SP - de partij die bij de kabinetsformatie zo werd gebruuskeerd - het de PvdA echt gunnen om in de komende twee jaar de vruchten van de ingezette hervormingen te gaan plukken? Is het niet veel realistischer om te verwachten dat wij op relevante dossiers de vragende partij worden? De vraag stellen is ‘em beantwoorden. Voor de VVD lijken de verkiezingen al begonnen, met hun plannen voor het sluiten van Europese grenzen en het omarmen van dictaturen. Hoezo gezamenlijk beleid (uitdragen)? De PvdA gaat als regeringspartij een hele zware en politiek eenzame tijd tegemoet. En laten wij eerlijk zijn; zelfs áls de samenwerking in het kabinet en met het parlement meevalt, is het nog maar zeer de vraag of de PvdA daarvoor zal worden beloond. De kiezer die op de PvdA stemde voelt zich, zie de laatste drie verkiezingen, in de steek gelaten en de teleurstelling daarover zit dieper dan ik ooit mocht meemaken. Het ‘eerlijke verhaal’ is als een boemerang op ons teruggeslagen, en die klap heeft de PvdA in alle geledingen geraakt.
Politiek is en blijft mensenwerk. Zoals overwinningen bij de politiek horen, zo moet je ook je nederlagen kunnen incasseren. Zowel van je successen als je mislukkingen kun je leren, om er uiteindelijk sterker uit te komen. En het is op voorhand zeker niet zo dat, wanneer er keuzes worden gemaakt die door de kiezers niet direct positief worden ontvangen, die keuzes (en de achterliggende redengeving) niet legitiem of integer zouden zijn. Maar je moet je wél de vraag stellen, hoe het mogelijk is dat er keuzes zijn gemaakt die zo haaks staan op het wezen van de sociaaldemocratie. De intenties tussen het ‘Van Waarde-project’ en de politieke praktijk lopen wel erg ver uiteen. Hoe kan het dat een sociaaldemocratische partij toestaat dat het marktdenken - juist in ‘onze’ publieke sector - het organiserende principe is geworden? Hoe beginselvast is de PvdA eigenlijk? Met welke missie zijn wij dit kabinet ingegaan? En belangrijker: wordt die missie ook gedeeld door de leden van de PvdA? In mijn optiek is de verwatering van de sociaaldemocratische beginselen, gecombineerd met een wel heel technocratische aanpak, (mede) de oorzaak van het verlies van de PvdA. De massale reacties die ik ten tijde van het debat over het Woonakkoord en later de Zorgwet van de leden mocht ontvangen, spreken wat dat betreft boekdelen. Ik vind het dan ook niet gek dat juist een sociaaldemocratische partij er met dit beleid stevig van langs heeft gekregen.
“De kiezer heeft soms een beetje tijd nodig; ik heb ook weleens tijd nodig”, zei Diederik Samsom in een interview met Nu.nl. Maar is dat nu zo dat de kiezer de PvdA nog niet begrijpt? Dat wat de PvdA doet gewoon goed is voor Nederland, en dat het een kwestie van tijd is eer de kiezers dat inzien? Of is er wel degelijk sprake van een diepere kloof? Ik denk zelf dat het laatste het geval is. In de zomer van 2014 heb ik, met mijn essay ‘PvdA staat met transactie-denken haar eigen waarden in de weg’, een poging gedaan om te doorgronden wat de oorzaken van de vervreemding zijn. De partijtop reageerde afhoudend op het stuk. Opgesloten in een web van afspraken met de VVD en de ‘constructieve drie’ was een interne dialoog niet meer mogelijk. Tegenspraak, intern debat, het ter discussie stellen van de koers was een volstrekt gepasseerd station. Het ging nu om het uitdragen van de door de top gemaakte afspraken. Dat lijkt nu opnieuw het geval; opnieuw is er geen sprake van een dialoog of zelfreflectie. Het lijkt wel alsof het ‘sluiten van de rijen’ voor de PvdA tegenwoordig synoniem is aan het ‘sluiten van de ogen’.
Zoals gezegd: successen horen bij de politiek, en nederlagen moet je kunnen slikken. Maar wat mij betreft is het ondenkbaar dat wij verder gaan, zonder werkelijk te hebben doorgrond wat er nu wel (of niet) aan de hand is, en zonder dat de vragen die er zijn ten volle zijn beantwoord. Ik zeg niet dat ik de wijsheid in pacht heb. Het kan best zo zijn dat tijd alle wonden heelt, en dat het aantrekken van de economie ertoe leidt dat vroegere kiezers positiever worden over veel van de maatregelen die dit kabinet heeft genomen. Het kan. Ik sluit niets uit.
Maar nu, na drie verkiezingsnederlagen op rij, mag je van een professionele politieke partij verwachten dat de vraag ‘waarom’ - die leeft bij de partij én bij de kiezers - van een afdoende antwoord wordt voorzien. Zelfonderzoek, dat is iets waar niemand zich voor hoeft te schamen. Dat doe je niet af met een enkelvoudig gesprek met afdelingen of de politieke ledenraad; een grondiger bezinning is op z’n plaatst. In de PvdA-afdeling van Den Haag is er bijvoorbeeld een brede werkgroep met ervaren partijgenoten die, onder leiding van de hoogleraar Pieter Tops, onderzoek heeft gedaan naar de desastreuze afloop van de gemeenteraadsverkiezingen aldaar. Het heeft de lucht zichtbaar geklaard. Zelfonderzoek naar de werkelijke oorzaken van de neergang van wat eens, onomstreden, de grootste progressieve partij in ons land was, zou ook op nationaal niveau volstrekt normaal moeten zijn. Naast een evaluatie van de afgelopen twee jaar PvdA in Rutte II, zou ook het optreden van de partij moeten worden bezien.
Ik zou het dan ook verstandig vinden dat de PvdA in de komende ledenraad zou besluiten om een brede commissie uit de partij, onder leiding van een onafhankelijk en gezaghebbend voorzitter, opdracht te geven tot een grondig, deskundig, onafhankelijk onderzoek - naar het politiek functioneren van de PvdA, naar de oorzaken van de drie achtereenvolgende verkiezingsnederlagen, en naar de vraag hoe de sociaaldemocratische waarden beter in ons politieke handelen kunnen worden verankerd. Dát is wat ons te doen staat. Opdat de kloof tussen de partij en de kiezer wordt geslecht.