Inbreng Gert-Jan Segers ten behoeve van Voorstel van wet van Leden Segers, Rebel en Kooiman tot wijziging Wetboek van Strafrecht - Wet strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel

Met dank overgenomen van G.J.M. (Gert-Jan) Segers i, gepubliceerd op vrijdag 17 juli 2015.

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie ten behoeve van wetsvoorstel van hemzelf, Rebel en Kooiman inzake invoering van Wet strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel

Onderwerp:   Voorstel van wet van de leden Segers, Rebel en Kooiman tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van misbruik van prostitué(e)s die slachtoffer van mensenhandel zijn (Wet strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel)

Kamerstuk:    34 091          

Datum:           9 juli 2015

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel Strafbaarstelling misbruik prostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel. Het is naar de mening van deze leden onverkwikkelijk dat zoveel mensen in de prostitutiesector het slachtoffer zijn van gedwongen prostitutie en mensenhandel. Zij delen het streven van de indieners om op te komen voor de bescherming van de vrijheid en waardigheid van slachtoffers van mensenhandel en gedwongen prostitutie. Daarom ondersteunen deze leden de inzet om ook prostituanten, de ‘klanten’ van prostitué(e)s, bij de aanpak van mensenhandel en gedwongen prostitutie in ogenschouw te nemen en hen bij het negeren van signalen van mensenhandel strafrechtelijk verantwoordelijk te houden. Zij constateren bovendien dat het initiatiefwetsvoorstel wordt omarmd door onder meer het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en andere partijen in het veld als een welkome aanvulling op het bestaande (strafrechtelijke) instrumentarium. Dat neemt niet weg dat deze leden enkele vragen over het wetsvoorstel willen stellen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de indieners hun initiatiefwetsvoorstel plaatsen binnen de brede aanpak van mensenhandel en gedwongen prostitutie?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van de in de memorie van toelichting geschetste internationale context van dit initiatiefwetsvoorstel. Zijn de indieners van mening dat we thans uit de pas lopen in internationaal perspectief? En is naar hun mening met dit initiatiefwetsvoorstel aan artikel 18, vierde lid van de richtlijn 2011/36/EU voldaan?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de indieners aankijken tegen de rol van de prostituant binnen de aanpak van mensenhandel en gedwongen prostitutie in bredere dan alleen strafrechtelijke zin?

Uit onderzoek van de GGD Amsterdam blijkt, zo lezen de leden van de fractie van de ChristenUnie, dat een aanzienlijk deel van de prostituanten zich niet verantwoordelijk voelt voor situaties van mensenhandel en gedwongen prostitutie. In hoeverre kan dit met het onderhavige initiatiefwetsvoorstel worden doorbroken naar de verwachting van indieners?

Voorts vragen deze leden wat van de prostituant mag worden verwacht op het moment dat signalen van slachtofferschap worden geconstateerd en nog niet tot seksuele handelingen is overgegaan?

Is het denkbaar dat signalen van slachtofferschap van mensenhandel pas na het aanvangen van seksuele handelingen worden geconstateerd, zo vragen deze leden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af in hoeverre het mogelijk en wenselijk is dat daders van mensenhandel als prostituant worden veroordeeld?

Waarom is bij de strafverzwaring in het tweede lid van het voorgestelde art. 273g niet gekozen voor aansluiting bij de voorgenomen verhoging van de prostitutieleeftijd naar 21 jaar, zo vragen deze leden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de indieners op welke wijze slachtofferschap van mensenhandel vast moet komen te staan voor veroordeling onder het voorgestelde artikel 273g?

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat in een recente zaak in Valkenburg met betrekking tot gedwongen (minderjarige) prostitutie het Openbaar Ministerie heeft aangegeven te willen onderzoeken of aan de daders hulp kan worden geboden. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn als daders kampen met een (grensoverschrijdende) seksverslaving. Wat kan, zo vragen deze leden, volgens de indieners gedaan worden om prostituanten, die strafbaar zijn onder het voorgestelde artikel 273g en met dergelijke problematiek worstelen, na hun veroordeling te helpen met dit gedrag te breken?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.