Spreektekst Debat over Informatievoorziening Olympische Spelen 2028

Met dank overgenomen van B.Ch. (Bart) de Liefde i, gepubliceerd op donderdag 29 maart 2012.

De heer De Liefde (VVD):

Mevrouw Leijten stelt dat het ministerie van Financiën een berekening heeft gemaakt die tot dat bedrag van 8 mld. leidde. Waar baseert mevrouw Leijten zich op, behalve op de uitzending van RTL Nieuws? In een brief van 23 maart stelt de minister namelijk dat het om een conceptnota gaat van Rebel, het bureau dat de Europese aanbesteding heeft gewonnen en het onderzoek uitvoert. Blijft mevrouw Leijten dan bij haar stelling dat het ministerie van Financiën een berekening heeft uitgevoerd die dat bedrag van 8 mld. opleverde?

Mevrouw Leijten (SP):

Ja, want bij diezelfde brief heeft de minister twee bijlagen gevoegd. Ik wijs de heer de Liefde op bijlage 2. Die is vertrouwelijk aan de minister van de RZWO, in de kabinetsbrief verkennende studies Olympische Spelen. Onder punt 2 staat: "Het ministerie van Financiën wil in de kabinetsbrief vermelden dat de benodigde investeringen voor het organiseren van de Olympische Spelen in Nederland kunnen oplopen tot 8 mld. Deze kosten zouden vooral neerslaan bij de Rijksoverheid. Wij adviseren u" -- dat is dus de minister -- "om niet in te stemmen met het tekstvoorstel van het ministerie van Financiën". Daarna volgen de argumenten. Hiermee is duidelijk dat het dus niet gaat om een interne notitie, laag in de organisatie, maar dat de minister direct geadviseerd is over het niet opnemen van de 8 mld. in de brief naar de Kamer.

De heer De Liefde (VVD):

Dat was een zeer uitgebreide beantwoording van mijn vraag, maar daar ging het mij niet om. Ik heb mevrouw Leijten in haar antwoord nergens de woorden "berekening door het ministerie van Financiën" horen zeggen. Volgens de VVD-fractie is dat dus feitelijk onjuist. Het moet mij van het hart dat ik mevrouw Leijten afgelopen avond in een televisieprogramma dezelfde suggestie heb zien wekken, alsof zij niet op de hoogte was van de brief die wij vorige week vrijdag hebben ontvangen en waarin vrij helder wordt aangegeven waar die 8 mld. vandaan kwam.

Ik vraag dus aan mevrouw Leijten om haar woorden terug te nemen en niet meer te beweren dat het ministerie van Financiën die berekening heeft uitgevoerd. Dat is namelijk feitelijk onjuist. Het betreft een conceptrapport van een extern bureau dat bij Financiën lag en ook bij VWS. Is mevrouw Leijten bereid haar woorden terug te nemen?

Mevrouw Leijten (SP):

Nee, zeker niet. Ik geef net een stuk aan de griffiers om te verspreiden en toe te voegen aan de Handelingen. Wellicht kunnen de griffiers het nog even teruggeven, want ik heb geen kopie meegenomen, wat natuurlijk niet goed is, maar in diezelfde brief staat het volgende in een noot vermeld.

Hebt u het, mijnheer Klaver? Kijk, dan gaan wij het helemaal uitpluizen.

De voorzitter:

Nou, voor deze keer sta ik dit aanreiken toe.

Mevrouw Leijten (SP):

In dat stuk staat een noot een voorlopige maatschappelijke kosten-batenrapportage (vmkb-rapportage) genoemd. Dat is ongeveer 1,1 mld. tot 1,8 mld. negatief. In de vmkb-rapportage staat de 8 mld. waarover Financiën spreekt, niet genoemd. Wij kunnen er een woordspel van maken: is het een notitie van Financiën? Duidelijk is dat Financiën het belangrijk vond om die 8 mld. te noemen en dat het advies aan deze minister is geweest om de 8 mld. niet te noemen. Zij heeft die niet genoemd. Vorige week heeft zij in deze Kamer gezegd: ik heb alle informatie naar u doorgestuurd. Dat is feitelijk niet waar.

De heer De Liefde (VVD):

Mevrouw Leijten geeft toe dat het geen berekening is van het ministerie van Financiën, want ook in de noten die zij noemt, staat niet dat Financiën dat zelf berekend heeft. Financiën heeft dat gebaseerd op een van de ik-weet-niet-hoeveel conceptrapporten van Rebel en Arup, het externe bureau dat in opdracht van de regering dat onderzoek heeft uitgevoerd. Mevrouw Leijten zou veel beter aan de minister de vraag kunnen stellen hoeveel concepten er van dat rapport zijn geweest. Vindt mevrouw Leijten niet dat wij ons moeten baseren op stukken die wij uiteindelijk krijgen, op de definitieve stukken en niet op talloze concepten, interne memo's en wat dies meer zij, en dat wij de minister daarop kunnen afrekenen?

Mevrouw Leijten (SP):

Dat er over een notitie gesproken wordt, komt doordat de minister vorige week zei: het is een interne notitie geweest die een ambtenaar naar de baas stuurt, en de baas van de ambtenaar sneuvelt dan in de organisatie. Het is heel duidelijk dat Financiën 8 mld. belangwekkend vond om aan de Kamer te melden. Het is tot aan de minister geadviseerd dit niet op te nemen. De minister heeft vervolgens vorige week letterlijk gezegd: ik heb u alles gegeven. Dat heb ik met de minister uit te vechten. Als de VVD-fractie graag wil weten hoeveel concepten er waren en of die naar de Kamer kunnen komen, kan zij dat zelf aan de minister vragen.

*

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. In 2009 besloot het vorige kabinet op initiatief van PvdA-staatssecretaris Jet Bussemaker Nederland op olympisch niveau te brengen, met de organisatie van de Olympische Spelen en Paralympische Spelen van 2028 als mogelijk wenkend perspectief. De Kamer steunde dit voorstel in grote meerderheid. In 2009 is afgesproken dat dit kabinet geen besluit neemt over de Olympische Spelen in 2028. Deze Kamer neemt dat ook niet. 2016 is en blijft voor de VVD het jaar waarin alle verkenningen, berekeningen en plannen leiden tot een besluit of Nederland zich kandidaat stelt. Voor de VVD staat die keuze niet vast. Zij zegt daarom nu geen ja of nee tegen de Spelen. Wel zegt zij ja tegen het ambitieniveau dat uit het olympisch plan blijkt, want die ambities gaan meer over breedtesport dan over topsport.

De VVD heeft op basis van de huidige berichtgeving en beschikbare informatie niet de indruk dat relevante informatie aan de Kamer is onthouden, zoals andere partijen in dit huis in eerste termijn wel hebben gesuggereerd. Wellicht kan de minister nogmaals toelichten waar het verschil tussen 7 mld. en 8 mld. uit voortkomt. Daar gaat een groot deel van het debat over.

Uit de stukken en de aanbiedingsbrief werd duidelijk dat de huidige financiële onzekerheden voor alle scenario's gelden. Het is daarom voor de VVD ook begrijpelijk dat zowel een worstcasescenario als een bestcasescenario niet in de brief is genoemd. Immers, als je er een noemt, zou je ze allemaal moeten noemen. Dat deze minister ervoor heeft gekozen om geen enkel scenario te benoemen is een keuze die valt te begrijpen.

Mevrouw Leijten (SP):

De VVD stelt een financieel deugdelijke partij te zijn, financieel houdbaar voor de toekomst. Wat vindt de VVD ervan dat op 26 oktober het advies is gegeven aan de minister om het ministerie van Financiën niet te volgen in het noemen van de mogelijke investeringskosten van 8 mld., maar om deze informatie niet te geven aan de Kamer? Vindt de VVD dat deugdelijk financieel beleid?

De heer De Liefde (VVD):

Ik constateer dat er een afweging heeft plaatsgevonden binnen het departement en tussen een aantal departementen. In de toelichtende brief die wij op 23 maart hebben ontvangen -- dat was afgelopen vrijdag; mevrouw Leijten heeft hem maandag gelezen; ikzelf heb hem ook maandag pas gelezen -- wordt een verklaring gegeven voor de wijze waarop men een keuze heeft gemaakt. Die verklaring vind ik begrijpelijk.

Mevrouw Leijten (SP):

Het kan natuurlijk dat een partij het niet nodig vindt dat een bedrag van 8 mld. aan de Kamer wordt genoemd. Als een Kamerlid echter om opheldering vraagt waarom dit bedrag niet genoemd is, vindt de VVD het dan chic dat de minister zegt "ik heb het helemaal niet achtergehouden"?

De heer De Liefde (VVD):

Op grond van de brief van 23 maart constateer ik dat er op basis van gegevens van het ministerie van I en M ergens tussen 26 oktober -- de versie die toen voorlag -- en begin november -- het moment waarop wij de brief ontvingen -- kennelijk nieuwe informatie beschikbaar is gekomen waardoor het bedrag lager uitkwam. Zo vertaal ik wat er in de brief van 23 maart staat. Ik vind het verstandig dat de minister op basis van actuele gegevens de informatie aan de Kamer zo actueel mogelijk heeft gemaakt.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat was een antwoord op een heel andere vraag, die ik niet gesteld heb. De minister heeft het advies gekregen en overgenomen -- dat kunnen wij zien in de aanbiedingsbrief -- om het bedrag van 8 mld. niet te noemen. Het is een politieke keuze geweest van deze minister om dat bedrag niet te noemen. Als het 7 mld. was geweest, was het 7 mld. geweest. Dat het onzekere kosten zijn, weten wij. Er is echter een politieke keuze gemaakt door de minister. Een week geleden zei zij in de Kamer: ik heb helemaal niets achtergehouden. Over die uitspraak vroeg ik het oordeel van de VVD. Als je als minister zo stoer bent om een groot bedrag niet noemen, moet je dat ook eerlijk zeggen als er om opheldering wordt gevraagd. Dat heeft de minister niet gedaan. Het zou de VVD sieren als zij, net als de PVV, zou erkennen dat dit niet juist is. Het zou beide partijen eigenlijk ook sieren om daaraan consequenties te verbinden en het niet te houden bij een excuusje. Het is echter wel degelijk zo dat bewust de politieke keuze is gemaakt om het bedrag van 8 mld. niet te noemen, terwijl de minister vorige week heeft gezegd dat zij niets heeft achtergehouden.

De heer De Liefde (VVD):

Ik heb er begrip voor dat mevrouw Leijten om een verklaring vraagt naar aanleiding van de informatie die de minister haar vorige week tijdens het vragenuur heeft verstrekt. Volgens mij biedt dit debat de minister een uitstekende gelegenheid om in haar eerste termijn op die vraag in te gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, ik zie dat u nogmaals wilt interrumperen, maar u hebt al drie keer de gelegenheid gehad om de heer De Liefde vragen te stellen. Ik verzoek u, uw vragen te bewaren tot de tweede termijn.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het wel treurig -- dat wil ik graag opgemerkt hebben -- dat de grootste partij van de Kamer het dus blijkbaar niet erg vindt als een bewindspersoon onjuiste informatie verstrekt.

De heer De Liefde (VVD):

Van die uitspraak neem ik afstand.

De voorzitter:

Dat is uw goed recht.