Dublinverordening III - Hoofdinhoud
De Dublinverordening III is een Europese Verordening die sinds januari 2014 van kracht is. Deze verordening schept duidelijkheid over welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om asiel. Meestal is het land waar de vreemdeling het Schengengebied i binnenkomt verantwoordelijk. Een ander land kan echter ook verantwoordelijk zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval als er al gezins- of familieleden wonen, die daar een verblijfsvergunning hebben.
Het doel van de regeling is om te voorkomen dat asielzoekers door landen 'van het kastje naar de muur' worden gestuurd: door de regeling weten zij in welk land zij een asielaanvraag kunnen indienen. De afspraken moeten ook voorkomen asielzoekers gaan 'shoppen' en op zoek gaan naar het land waar zij de beste kansen hebben of in verschillende landen tegelijk een asielaanvraag indienen. Nadeel van het systeem is dat het een onevenredig grote druk legt landen waar de meeste asielzoekers binnenkomen, zoals Italië, Griekenland en Hongarije.
Als op grond van onderzoek blijkt dat een ander land dan Nederland verantwoordelijk is voor een asielverzoek, dan wordt het asielverzoek in Nederland afgewezen. In dat geval dient de Immigratie- en Naturalisatiedienst i (IND) een verzoek om overdracht bij het andere land in. Dit wordt de zogenaamde Dublin-claim genoemd.
Als het andere land de Dublin-claim accepteert dan ontvangt de vreemdeling een overdrachtbesluit. De vreemdeling wordt dan overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Deze organisatie is verantwoordelijk voor de daadwerkelijke overdracht van de vreemdeling. Het land dat verantwoordelijk is, moet de vreemdeling terugnemen. Hiervoor is vaak een vervangend reisdocument (Dublin-laissez passer) nodig.
De verwijzing naar Dublin komt door de daar in 1990 gesloten conventie over het Europese asielbeleid.