Weeklog: De strijd om een transparant Europees Parlement - Hoofdinhoud
Misschien ben ik te goedgelovig, maar telkens probeer ik via de koninklijke weg verzoeken in te dienen om de transparantie van het Europees Parlement te vergroten. Deze week ontving ik weer eens een afwijzing: voorlopig geen gedetailleerd inzicht in de functies die hoge ambtenaren na vertrek bij het secretariaat van het EP bekleden. Het past in een patroon: men wil het liefst zo weinig mogelijk naar buiten brengen. Ik vind dat een schandalige houding, niet alleen van de ambtenaren die zo’n afwijzing schrijven, maar juist ook van de eindverantwoordelijke, de EP-voorzitter - jawel hoor, daar is ie weer - Martin Schulz. Ik laat het er dan ook niet bij zitten.
Het was sowieso een raar antwoord dat ik kreeg op mijn schriftelijke verzoek: ‘Eerst moet het EP afspraken maken met de Europese Commissie en de Raad, voordat er een definitieve procedure komt voor openbaarmaking van gegevens over de baantjes van de ex-ambtenaren van het EP’. En dat terwijl het personeelsstatuut ook nu al bepaalt dat er zo’n overzicht moet zijn. Gelukkig, zo staat er in het antwoord, is dit voor nu een theoretische vraag, want er zijn geen ambtenaren weggegaan die hebben aangegeven elders aan de slag te gaan. Kennelijk vindt er op functies na vertrek dus geen enkele controle plaats. Leuk voor ambtenaren die bijvoorbeeld vertrouwelijke informatie hebben ingezien, vervolgens niets aangeven maar na hun vertrek bij een bedrijf een functie krijgen (al dan niet betaald en al dan niet fulltime) waar die informatie van grote waarde kan zijn. Het gaat mij erom dat soort belangenverstrengeling te voorkomen en te bestrijden, maar kennelijk is dat allemaal niet zo belangrijk.
Het past in een trend: eerder verzocht ik het secretariaat van het EP al om op mijn ‘persoonlijke’ website van het EP een tabblad extra te krijgen waarop ik mijn ontmoetingen met lobbyisten zou kunnen vermelden. Ik heb niets te verbergen en wil die informatie graag delen, maar ook hier kreeg ik een merkwaardig antwoord: het zou hier geen ‘technische’ kwestie zijn maar een zaak waarover op het hoogste niveau besloten zou moeten worden. Verder heb ik er niets meer over gehoord. Ik mag het dus zelf bij Schulz aankaarten. Een soortgelijk antwoord kreeg ik, maar nu ondertekend door Schulz zelf, naar aanleiding van mijn verzoek om een formulier om bij officiële rapporten die je schrijft voor het EP te kunnen vermelden, welke lobbyisten daar invloed op hadden gehad. De kwestie was volgens Schulz door geen enkele politieke fractie opgebracht en daarom vond hij het niet nodig in mijn verzoek in te gaan. Het ging hier nota bene om een toezegging die zijn voorganger, Buzek, schriftelijk had gedaan aan de leden van de werkgroep gedragscode Europarlementariërs, waarvan ik lid was.
Het Europees Parlement is een nogal onbekend en onbemind instituut, omdat weinig mensen zich herkennen in Europarlementariërs als hun volksvertegenwoordigers. Er is nu eenmaal geen Europees volk (demos) en daarom is het logisch dat Nederlandse burgers kijken naar het Nederlandse Parlement Haag en minder of niet naar het EP. Als je dan echter ook nog niet bereid bent om zo transparant mogelijk te zijn, moet je niet gek opkijken als veel mensen de activiteiten van het EP nog meer gaan wantrouwen.
Samen met het officiële transparantienetwerk van het EP, waarvan ik covoorzitter ben, blijf ik al deze kwesties aan de orde stellen, net zo lang totdat Martin Schulz en zijn ambtenaren er zo ziek van worden dat ze door de bocht gaan. Alleen zo kunnen we het werk van de lobbyisten van grote bedrijven in het EP in kaart brengen. En alleen zo weten we of de EP’ers het volk of juist de lobbyisten vertegenwoordigen. Dat is onze strijd meer dan waard.