VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees energieprogramma voor herstel en het Europees Fonds voor energie-efficiëntie

1.

Tekst

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 8.10.2015

COM(2015) 484 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees energieprogramma voor herstel en het Europees Fonds voor energie-efficiëntie

{SWD(2015) 191 final}

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de tenuitvoerlegging van het Europees energieprogramma voor herstel en het Europees Fonds voor energie-efficiëntie

  • I. 
    VORDERINGEN BIJ DE TENUITVOERLEGGING VAN HET PROGRAMMA

Energie-infrastructuur en -innovatie, de drijvende krachten achter het Europees energieprogramma voor herstel (EEPR), blijven net zo belangrijk als bij de lancering van het EEPR in 2009.

Op de website van het DG Energie staat een interactieve kaart met informatie over alle EEPR-projecten die in 2010 zijn geselecteerd. Zie: http://ec.europa.eu/energy/eepr/projects/ .

In dit verslag wordt, voor elk onderdeel van het EEPR, de voortgang beschreven bij de uitvoering van de projecten en het Europees Fonds voor energie-efficiëntie (EEE-F). Dit verslag is een vervolg op dat van 2014 1 . Het bestrijkt de uitvoering van de projecten in de periode tussen 31 augustus 2014 en 30 juni 2015 en de betalingen die in die periode zijn gedaan.

II.    ALGEMENE PROJECTUITVOERING

Eind juni 2015 waren 34 van de 59 projecten volledig uitgevoerd en was in totaal 1 860 487 739 euro (na aftrek van terugvorderingen voor een totaal bedrag van 112 085 349 euro) betaald aan de begunstigden.

De meeste projecten zijn afgerond en de projectontwikkelaars moeten voor het eind 2015 een verzoek tot betaling van het saldo indienen. De toestand van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur is over het algemeen goed. De resterende acht projecten zitten op schema, terwijl er één is geschorst.

Er zijn nog problemen met de integratie van offshore-windenergie in het net en de afvang en opslag van kooldioxide. De belangrijkste oorzaken zijn de hoge kosten van de nieuwe technologieën en de financiële risico's die groter blijken dan aanvankelijk verwacht.

De Commissie handhaaft financiële steun aan de investeerders zolang een definitief investeringsbesluit (FID) tot de mogelijkheden behoort.

  • 1. 
    Gas- en elektriciteitsinfrastructuur

Het EEPR-deelprogramma voor infrastructuur ondersteunt 44 projecten op drie belangrijke gebieden.

De projecten worden uitgevoerd door de transmissiesysteembeheerders (TSB's) in de verschillende lidstaten of door projectontwikkelaars. Er is een bedrag van 2,267 574 462 miljard euro vastgelegd, waarvan op 30 juni 2015 1,094 297 460 euro was uitgekeerd aan de begunstigden. Betalingen worden alleen verricht als de projectontwikkelaars zich er door middel van een definitief investeringsbesluit toe verbinden het project uit te voeren.

De projecten bestrijken drie gebieden:

  • gasinfrastructuur en -opslag: 

Gasinfrastructuur vormt de ruggengraat van de energievoorzieningsketen van producent tot eindgebruiker. Transmissiepijpleidingen, opslagfaciliteiten en hervergassingsterminals voor LNG zorgen ervoor dat klanten overal en op elk moment over gas kunnen beschikken. De gasinfrastructuur moet de volgende jaren verder worden ontwikkeld en verbeterd. Dankzij de aanleg van ontbrekende schakels tussen de lidstaten wordt de bevoorrading verzekerd en kan worden ingespeeld op de nieuwe en stijgende vraag naar meer flexibiliteit.

  • bidirectionele gaspijpleidingen: 

Tijdens de gascrisis van 2009 tussen Rusland en Oekraïne kwamen de meeste Midden- en Oost-Europese lidstaten zonder gas te zitten en kon niet aan de volledige vraag naar gasinvoer worden voldaan. Dat was niet het geval omdat Europa met een gastekort kampte, maar omdat de bestaande infrastructuur niet over de technische middelen en mogelijkheden beschikte om de gastoevoer om te keren zodat het gas van west naar oost zou stromen. Dankzij het EEPR-programma is dit probleem aangepakt en is er inmiddels bidirectionele infrastructuur beschikbaar in Midden- en Oost-Europa.

  • elektriciteitsinfrastructuur:

De integratie van de toenemende elektriciteitstoevoer uit variabele hernieuwbare bronnen vergt grote investeringen in nieuwe infrastructuur. Bovendien blijven sommige lidstaten nog steeds echte "energie-eilanden" vanwege hun gebrekkige aansluiting op de buurlanden en op de interne energiemarkt.

1.1    Reeds geboekte vooruitgang 

Inmiddels zijn 31 van de 44 infrastructuurprojecten voltooid (begin 2014 waren dat er 27), acht projecten lopen nog, één is geschorst. Voorts werd de financiële steun voor vier projecten in september 2014 stopgezet (Nabucco, Galsi, Poseidon en het project voor bidirectionele pijpleidingen in Roemenië). In de elektriciteitssector zijn negen projecten voltooid. De overige vier projecten vorderen goed en enkele daarvan worden naar verwachting dit jaar of uiterlijk in 2016 voltooid. In de gassector zijn er 22 projecten voltooid, vijf zitten op schema, één is geschorst en vier andere zijn beëindigd. Alle projecten voor bidirectionele gaspijpleidingen en interconnecties in Midden- en Oost-Europa zijn voltooid, behalve één project voor bidirectionele pijpleidingen in Roemenië, dat in september 2014 door de Commissie is stopgezet.

Mede dankzij EEPR-middelen was het mogelijk de financiering van de projecten sluitend te krijgen en kon vertraging bij de uitvoering worden vermeden of beperkt. Hierdoor zijn de veiligheid en de betrouwbaarheid van het gasnetwerk verbeterd, zijn de continuïteit van de energievoorziening en de diversificatie versterkt en zijn kritieke knelpunten weggewerkt.

Sinds het verslag van 2014 over de uitvoering van het EEPR zijn grote vorderingen gemaakt bij de uitvoering van elektriciteits- en gasinfrastructuurprojecten. Zo is dankzij de in 2014 en 2015 verleende financiële bijstand het Deense gastransmissiesysteem versterkt en eind 2014 voltooid. De nieuwe infrastructuur zal de gastransmissiecapaciteit vanaf het interconnectiepunt Ellund op de grens tussen Duitsland en Denemarken verhogen en een operationele verbinding tot stand brengen tussen het Duitse netwerk en het Deense transmissiesysteem. Bovendien zorgt de pijpleiding voor een aanzienlijke verbetering van de continuïteit van de aardgasvoorziening in Denemarken. Hierdoor wordt het effect van de slinkende offshorevoorraden gecompenseerd en wordt de zekerheid van de aardgasvoorziening in Denemarken, Zweden en de Baltische Staten versterkt, waardoor de weg wordt vrijgemaakt voor een betere marktintegratie.

Ook de voltooiing van het Nordbalt 02-project eind 2014 was een belangrijke stap en bijdrage tot de noodzakelijke verbetering van het Litouwse transmissienet om de stroom van elektriciteit doorheen de interconnector te faciliteren.

Een ander project dat voltooid werd, is de ontwikkeling en modernisering van het Poolse gastransmissiesysteem op de grensoverschrijdende verbinding tussen Polen en Duitsland. Via het EEPR werd steun verleend voor de modernisering en de bouw van het knooppunt Lasow en de aansluitende pijpleidingen in Polen.

In het kader van het EEPR is ook steun verleend voor een 48 km lange bidirectionele gaspijpleiding tussen Portalegre-Guarda en Cantanhede-Mangualde, die eind 2014 is voltooid. Dit project zal de voorzieningszekerheid op het Iberisch schiereiland versterken aangezien het verder wordt ontwikkeld tot derde interconnectie met het Spaanse gasnetwerk.

Een ander afgewerkt project, de interconnectie tussen Frankrijk en Spanje zal de hernieuwbare energiebronnen aansluiten op het netwerk, bijdragen tot de integratie van de Franse en Spaanse elektriciteitsmarkten en de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening op regionaal, nationaal en Europees niveau versterken.

In de lente van 2015 is een nieuwe onderzeese kabelverbinding van 225 MW tussen Italië en Malta ingehuldigd. Dankzij dit project is het Maltese net niet langer geïsoleerd van de rest van Europa en is de nodige back-upstroomvoorziening aanwezig om schommelingen in de beschikbaarheid van hernieuwbare energie op te vangen. Het zal de voorzieningszekerheid verbeteren, het gebruik van fossiele brandstoffen verminderen en de ontwikkeling van hernieuwbare energie op Malta ondersteunen.

Door het wegwerken van knelpunten en de geleidelijke integratie van "energie-eilanden" zoals de drie Baltische staten, het Iberisch Schiereiland, Ierland, Sicilië en Malta, vordert de voltooiing van een pan-Europees systeem van energie-infrastructuur gestaag.

Naar verwachting zullen de meeste van de acht lopende projecten in de periode 2015-2016 worden voltooid, terwijl twee projecten zullen doorlopen tot 2018 en 2019.

Het EEPR ondersteunt de ontwikkeling van belangrijke Europese projecten voor energie-infrastructuur overeenkomstig de prioriteiten van het huidige energiebeleid. De richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur 2 voorzien in maatregelen voor de tijdige ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang op acht prioritaire corridors. Projecten van gemeenschappelijk belang komen in aanmerking voor versnelde procedures (die maximaal drie en een half jaar mogen duren) voor het verkrijgen van vergunningen en regelgevende stimulansen om de tenuitvoerlegging van grensoverschrijdende projecten te vergemakkelijken. Zij komen tevens in aanmerking voor financiële steun uit de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF). 3  

Energie is goed voor 5,35 miljard 4 euro op een totale begroting van 30,44 miljard euro 5 voor vervoer, energie en telecommunicatie voor de periode 2014-2020.

Via de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen wordt steun verleend om projecten mogelijk te maken die de grootste toegevoegde waarde bieden in het kader van het Europees energiebeleid. Voor de financiering van werkzaamheden via de CEF gelden zeer strikte regels. Een project kan slechts aanspraak maken op steun als alle andere instrumenten, zoals financiering door tarieven of langetermijnfinanciering door schulden, tekort schieten om de investering rond te krijgen.

  • 2. 
    Offshore-windenergieprojecten

2.1    Reeds geboekte vooruitgang

Het EEPR sub-programma bestond uit negen projecten waarbij 565 miljoen euro steun wordt verleend, verdeeld over twee belangrijke types activiteiten:

  • • 
    grootschalige beproeving, fabricage en ingebruikname van innovatieve windturbines en offshore funderingsstructuren (6 projecten); en
  • • 
    ontwikkeling van modulegebaseerde oplossingen voor de netwerkintegratie van grote hoeveelheden windenergie (3 projecten).

drie van de negen projecten zijn afgerond en twee zijn voortijdig stopgezet. Voor de projecten is reeds 237 606 431 euro uitbetaald.

2.2    Voortgang per sector

2.2.1    Vooruitgang op het gebied van innovatieve turbines en offshore-structuren

Het Nordsee Ost-project heeft vertraging opgelopen door een combinatie van slechte weersomstandigheden in 2014/15 en technische problemen met de aansluitingen van de windturbines op het net. De uitvoeringstermijn is verlengd tot eind 2015.

De realisatie van het offshore-windmolenpark van Aberdeen en het Wind Deployment Centre blijft met grote moeilijkheden kampen. In Aberdeen heeft het project vertraging opgelopen door moeilijkheden bij het verkrijgen van de offshore- en onshore-vergunningen (waartegen beroepsprocedures lopen). Volgens de jongste ramingen wordt het definitief investeringsbesluit verwacht in het vierde kwartaal van 2016 (voor een oplevering in 2019). Voor het Global Tech I-project werd geen mede-investeerder gevonden. Derhalve heeft de Commissie in april 2015 bevestigd dat het project met terugwerkende kracht wordt stopgezet vanaf 1 januari 2014.

2.2.2    Vooruitgang bij de integratie van windenergie in het net

Eén project, HVDC Hub, is stopgezet. De projecten voor het windmolenpark Kriegers Flak en de COBRA-kabel zijn na verschillende jaren van technologische en financiële moeilijkheden in uitvoering.

Het nieuwe voorstel van de bedrijven voor Kriegers Flak is verenigbaar met het EEPR. In januari 2015 hebben de projectpartners door de ondertekening van een geactualiseerde samenwerkingsovereenkomst een definitief investeringsbesluit genomen op basis van het nieuwe technisch concept. De offshore-innterconnector moet eind 2018 worden opgeleverd.

De subsidieovereenkomst voor de Cobra-kabel is gewijzigd en de looptijd van de actie verlengd tot december 2017. De procedure voor de aankoop van de convertoren en kabel is geopend en het contract zou in november 2015 moeten worden gegund. Het definitieve investeringsbesluit wordt in het tweede kwartaal van 2016 genomen als alle vergunningen voor het tracé zijn afgegeven en de contracten met de leveranciers van de kabel en de convertorstations binnen het budget van 621 miljoen euro passen. Wanneer die voorwaarden vervuld zijn, moet de kabel drie jaar later operationeel zijn.

  • 3. 
    Koolstofafvang en –opslag

Het EEPR-subprogramma omvatte zes projecten en in totaal 1 miljard euro steun voor projecten ter demonstratie van het volledige koolstofafvang, -transport en -opslagproces.

Eén project met betrekking tot operationele proefinstallaties voor afvang, vervoer en opslag is afgerond. Drie projecten werden voortijdig stopgezet; twee andere lopen nog. Voor deze projecten is 426 982 066 euro uitbetaald.

Voortgang van de CCS-projecten

De resterende twee projecten, ROAD (in Nederland) en Don Valley (in het VK), blijven grote moeilijkheden ondervinden om de vereiste financiële middelen te verzamelen voor zowel de bouw als de exploitatie.

Het Don Valley-project heeft grote vooruitgang geboekt bij de bouw van infrastructuur voor het transport en de opslag van CO2, die zal worden gedeeld met het via het NER300-programma medegefinancierde Withe Rose-project en andere potentiële CCS-projecten in de Humberregio. De toekomst van de CCS-elektriciteitscentrale is echter volledig afhankelijk van het verkrijgen van operationele steun via de 'Contract for Difference'-regeling in het VK. In augustus 2014 heeft de Britse regering een beleidsdocument gepubliceerd waarin zij haar volgende stappen inzake CCS uiteenzet. Daarin komt ook de ontwikkeling van de 'Contract for Difference'-regeling voor CCS-projecten zoals Don Valley aan bod. De Commissie zet het overleg met zowel de projectpartners als de Britse regering over het tijdschema en de vooruitzichten voort om tot een definitief investeringsbesluit te komen. Daarbij zal ook worden gesproken over een aanpassing van de overeenkomst, rekening houdend met de vertraging bij de ontwikkeling van de CfD-regeling en de geplande nieuwe technologie voor CO2-afvang na de overname van de projectcoördinatie door een nieuwe investeerder in december 2014.

Door de lage CO2-prijs kampt het ROAD-project met een financieel tekort ten opzichte van de oorspronkelijke berekeningen. De Europese Commissie heeft grote inspanningen geleverd om in overleg met de betrokken lidstaten, de industriële partners en Noorwegen een oplossing te zoeken. Als resultaat werd in het kader van het project een nieuwe alternatieve oplossing voor CO2-opslag onderzocht, die de kosten voor het transport en de opslag van CO2 aanzienlijk zou drukken dankzij de kleinere afstand tot de kust. De Commissie ontving ook concrete blijken van belangstelling voor een ERA-NET-cofinanciering in het kader van Horizon 2020 om de exploitatie van het eerste Europees demonstratieproject voor naverbrandingsafvang bij een kolengestookte elektriciteitscentrale te ondersteunen en dit project in de schijnwerpers te plaatsen. Hiermee zou worden aangetoond dat bestaande kolencentrales met deze technologie kunnen worden aangepast.

III.     EUROPEES FONDS VOOR ENERGIE-EFFICIËNTIE (EEE-F)

In december 2010 werd 146,3 miljoen euro uit het Europees energieprogramma voor herstel (EEPR) toegewezen aan een financieringsregeling ter ondersteuning van duurzame-energieprojecten 6 . De EU stelde 125 miljoen euro ter beschikking van het Europees Fonds voor energie-efficiëntie, opgericht in juli 2011 en met een totaal vermogen van 265 miljoen euro 7 , ondersteund door een faciliteit voor technische bijstand met een begroting van 20 miljoen euro en een subsidiepot van 1,3 miljoen euro voor bewustmakingsactiviteiten.

Het EEE-F verstrekt aan lokale of regionale overheden, of particuliere entiteiten die in opdracht daarvan handelen, financiering op maat (zowel schuld- als eigenvermogeninstrumenten) voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en schoon stedelijk vervoer.

  • 1. 
    Reeds geboekte vooruitgang

Europees Fonds voor Energie-efficiëntie (EEE-F)

In 2014 werd een handtekening gezet onder twee nieuwe projecten in Nederland en Frankrijk. In Frankrijk wordt aan een particuliere onderneming die eigendom is van de regio Rhône Alpes 5 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de modernisering van schoolgebouwen tijdens de uitvoeringsfase en om het pad te effenen voor verdere financiering op lange termijn. De aanpak van deze onderneming is een mooi voorbeeld van de bundelingsmechanismen die nodig zijn om de Europese investeringen in energie-efficiëntie aan te zwengelen.

De Nederlandse stad Venlo heeft een langetermijncontract gesloten voor de modernisering van de openbare verlichting. Er wordt 8,5 miljoen euro geïnvesteerd om 16 000 lichtpunten uit te rusten met LED-lampen (73 % van alle lichtpunten in de stad) en de energiefactuur met meer dan 40 % te verlagen.

Sinds zijn oprichting op 31 december 2014 heeft het fonds voor een bedrag van 115 miljoen euro contracten gesloten met negen projecten, die samen uiteindelijk een investering van 216 miljoen euro vertegenwoordigen. Verder is 70 miljoen euro toegewezen aan drie projecten 8 .

Er is een raamwerk ontwikkeld voor de beoordeling van en rapportering over de besparingen van primaire energie en CO2-equivalenten. Eind 2014 was de CO2-uitstoot dankzij de EEE-F-investeringen met 96 000 ton verminderd, het equivalent van de jaarlijkse CO2-uitstoot van 12 000 Europeanen.

Faciliteit voor technische bijstand

In 2014 werd aan zeven lokale overheden 9 een extra budget van 5,5 miljoen euro toegewezen voor projectontwikkelingsactiviteiten. Dit bedrag moet als hefboom dienen voor 127 miljoen euro investeringen of 23 maal de door de faciliteit ingebrachte middelen.

In totaal wordt via de door de Commissie gefinancierde faciliteit voor technische bijstand 17 miljoen euro 10 geïnvesteerd in de structurering van 16 projecten. Verschillende factoren kunnen aan de basis liggen van kleine niet toegewezen bedragen. Ten eerste waren de in de aanloopfase van het fonds geselecteerde projecten verder gevorderd en ontwikkeld en was er geen behoefte aan technische bijstand. Uit de ervaring met de faciliteit voor technische bijstand is gebleken dat bij de financiering van projecten op het gebied van energie-efficiëntie talrijke problemen rijzen, zoals het aantal aanvragen dat lager ligt dan de verwachtingen bij de oprichting van het fonds (slechts een beperkt aantal verzoeken om technische bijstand waren klaar om te worden ingediend), wijzigingen aan projecten naar aanleiding van politieke verschuivingen in regeringen of noodzakelijke aanpassingen na de eerste haalbaarheidsstudies.

Bewustmakingsacties

Het Europees centrum voor PPP-deskundigheid (EPEC) 11 heeft zijn bewustmakingscampagne afgerond met een focus op 3 aspecten: ondersteuning van de vaststelling van energieprestatiecontracten in de lidstaten, bevordering van een optimaal gebruik van de structuur- en cohesiefondsen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en verspreiding van informatie over recente beleidsontwikkelingen en -prioriteiten voor het meerjarig financieel kader 2014-2020. Op basis van factsheets en landenstrategieën werden in verschillende lidstaten gespecialiseerde workshops en follow-upactiviteiten georganiseerd.

Voornaamste conclusies & vooruitzichten

Het EEE-F streeft naar een betere geografische dekking, met name in Centraal- en Oost-Europa, om in te spelen op de verschillende behoeften van lokale en regionale overheden in Europa.

Het fonds beschikt vandaag over een geleidelijk opgebouwde track record van renderende investeringen en zal actief op zoek gaan naar nieuwe belangrijke investeerders die het EU-hefboomeffect verder kunnen versterken.

IV.    Algemene conclusies

Het EEPR heeft goede resultaten opgeleverd. De meeste projecten voor gas- en elektriciteitsinfrastructuur zijn klaar. Waar nodig, heeft de Commissie besloten projecten stop te zetten en zij oefent een strikt toezicht uit op de controle en monitoring van projecten.

Off-shorewindprojecten blijken complexer dan gedacht en de jongste vijf jaar is heel wat technologische knowhow vergaard. Hetzelfde geldt voor CCS-projecten, waarvan er een aantal vertraging hebben opgelopen of stopgezet zijn door moeilijkheden om aanvullende financiering te vinden.

Het EEE-F is ook succesvol geweest: er is een commercieel fonds opgezet dat zal blijven groeien, dat financiële oplossingen zal leveren en winst zal maken waarmee de administratieve kosten, het dividend van de aandeelhouders en de vestigingskosten kunnen worden gedekt.

(1)

Verslag van 2014, aangenomen op 28 oktober 2014, COM(2014) 669

(2)

Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39.

(3)

Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129.

(4)

Na de verschuiving van middelen uit de CEF-energie (5,85 miljard euro) naar het EFSI.

(5)

Na de verschuiving van 2,8 miljard euro uit de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF) naar het EFSI.

(6)

Verordening (EU) nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie.

(7)

Naast de Europese Commissie hebben de volgende instanties een bijdrage geleverd: de Europese Investeringsbank: 75 miljoen euro, Cassa Depositi e Prestiti SpA (CDP): 60 miljoen euro, en de Investment Manager Deutsche Bank (DB): 5 miljoen euro.

(8)

Een van de projecten waaraan in maart 2014 middelen werden toegewezen, is stopgezet.

(9)

In Nederland, België, Ierland en Portugal.

(10)

Via de Faciliteit voor technische bijstand is steun verleend voor vier andere projecten.

(11)

Het Europese PPP-expertisecentrum (EPEC) is een gemeenschappelijk initiatief van de EIB, de Europese Commissie en de EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten. Het EPEC biedt zijn leden uit de overheidssector ondersteuning om publiek-private partnerschappen (PPP) op te zetten. http://www.eib.org/epec/ .

 
 

2.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.