Aanbevelingen aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële procedures

1.

Tekst

25.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 439/1

 

De onderstaande tekst is een update van de aanbevelingen aan de nationale rechterlijke instanties die daags na de inwerkingtreding, op 1 november 2012, van het nieuwe Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie (PB C 338 van 6.11.2012, blz. 1) zijn vastgesteld. Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op de ervaring die is opgedaan met de toepassing van dit Reglement (1) en op de meest recente rechtspraak. De aanbevelingen hebben tot doel om de essentiële kenmerken van de prejudiciële procedure in herinnering te brengen en om de rechterlijke instanties die zich met een prejudicieel verzoek tot het Hof wenden, alle praktische aanwijzingen te geven zodat het Hof een nuttig antwoord op dit verzoek kan geven.

AANBEVELINGEN

aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële procedures

(2016/C 439/01)

Inleiding

 
 

1.

De prejudiciële verwijzing, waarin is voorzien in artikel 19, lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: „VEU”) en in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: „VWEU”), is een mechanisme van fundamenteel belang in het recht van de Europese Unie. Het mechanisme moet waarborgen dat dit recht binnen de Unie uniform wordt uitgelegd en toegepast, door aan de rechterlijke instanties van de lidstaten een instrument te bieden waarmee zij zich prejudicieel tot het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: „Hof”) kunnen wenden met vragen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van handelingen van de instellingen, de organen en de instanties van de Unie.

 
 

2.

De prejudiciële procedure berust op een nauwe samenwerking tussen het Hof en de rechterlijke instanties van de lidstaten. Met het oog op de doeltreffendheid van deze procedure is het noodzakelijk om de voornaamste kenmerken ervan in herinnering te brengen en om bepaalde verduidelijkingen aan te brengen ten aanzien van de bepalingen van het Reglement voor de procesvoering met betrekking tot onder meer de auteur en de strekking van het verzoek om een prejudiciële beslissing, alsook de vorm en de inhoud van een dergelijk verzoek. Deze verduidelijkingen — die voor alle verzoeken om een prejudiciële beslissing gelden (I) — worden aangevuld door bepalingen die van toepassing zijn op verzoeken om een prejudiciële beslissing die bijzonder snel moeten worden behandeld (II) en door een bijlage waarin de essentiële bestanddelen van elk verzoek om een prejudiciële beslissing kort worden herhaald.

  • I. 
    Bepalingen die op alle verzoeken om een prejudiciële beslissing van toepassing zijn

Auteur van het verzoek om een prejudiciële beslissing

 
 

3.

De bevoegdheid van het Hof om bij prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie, wordt uitsluitend op initiatief van de nationale rechterlijke instanties uitgeoefend, ongeacht of de partijen in het hoofdgeding al dan niet de wens hebben geuit dat de rechter zich tot het Hof wendt. De nationale rechterlijke instantie waarbij een geding aanhangig is, zal de verantwoordelijkheid voor de te geven rechterlijke beslissing dragen. Daarom is het alleen aan haar om aan de hand van de bijzonderheden van elke zaak te beoordelen of een verzoek om een prejudiciële beslissing noodzakelijk is om uitspraak te kunnen doen en of de vragen die zij aan het Hof stelt, relevant zijn.

 
 

4.

Het Hof legt de hoedanigheid van rechterlijke instantie uit als een autonoom begrip van het recht van de Unie. Daarbij houdt het Hof rekening met een reeks van factoren, zoals de wettelijke grondslag van het orgaan dat een verzoek heeft ingediend, het permanente karakter en de verplichte rechtsmacht ervan, het feit dat het orgaan uitspraak doet na een procedure op tegenspraak, de toepassing door het orgaan van rechtsregels en de onafhankelijkheid van dat orgaan.

 
 

5.

De rechterlijke instanties van de lidstaten kunnen zich tot het Hof wenden met een vraag over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie wanneer zij van oordeel zijn dat een beslissing van het Hof daarover noodzakelijk is om uitspraak te kunnen doen (zie artikel 267, tweede alinea, VWEU). Een prejudiciële verwijzing kan met name bijzonder nuttig zijn wanneer voor de nationale rechterlijke instantie een nieuwe uitleggingsvraag wordt opgeworpen die van belang is voor de uniforme toepassing van het recht van de Unie, of wanneer de bestaande rechtspraak niet voldoende duidelijk is voor een nieuw feitelijk of rechtskader.

 
 

6.

Wanneer een vraag wordt opgeworpen in het kader van een zaak die aanhangig is bij een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hogere voorziening, is deze instantie evenwel verplicht om zich met een verzoek om een prejudiciële beslissing tot het Hof te wenden (zie artikel 267, derde alinea, VWEU), tenzij er ter zake al vaste rechtspraak is of er geen ruimte is voor redelijke twijfel over de juiste uitlegging van de betrokken rechtsregel.

 
 

7.

Bovendien volgt uit vaste rechtspraak dat de nationale rechterlijke instanties weliswaar de voor hen aangevoerde ongeldigheidsgronden tegen een handeling van de instellingen, de organen en de instanties van de Unie kunnen verwerpen, maar dat alleen het Hof een dergelijke handeling ongeldig kan verklaren. Wanneer zij twijfels heeft over de geldigheid van een dergelijke handeling, moet een rechterlijke instantie van een lidstaat zich dan ook tot het Hof wenden, met vermelding van de redenen waarom deze handeling volgens haar ongeldig is.

Voorwerp en strekking van het verzoek om een prejudiciële beslissing

 
 

8.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing dient betrekking te hebben op de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie en niet op de uitlegging van de regels van het nationale recht of op feitelijke vragen die in het kader van het hoofdgeding worden opgeworpen.

 
 

9.

Het Hof kan alleen uitspraak doen over een verzoek om een prejudiciële beslissing wanneer het recht van de Unie van toepassing is op de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt. In dat verband is het onontbeerlijk dat de verwijzende rechterlijke instantie alle relevante gegevens, feitelijk en rechtens, uiteenzet waarom zij meent dat de bepalingen van het Unierecht op de zaak van toepassing zouden kunnen zijn.

 
 

10.

Wat betreft de prejudiciële verwijzingen die op de uitlegging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie betrekking hebben, moet eraan worden herinnerd dat artikel 51, lid 1, daarvan bepaalt dat de bepalingen van het Handvest uitsluitend tot de lidstaten zijn gericht wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Hoewel het recht van de Unie op diverse manieren ten uitvoer kan worden gebracht, moet niettemin duidelijk en ondubbelzinnig uit het verzoek om een prejudiciële beslissing blijken dat een andere regel van het Unierecht dan het Handvest van toepassing is op de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt. Het Hof is niet bevoegd om over een verzoek om een prejudiciële beslissing uitspraak te doen wanneer een rechtssituatie niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt. Daarom kunnen de eventueel door de verwijzende rechterlijke instantie ingeroepen bepalingen van het Handvest niet op zich de grondslag voor die bevoegdheid vormen.

 
 

11.

Hoewel het Hof noodzakelijkerwijs rekening houdt met het feitelijke en het rechtskader van het hoofdgeding zoals dat door de verwijzende rechterlijke instantie is omschreven in haar verzoek om een prejudiciële beslissing, past het Hof het Unierecht niet zelf toe op dit geding. Wanneer het Hof zich uitspreekt over de uitlegging of de geldigheid van het Unierecht, tracht het een antwoord te geven dat nuttig is voor de beslechting van het hoofdgeding, maar het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om daaruit de concrete gevolgen te trekken, waar nodig door de nationale regel die onverenigbaar is met het Unierecht buiten toepassing te laten.

Aangewezen moment om prejudicieel te verwijzen

 
 

12.

Een nationale rechterlijke instantie kan het Hof een verzoek om een prejudiciële beslissing voorleggen zodra zij vaststelt dat een beslissing over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie nodig is om uitspraak te kunnen doen. Deze rechterlijke instantie kan immers het best beoordelen in welk stadium van de procedure een dergelijk verzoek moet worden gedaan.

 
 

13.

Het verzoek van de nationale rechter zal de grondslag vormen voor de procedure die zich voor het Hof zal afspelen. Het Hof moet over alle gegevens beschikken om na te kunnen gaan of het bevoegd is om op de gestelde vragen te antwoorden en, indien dit het geval is, om een nuttig antwoord op die vragen te geven. Daarom is het noodzakelijk dat de beslissing om prejudicieel te verwijzen pas wordt genomen wanneer de procedure zo ver is gevorderd dat de verwijzende rechterlijke instantie het feitelijke en het rechtskader van de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt voldoende nauwkeurig kan afbakenen, evenals de rechtsvragen die zij opwerpt. In het belang van een goede rechtsbedeling kan het ook nuttig zijn pas te verwijzen nadat de partijen zijn gehoord.

Vorm en inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing

 
 

14.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing kan elke vorm aannemen die het nationale recht voor procesincidenten toelaat, maar daarbij moet voor ogen worden gehouden dat dit verzoek de grondslag zal vormen voor de procedure bij het Hof en dat dit zal worden betekend aan alle in artikel 23 van het Statuut van het Hof (hierna: „Statuut”) bedoelde belanghebbenden, en met name aan alle lidstaten, om hun eventuele opmerkingen te ontvangen. De daarmee samenhangende noodzaak om het verzoek om een prejudiciële beslissing in alle officiële talen van de Europese Unie te vertalen, brengt met zich mee dat de verwijzende rechterlijke instantie een eenvoudige, duidelijke en nauwkeurige schrijfwijze dient te hanteren, zonder overbodige uitweidingen. De ervaring wijst uit dat een tiental bladzijden doorgaans volstaat om het feitelijke en het rechtskader van een verzoek om een prejudiciële beslissing naar behoren uiteen te zetten.

 
 

15.

De vereisten voor de inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing zijn vastgelegd in artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof en zijn in het kort weergegeven in de bijlage bij dit document. Naast de tekst zelf van de aan het Hof gestelde prejudiciële vragen moet het verzoek om een prejudiciële beslissing het volgende bevatten:

 

een summier overzicht van het voorwerp van het geschil en de relevante feiten zoals die door de verwijzende rechterlijke instantie zijn vastgesteld, of ten minste een uiteenzetting van de feitelijke gegevens waarop de prejudiciële vragen berusten;

 

de inhoud van de nationale bepalingen die op de zaak van toepassing kunnen zijn en, in voorkomend geval, de relevante nationale rechtspraak, en

 

de uiteenzetting van de redenen die de verwijzende rechter ertoe hebben gebracht om zich over de uitlegging of de geldigheid van bepalingen van het recht van de Unie vragen te stellen, alsook het verband tussen deze bepalingen en de nationale regelgeving die op het hoofdgeding toepasselijk is.

Indien een of meer van de bovenstaande elementen ontbreken, kan het zijn dat het Hof zich onbevoegd moet verklaren om over de prejudicieel gestelde vragen uitspraak te doen, of het verzoek om een prejudiciële beslissing niet-ontvankelijk moet verklaren.

 
 

16.

De verwijzende rechterlijke instantie moet in haar verzoek om een prejudiciële beslissing nauwkeurige verwijzingen opnemen naar de nationale bepalingen die op de feiten van het hoofdgeding van toepassing zijn, en nauwkeurig de bepalingen van het Unierecht aangeven waarvan om uitlegging wordt verzocht of waarvan de geldigheid aan de orde wordt gesteld. Het verzoek bevat, in voorkomend geval, een beknopte samenvatting van de relevante argumenten van de partijen in het hoofdgeding. In die context is het nuttig erop te wijzen dat alleen het verzoek om een prejudiciële beslissing wordt vertaald, en niet de eventuele bijlagen bij dit verzoek.

 
 

17.

De verwijzende rechterlijke instantie kan ook beknopt vermelden hoe de prejudiciële vragen haars inziens zouden moeten worden beantwoord. Een dergelijke aanwijzing kan voor het Hof nuttig zijn, in het bijzonder wanneer het uitspraak moet doen op een verzoek in het kader van een versnelde procedure of een spoedprocedure.

 
 

18.

De aan het Hof gestelde prejudiciële vragen moeten zijn opgenomen in een afzonderlijk en duidelijk onderscheiden deel van de verwijzingsbeslissing, bij voorkeur aan het begin of het einde daarvan. Zij moeten op zich kunnen worden begrepen, zonder dat de motivering van het verzoek hoeft te worden geraadpleegd.

 
 

19.

Omwille van de leesbaarheid is het van wezenlijk belang dat het verzoek om een prejudiciële beslissing het Hof in uitgetypte vorm bereikt en dat de pagina's en alinea's van de verwijzingsbeslissing worden genummerd.

 
 

20.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing moet van een datum en een handtekening zijn voorzien en vervolgens aangetekend aan de griffie van het Hof worden toegezonden op het volgende adres: Rue du Fort Niedergrünewald, L-2925 Luxembourg. Dit verzoek moet vergezeld gaan van alle relevante documenten, met name de nauwkeurige contactgegevens van de partijen in het hoofdgeding en hun eventuele vertegenwoordigers, alsook het procesdossier van de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt of een afschrift daarvan. Dit dossier (of het afschrift ervan) wordt voor de gehele duur van de procedure ter griffie bewaard, waar het, behoudens andersluidende aanwijzingen van de verwijzende rechterlijke instantie, door de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden kan worden ingezien.

 
 

21.

Het Hof neemt in de prejudiciële procedure in beginsel de gegevens uit de verwijzingsbeslissing over, ook de namen van personen of gegevens van persoonlijke aard. Het staat dus aan de verwijzende rechterlijke instantie zelf om, wanneer zij dit noodzakelijk acht, in haar verzoek om een prejudiciële beslissing bepaalde gegevens onleesbaar te maken of om te zorgen voor anonimisering van de gegevens van een of meer van de personen of entiteiten die betrokken zijn bij het hoofdgeding.

 
 

22.

Na de neerlegging van het verzoek om een prejudiciële beslissing kan het Hof zelf ook ambtshalve of op verzoek van de verwijzende rechterlijke instantie of een partij in het hoofdgeding tot anonimisering overgaan. Wil het doeltreffend zijn, dan moet een dergelijk verzoek zo vroeg mogelijk in de procedure worden gedaan en in elk geval vóór de bekendmaking van de mededeling over de zaak in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie en de betekening van het verzoek om een prejudiciële beslissing aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden, die in de regel ongeveer een maand na de neerlegging van het verzoek om een prejudiciële beslissing plaatsvindt. Wegens het toenemende gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën is anonimisering na deze publicatie en betekening van weinig praktisch nut.

Interactie tussen de prejudiciële verwijzing en de nationale procedure

 
 

23.

Hoewel de verwijzende rechterlijke instantie bevoegd blijft om voorlopige maatregelen te nemen, in het bijzonder bij een verwijzing ter beoordeling van de geldigheid, brengt de neerlegging van een verzoek om een prejudiciële beslissing mee dat de nationale procedure wordt geschorst totdat het Hof uitspraak heeft gedaan.

 
 

24.

Een verzoek om een prejudiciële beslissing blijft in beginsel bij het Hof aanhangig zolang dit niet is ingetrokken. Daarbij moet de rol van het Hof in het kader van de prejudiciële procedure voor ogen worden gehouden, die erin bestaat om tot een doeltreffende rechtsbedeling in de lidstaten bij te dragen, en niet om rechtsgeleerde adviezen te formuleren over algemene of hypothetische vragen. De prejudiciële procedure veronderstelt dat er daadwerkelijk een geschil bij de verwijzende rechterlijke instantie aanhangig is. Daarbij is het aan laatstgenoemde om het Hof in kennis te stellen van enig procesincident dat een weerslag kan hebben op de aanhangigheid van de zaak voor deze nationale instantie, en meer bepaald van elke afstand van instantie, minnelijke regeling of een ander incident waardoor een einde komt aan het geding. Deze rechterlijke instantie dient het Hof tevens in kennis te stellen van een eventuele beslissing in het kader van een beroep tegen de verwijzingsbeslissing en de gevolgen ervan voor het verzoek om een prejudiciële beslissing.

 
 

25.

In het belang van een goed verloop van de prejudiciële procedure bij het Hof en om het nuttig effect ervan te bewaren, is het belangrijk dat deze informatie zo snel mogelijk aan het Hof wordt meegedeeld. De aandacht van de nationale rechterlijke instanties wordt er verder op gevestigd dat de intrekking van een verzoek om een prejudiciële beslissing een weerslag kan hebben op de behandeling van vergelijkbare zaken (of reeksen van zaken) door de verwijzende rechterlijke instantie. Wanneer de afloop van meerdere aanhangige zaken voor de verwijzende rechterlijke instantie afhangt van het antwoord dat het Hof op de vragen van deze instantie zal geven, kan het aangewezen zijn om die zaken in het verzoek om een prejudiciële beslissing te voegen, om het Hof in staat te stellen om, ondanks de eventuele intrekking van een of meer zaken, op de vragen te antwoorden.

Kosten en rechtsbijstand

 
 

26.

De prejudiciële procedure voor het Hof is kosteloos. Het Hof beslist niet over de kosten van de partijen in het geding dat bij de verwijzende rechterlijke instantie aanhangig is; het staat aan deze laatste om daarover te beslissen.

 
 

27.

Indien een partij in het hoofdgeding over onvoldoende middelen beschikt en voor zover de nationale regels dit mogelijk maken, kan de verwijzende rechterlijke instantie deze partij rechtsbijstand toekennen ter dekking van de kosten die de procedure bij het Hof meebrengt, met name de kosten van vertegenwoordiging. Het Hof kan eveneens bijstand verlenen wanneer de belanghebbende niet reeds op nationaal vlak bijstand ontvangt of wanneer die bijstand de kosten van de procedure bij het Hof niet — of slechts gedeeltelijk — dekt.

Communicatie tussen het Hof en de nationale rechterlijke instantie

 
 

28.

De griffie van het Hof blijft gedurende de gehele procedure met de verwijzende rechterlijke instantie in contact. Zij zendt aan de verwijzende instantie een afschrift van alle processtukken toe en, in voorkomend geval, ook de verzoeken om toelichting of verduidelijking die noodzakelijk worden geacht om een nuttig antwoord te kunnen geven op de door die rechterlijke instantie gestelde vragen.

 
 

29.

Aan het einde van de procedure zendt de griffie de beslissing van het Hof aan de verwijzende rechterlijke instantie toe, die wordt verzocht het Hof te laten weten welk gevolg zij aan deze beslissing heeft gegeven in het hoofdgeding en de eindbeslissing in dat geding mee te delen.

II.   Bepalingen die van toepassing zijn op de verzoeken om een prejudiciële beslissing die bijzonder snel moeten worden behandeld

 
 

30.

Onder de voorwaarden in artikel 23 bis van het Statuut en de artikelen 105 tot en met 114 van het Reglement voor de procesvoering kan op een prejudiciële verwijzing in bepaalde omstandigheden een versnelde procedure of een spoedprocedure worden toegepast. Over de toepassing van deze procedures wordt door het Hof beslist op met redenen omkleed verzoek van de verwijzende rechterlijke instantie, waarin de feitelijke en juridische omstandigheden zijn vermeld die de toepassing van die procedure(s) rechtvaardigen. In uitzonderlijke gevallen kan het Hof hiertoe ambtshalve beslissen, op grond van de aard of de omstandigheden van de zaak.

Voorwaarden voor toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure

 
 

31.

Zo kan een prejudiciële verwijzing krachtens artikel 105 van het Reglement voor de procesvoering worden behandeld volgens een versnelde procedure die afwijkt van de bepalingen van dit Reglement, wanneer de aard van de zaak een behandeling binnen korte termijn vereist. Aangezien deze procedure grote druk legt op de deelnemers aan de procedure, en met name op alle lidstaten, die binnen veel kortere termijnen dan gewoonlijk hun schriftelijke of mondelinge opmerkingen zullen moeten indienen, mag alleen in bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat het Hof snel over de gestelde vragen uitspraak doet, om de toepassing ervan worden gevraagd. Volgens vaste rechtspraak is het groot aantal personen of rechtssituaties dat mogelijk wordt geraakt door de beslissing die de verwijzende rechterlijke instantie zal moeten nemen na bij het Hof een prejudiciële procedure aanhangig te hebben gemaakt, op zich geen uitzonderlijke omstandigheid die het beroep op de versnelde procedure kan rechtvaardigen.

 
 

32.

Het voorgaande geldt nog meer voor de prejudiciële spoedprocedure bedoeld in artikel 107 van het Reglement voor de procesvoering. Deze procedure, die slechts van toepassing is op de gebieden bedoeld in titel V van het derde deel van het VWEU, betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, legt immers een nog grotere druk op de betrokken deelnemers, aangezien zij het aantal partijen dat schriftelijke opmerkingen mag indienen beperkt en het mogelijk maakt dat in extreme spoedgevallen de schriftelijke behandeling voor het Hof geheel wordt overgeslagen. Om de toepassing van deze procedure mag dus uitsluitend worden verzocht wanneer het absoluut noodzakelijk is dat het Hof zeer snel uitspraak doet over de vragen van de verwijzende rechterlijke instantie.

 
 

33.

Ofschoon het niet mogelijk is om die omstandigheden hier uitputtend op te sommen, aangezien de rechtsregels van de Unie inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht veelomvattend zijn en zich geleidelijk ontwikkelen, kan een nationale rechterlijke instantie bij wijze van voorbeeld in de volgende situaties een verzoek om de prejudiciële spoedprocedure overwegen: in het geval, bedoeld in artikel 267, vierde alinea, VWEU, van een persoon die zich in hechtenis bevindt of wiens vrijheid is ontnomen, wanneer het antwoord op de opgeworpen vraag van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van de rechtspositie van deze persoon, of wanneer in een geschil betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid of het gezag over jonge kinderen de bevoegdheid van de rechter bij wie het geding op grond van het recht van de Unie aanhangig is gemaakt, afhangt van het antwoord op de prejudiciële vraag.

Verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure

 
 

34.

Teneinde het Hof in staat te stellen snel te kunnen beslissen over de vraag of de versnelde procedure of de spoedprocedure moet worden toegepast, moeten in het verzoek nauwkeurig de feitelijke en juridische omstandigheden worden uiteengezet die de spoedeisendheid aantonen, en in het bijzonder de risico's die worden gelopen indien de zaak volgens de normale procedure wordt behandeld. Waar mogelijk dient de verwijzende rechterlijke instantie tevens op beknopte wijze weer te geven hoe de gestelde vragen volgens haar moeten worden beantwoord. Een dergelijke indicatie vergemakkelijkt namelijk de standpuntbepaling van de partijen in het hoofdgeding en de andere belanghebbenden die in de procedure betrokken zijn, en draagt derhalve bij tot een snel verloop van de procedure.

 
 

35.

Het verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure moet in elk geval zodanig duidelijk uit het ingediende dossier blijken dat de griffie onmiddellijk kan vaststellen dat dit dossier een specifieke behandeling vereist. De verwijzende rechterlijke instantie wordt dan ook verzocht om aan te geven welke van beide procedures in de betrokken zaak aangewezen is, en om haar verzoek vergezeld te doen gaan van het relevante artikel van het Reglement voor de procesvoering (artikel 105, over de versnelde procedure, of artikel 107, over de spoedprocedure). Deze vermelding moet op een duidelijk herkenbare plaats in haar verwijzingsbeslissing voorkomen (bijvoorbeeld in de koptekst of in een afzonderlijke gerechtelijke akte). De verwijzende rechterlijke instantie kan eventueel ook attenderen op dit verzoek in een begeleidende brief.

 
 

36.

Wat de verwijzingsbeslissing zelf betreft, is het in geval van spoedeisendheid van nog groter belang dat zij beknopt is, daar dit bijdraagt tot een snel verloop van de procedure.

Contacten tussen het Hof, de verwijzende rechterlijke instantie en de partijen in het hoofdgeding

 
 

37.

Met het oog op een sneller en beter verloop van de contacten met de verwijzende rechterlijke instantie en de partijen in het hoofdgeding wordt de rechterlijke instantie die om de toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure verzoekt, verzocht het e-mailadres en eventueel het faxnummer aan te geven dat het Hof kan gebruiken, evenals de e-mailadressen en eventueel de faxnummers van de vertegenwoordigers van de betrokken partijen.

 
 

38.

Een afschrift van de ondertekende verwijzingsbeslissing, vergezeld van een verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure, kan voorafgaand per e-mail (ECJ-Registry@curia.europa.eu) of per fax (+ 352 433766) aan het Hof worden toegezonden. De behandeling van de verwijzing en van het verzoek kunnen onmiddellijk na ontvangst van dit afschrift aanvangen. De originelen van deze stukken moeten dan wel onverwijld aan de griffie van het Hof worden toegezonden.

 

 

BIJLAGE

Essentiële bestanddelen van een verzoek om een prejudiciële beslissing

  • 1. 
    Verwijzende rechterlijke instantie

Het verzoek om een prejudiciële beslissing moet een nauwkeurige vermelding bevatten van de verwijzende rechterlijke instantie, en, in voorkomend geval, van de kamer of rechtsprekende formatie van wie de verwijzing afkomstig is, en van de volledige contactgegevens van deze rechterlijke instantie, om de latere contacten tussen deze verwijzende rechterlijke instantie en het Hof van Justitie te vergemakkelijken.

  • 2. 
    Partijen in het hoofdgeding en hun vertegenwoordigers

De vermelding van de verwijzende rechterlijke instantie wordt gevolgd door die van de partijen in het hoofdgeding en, in voorkomend geval, de personen die hen voor de rechterlijke instantie vertegenwoordigen. Deze vermeldingen moeten zo volledig mogelijk zijn en in elk geval het juiste postadres van de betrokkenen, hun telefoon- of faxnummer en, voor zover zij daarover beschikken, hun e--mailadres omvatten. Deze kunnen in de verwijzingsbeslissing of in de begeleidende brief daarbij worden opgenomen.

Van belang zijn verder artikel 95 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof en punten 21 en 22 van deze aanbevelingen. Indien zij dit noodzakelijk acht, dient de verwijzende rechterlijke instantie zelf in haar verzoek om een prejudiciële beslissing bepaalde namen of gegevens onleesbaar te maken of naast het integrale verzoek om een prejudiciële beslissing een geanonimiseerde versie van dit verzoek toe te zenden, die als grondslag voor de procedure bij het Hof zal dienen.

  • 3. 
    Voorwerp van het hoofdgeding en relevante feiten

De verwijzende rechterlijke instantie dient beknopt het voorwerp van het hoofdgeding en de relevante feiten uiteen te zetten, zoals die door deze instantie zijn vastgesteld of aanvaard.

  • 4. 
    Relevante bepalingen van het recht

Het verzoek om een prejudiciële beslissing moet nauwkeurig de nationale bepalingen vermelden die op de feiten van het hoofdgeding toepasselijk zijn, waaronder in voorkomend geval de relevante rechtspraak wordt begrepen, en de bepalingen van het Unierecht waarvan om uitlegging wordt verzocht of waarvan de geldigheid aan de orde wordt gesteld. Deze vermeldingen moeten volledig zijn en de exacte titels en referenties van de betrokken bepalingen omvatten, evenals de vindplaatsen. Waar mogelijk, bevatten de aanhalingen van de nationale of Europese rechtspraak ook het ECLI-nummer („European Case Law Identifier”) van de betrokken beslissing.

  • 5. 
    Motivering van de verwijzing

Het Hof kan alleen uitspraak doen over het verzoek om een prejudiciële beslissing indien het recht van de Unie van toepassing is op de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt. De verwijzende rechterlijke instantie moet dan ook de redenen uiteenzetten die haar ertoe hebben gebracht zich vragen te stellen over de uitlegging of de geldigheid van de bepalingen van het Unierecht en welk verband zij heeft vastgesteld tussen die bepalingen en de nationale regelgeving die op het hoofdgeding toepasselijk is. Indien zij dat nuttig acht voor het begrip van de zaak, kan de verwijzende rechterlijke instantie hier de argumenten van de partijen op dat punt weergeven.

  • 6. 
    Prejudiciële vragen

De verwijzende rechterlijke instantie vermeldt duidelijk en afzonderlijk de prejudiciële vragen die zij aan het Hof stelt. Deze vragen moeten op zich kunnen worden begrepen, zonder dat de motivering van het verzoek om een prejudiciële beslissing hoeft te worden geraadpleegd.

Waar mogelijk, geeft de verwijzende rechterlijke instantie ook beknopt aan welk antwoord volgens haar op de prejudiciële vragen moet worden gegeven.

  • 7. 
    Eventuele noodzaak van een specifieke behandeling

Wanneer de verwijzende rechterlijke instantie van oordeel is dat het verzoek dat bij het Hof wordt ingediend een specifieke behandeling vereist, wat betreft de noodzaak om de anonimiteit van personen op wie het hoofdgeding betrekking heeft te bewaren, of wat betreft de eventuele spoed waarmee het verzoek door het Hof moet worden behandeld, moet zij de redenen die voor een dergelijke behandeling pleiten omstandig uiteenzetten in het verzoek om een prejudiciële beslissing en, in voorkomend geval, ook in het begeleidende schrijven.

Formele aspecten van het verzoek om een prejudiciële beslissing

De verzoeken om een prejudiciële beslissing moeten zodanig worden ingediend dat zij daarna elektronisch kunnen worden behandeld door het Hof en meer bepaald dat zij kunnen worden gescand en aan tekstherkenning kunnen worden onderworpen. Daartoe:

 

moeten de verzoeken in uitgetypte vorm op ongelijnd, blanco papier van A4-formaat worden ingediend;

 

moet het lettertype gangbaar zijn (zoals Times New Roman, Courrier of Arial) en een grootte hebben van ten minste 12 punten in de tekst en 10 punten in de eventuele voetnoten, met een regelafstand van 1,5 en horizontale en verticale marges van ten minste 2,5 cm (bovenaan, onderaan, links en rechts van de pagina), en

 

moeten alle pagina's van het verzoek en ook de alinea's die het bevat, doorlopend en in oplopende volgorde worden genummerd.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing moet van een datum en een handtekening zijn voorzien. Het moet, samen met het procesdossier van de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt, aangetekend worden toegezonden aan de griffie van het Hof, Rue du Fort Niedergrünewald, L-2925 Luxembourg.

Wanneer om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure wordt verzocht, is het aanbevolen om eerst een ondertekend afschrift van het verzoek om een prejudiciële beslissing per e-mail (ECJ-Registry@curia.europa.eu) of fax (+352 433766) toe te zenden, en daarna het origineel van dit verzoek per aangetekende post.

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.