Delen welvaart ouderen schromelijk mislukt - Hoofdinhoud
Eerlijk delen van lusten en lasten was - terecht - de hoeksteen van het beleid van het kabinet Rutte II. Maar wat is daarvan terechtgekomen? Voor ouderen en AOW’ers absoluut te weinig! Het delen van de welvaart met hen is schromelijk mislukt.
Mijn inbreng bij het debat over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma:
“50PLUS staat voor een gelijkmatige, evenwichtige koopkrachtontwikkeling voor mensen die werken, mensen die niet kunnen werken en mensen die gewerkt hebben. Het Regeerakkoord van het VVD-PvdA-kabinet Rutte-Asscher zegt te steunen op drie pijlers. Naast het op orde brengen van de overheidsfinanciën [1] wil het kabinet ‘welvaart delen’ [2] en een duurzame economische groei stimuleren [3].
Het regeerakkoord omschrijft de tweede pijler ook als ‘eerlijk delen’. De oorsprong van dit begrip is duidelijk. In het conceptverkiezingsprogramma van de PvdA lezen wij: ‘iedereen moet meeprofiteren van economisch herstel’. Elders in het zelfde programma lees ik dat ongelijkheid fundamenteel het vertrouwen aantast dat mensen in de samenleving hebben. Ik ben het méér dan eens met die wijze woorden, en ik neem aan dat deze door minister Asscher volledig worden gedeeld. ‘Lusten en lasten eerlijk delen’, dáár komt het op aan volgens een eerder verkiezingsprogramma van de PvdA. Eerlijk delen van lusten en lasten is dus terecht hoeksteen van het regeerakkoord. Nu de vraag: Wat is hiervan terechtgekomen onder het kabinet Rutte II?
Onlangs heeft het kabinet een grondige terugblik gepresenteerd op het inkomensbeleid en de koopkrachtontwikkeling in de periode 2012-2017. Ruim 30 bladzijden aan koopkrachtinformatie, grafieken, tabellen en statistische puntenwolken. Ik begin met het goede nieuws.
De mediane koopkracht van alle huishoudens samen is in deze periode met 5,5% gestegen. 1,7% van die groei is toe te rekenen aan gericht beleid van het kabinet. 3,4% aan autonome economische groei. Elders lezen wij dat ouderen met een laag inkomen (dat is tot 120% wettelijk minimum loon) ‘er op vooruit zijn gegaan’. ‘Gericht beleid heeft hier aan bijgedragen’, zo lezen we. Grondige bestudering van de notitie levert een beeld op dat deze - toegegeven positieve punten, óók voor ouderen - in een ander daglicht plaatst.
-0,6% koopkracht voor gepensioneerden
+7,9% koopkracht voor werkenden
De opgetelde mediane koopkracht voor álle gepensioneerden is in de periode 2012-2017 - deze kabinetsperiode dus -per saldo 0,6% negatief geweest. Daarvan is nota bene rond 0,4% veroorzaakt - ja u hoort het goed, veroorzaakt - door kabinetsbeleid! Voor geen enkele bevolkingsgroep is de negatieve invloed van kabinetsbeleid relatief zo groot geweest als voor gepensioneerden. De 0,6% negatieve koopkrachtontwikkeling voor gepensioneerden steekt wel heel schril af bij de 7,9% positieve koopkrachtontwikkeling voor werkenden in diezelfde periode. Opgeteld een verschil van 8,5% met gepensioneerden dus, ontstaan in deze kabinetsperiode. Daar heeft gericht kabinetsbeleid fors aan bijgedragen. Mijn eerste vraag aan de minister: is dát evenwichtig, is dát eerlijk delen van welvaart?
In de koopkrachtnotitie lees ik op meerdere plaatsen, dat de koopkracht van gepensioneerden in doorsnee gedaald is en dat dit ‘met name het gevolg is van achterblijvende pensioenindexatie’. Het niet indexeren wordt - als ik de notitie goed begrijp - min of meer beschouwd als een zaak waar de overheid géén invloed op zou hebben, ja iets zoals het weer. De notitie geeft tot in detail een overzicht van onderdelen van inkomensbeleid, die van invloed zijn geweest op de koopkracht. Echter, vermelding van beleid ten aanzien van het tweede pijler-pensioen ontbreekt. Dat beleid is strikt genomen inderdaad géén inkomensbeleid, maar heeft wel aanzienlijke invloed op het inkomen en de koopkracht gehad. Het niet vermelden van effecten van pensioenbeleid is opmerkelijk, want het kabinet is op tenminste twee punten mede verantwoordelijk voor beleid dat - laat ik het heel voorzichtig zeggen - van betekenis is geweest voor het niet-indexeren en mogelijk korten van pensioenen. En dus voor de koopkracht van miljoenen mensen. Dan doel ik op het nieuwe financiële toetsingskader voor pensioenfondsen (Nftk) en de nieuwe marktrentegevoelige rekenrenteregels die in 2015 van kracht werden.
Is minister Asscher het met mij eens dat dit beleidsonderdeel - en de effecten daarvan - eigenlijk niet in het beleidsoverzicht zouden hebben misstaan? En als de minister die mening niet deelt, waarom niet? Het gaat hier toch óók om gericht kabinetsbeleid met grote invloed, in dit geval op het uitgestelde inkomen?
Omdat de koopkracht van veel gepensioneerden volgens het kabinet met name gedaald is als gevolg van achterblijvende pensioenindexatie, wil ik kijken naar de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden die AOW hebben en geen aanvullend pensioen. Het kabinet gaat er prat op dat de koopkracht van AOW’ers - in tegenstelling tot gepensioneerden met aanvullend pensioen - er ‘juist op vooruit is gegaan’, gevolgd door constatering dat het generieke inkomensbeleid heeft gezorgd voor een verkleining van de inkomensongelijkheid in de kabinetsperiode.
Mensen thuis hebben het recht te zien wat dit PvdA-VVD-kabinet precies heeft gedaan met hun koopkracht. Daarom de volgende eenvoudige vragen, waar wij een even eenvoudig en helder antwoord op vragen.
Een alleenstaande AOW’er (2012-2017) is er in deze kabinetsperiode in totaal 5,3% op vooruit gegaan in koopkracht. Het klopt dus inderdaad dat hij er op vooruit is gegaan onder het kabinet Rutte II. Dat is mooi. Een alleenstaande met minimumloon echter is er in diezelfde periode 12,8% op vooruitgegaan. Een verschil van maar liefst 7,5%. Waarom, en met welke rechtvaardiging? Is dát evenwichtig, is dát eerlijk delen van welvaart, wordt dát door deze PvdA-minister gezien als het eerlijk verdelen van ‘lusten’? Ja of nee?
Een echtpaar met alléén AOW. Dit echtpaar heeft in deze kabinetsperiode een koopkrachttoename ervaren van 3,5% in totaal. Dat oogt aardig. Een werkend echtpaar echter, twee maal modaal ging er 7,8% op vooruit. Een verschil van 4,3%. Waarom dit verschil? Met welke rechtvaardiging? Is dát evenwichtig, is dát eerlijk delen van welvaart? Wordt dát door deze PvdA-minister gezien als het eerlijk verdelen van lusten? Ja of nee?
Ik kijk nu naar de koopkrachtontwikkeling van werknemers in vergelijking met mensen met alléén AOW, uitgaande van een index 100 in het jaar 2000. Voor de mensen thuis: we stellen dus dat beide groepen - werkenden en AOW’ers - in het jaar 2000 starten ‘op 100’. Waar staan deze groepen in 2015 qua koopkracht? AOW’ers staan ergens rond de 110. Werknemers staan qua koopkracht in 2015 ruim boven de 130. En dat verschil is in 2016 nog flink groter geworden. Nu vraag ik: is dát evenwichtig, is dát eerlijk delen van welvaart? Wordt dát door deze PvdA-minister gezien als het eerlijk verdelen van ‘lusten’? Ja of nee?
Is samenvattend onze conclusie juist - ik kijk hier naar een recente grafiek van het CBS - dat niet alleen het koopkrachtverschil tussen alle gepensioneerden en werkenden, maar dus óók het koopkrachtverschil tussen AOW’ers zónder aanvullend pensioen en werknemers in deze kabinetsperiode fors is toegenomen, en is het zo dat AOW’ers gewoon minder dan werknemers hebben gedeeld in de toename van de welvaart tijdens deze kabinetsperiode? Ja of nee? En hoe kunt u dit verantwoorden naar de mensen thuis? Dat is toch niet evenwichtig, dat is toch niet sociaal?
Het zou de minister en het kabinet overigens sieren als zij ruiterlijk zouden toegeven dat het beschikbaar inkomen voor álle huishoudens in de afgelopen kabinetsperiode niet gelijk op is gegaan met de groei van het bruto binnenlands product (bbp). Dat geldt dus voor alle huishoudens samen. Het geldt voor werkenden en in versterkte mate voor AOW’ers, en nog veel méér voor gepensioneerden met een aanvullend pensioen. Had dat echt niet anders gekund? Had dat niet anders gemóeten vraag ik deze minister. 50PLUS vindt van wel.
De geslagen brug is gewoon te kort…
Het inkomensbeleid over de nu bijna afgelopen kabinetsperiode overziend komt 50PLUS tot de conclusie dat het ‘Bruggen slaan’ wel heel jammerlijk is mislukt voor AOW’ers en gepensioneerden met een aanvullend pensioen. De geslagen brug is gewoon te kort. De koopkrachtwig tussen werkenden en gepensioneerden - ook AOW’ers - is onder dit VVD-PvdA-kabinet alleen maar groter geworden. Het is een gapend gat. Anders kan 50PLUS het niet zien.
Het kabinet kan nog even doorgaan met het presenteren van dikke rapporten, mediane koopkrachtbeelden, statistische puntenwolken en tabellen, maar uiteindelijk zeg ik is de inhoud van de portemonnee en wat mensen daarmee kunnen beslissend. Wat mensen thuis voelen en ervaren laat zich niet veel langer weglachen of wegpoetsen met kwinkslagen en globale flatterende koopkracht-rookgordijnen. Het kabinet kan mijn beschouwingen hiervoor nog even achteloos wegwuiven, maar wat ouderen dagelijks ervaren buiten dit Huis laat zich niet meer wegpoetsen met woorden.
HET INKOMENSBELEID VOOR 2017
Wij hebben de koopkrachtcijfers van Prinsjesdag. Inmiddels is het beeld veranderd en zijn aannames van het kabinet - ik noem bijvoorbeeld de stijging van de nominale ziektekostenpremie, transport- en energiekosten - achterhaald. 50PLUS zou graag een zo actueel mogelijk koopkrachtvooruitzicht voor 2017 krijgen. Kan dat en kan dat voor de Kerstdagen?
Het kabinet wijst op het koopkrachtpakket voor volgend jaar, waardoor niet 90% maar 23% van de gepensioneerden in 2017 koopkracht verliest. Dat zijn nog steeds bijna 700.000 mensen! Bij werkenden verliest 9% van de mensen koopkracht. Waarom dit verschil?, zo vragen wij minister Asscher. Voor volgend jaar is het koopkrachtbeeld voor gepensioneerden met de snelle kwast opgeleukt tot een plusje van 0,6%. Werkenden gaan er 1%, en dus toch weer méér op vooruit. Waarom dit verschil? Met welke rechtvaardiging? Waarom moet de koopkrachtkloof ook volgend jaar weer iets groter worden? Is dat sterk, is dat sociaal, vraag ik deze PvdA-minister?
Werkenden gingen er, volgens het CBS, tussen 2000 en 2015 32% op vooruit. Gepensioneerden met een aanvullend pensioen gingen er in diezelfde periode 10% op achteruit. Een verschil van 42%! Dat wordt met dit jaar erbij zelfs 45%.
Tot slot binnen het thema inkomensbeleid nog één kort praktisch punt. Volgens onze informatie zenden het UWV en de Belastingdienst post naar cliënten in het buitenland in de taal van het land waarin zij wonen. We zagen voorbeelden van zulke brieven voor Nederlanders die in Spanje wonen. Voor, van origine, Nederlandse cliënten ontstaat dan de vreemde situatie dat zij deze brieven eerst weer moeten laten vertalen naar het Nederlands omdat in deze brieven informatie kan staan die van belang kan zijn voor hun rechten en plichten. Vaak is de kennis van de taal in het woonland ontoereikend als het om juridische of technisch financiële termen gaat. Wie de belastingdienst verzoekt de brieven voortaan in het Nederlands te sturen, wordt keurig geholpen, maar bij het UWV zou dit in veel gevallen niet mogelijk zijn.
50PLUS vindt dat een Nederlandse uitkeringsinstantie die Nederlandse uitkeringen uitbetaalt en administreert, dat in de Nederlandse taal hoort te doen, zodat Nederlandse cliënten geen vertaler hoeven in te huren om de post te kunnen begrijpen.
OUDERENWERKLOOSHEID
Ik kom op de ouderenwerkloosheid. We weten het allemaal: nog steeds zit meer dan 6 op de 10 werkloze 45-plussers langdurig zonder werk. Een schandvlek op het blazoen van deze regering. Gelukkig zijn we het daar over eens en heeft de minister een tweede actieplan gemaakt. Bovendien, op ons verzoek, heeft hij na lang aandringen een ambassadeur ouderenwerkloosheid aangesteld. Tot zover: hulde!
Waar 50PLUS vooral tegenaan loopt in het nieuwe plan ‘Perspectief voor 50-plussers’ is het Tweede-loopbaangesprek. Althans, tegen het hoge bedrag dat hiervoor is vrijgemaakt. Het staat buiten kijf dat loopbaangesprekken een bijdrage kunnen leveren aan het langdurig inzetbaar houden van mensen. Maar 50PLUS stelt zich op het standpunt dat dit allereerst een taak van de werkgever is. Deze is immers in vele cao’s al verplicht om met regelmaat functioneringsgesprekken te houden waarin (duurzame) inzetbaarheid echt aan bod zou moeten komen. Het zou dus al ondervangen moeten zijn. Het kan goed zijn om extra te investeren in de zogeheten kwetsbare groepen, maar dat rechtvaardigt niet de inzet van maar liefst 25 miljoen euro, de grootste kostenpost in het plan. Is dat niet teveel wedden op één paard? Een deel van dit geld zou bijvoorbeeld beter geïnvesteerd kunnen worden in intensieve ondersteuning van werkzoekenden. Zo bied je nog meer mensen maatwerkbegeleiding, iets wat aantoonbaar helpt en bovendien iedereen motiveert. Hevel bijvoorbeeld 10 miljoen over naar intensieve ondersteuning en je kunt al 15.000 werkzoekenden extra helpen. Of misschien een hoger budget voor scholing.
Er zijn landen waar het in sollicitatiebrieven verboden is je geboortedatum te vermelden om zo leeftijdsdiscriminatie bij de eerste selectie te voorkomen. Zou dit in ons land ook kunnen helpen om ouderen aan tafel te krijgen bij het zoeken naar werk?
Het aantal ouderen in de bijstand is en blijft schrikbarend hoog. Sinds september vorig jaar tot september dit jaar is het aantal met 11.000 gestegen tot 229 000, volgens het CBS. Ook veel oudere ZZP’ers belanden in de bijstand. En het is sowieso goed om te beseffen dat onder leiding van minister-president Rutte er 100.000 mensen in de bijstand zijn bijgekomen. Had dat niet anders gemoeten? Had dat niet anders gekund?
Een half miljoen ouderen op de reservebank
229.000 mensen van 45 jaar en ouder in de bijstand, tel dat eens op bij de pakweg 240.000 werkloze 45-plussers. Het gaat dus om bijna een half miljoen mensen van 45 jaar en ouder die op de reservebank terecht zijn gekomen, om met de ambassadeur ouderenwerkloosheid te spreken. Schrikbarend! Naast veel persoonlijk leed is hiermee ook een zorgwekkend hoog bedrag aan overheidsuitgaven gemoeid, als je WW en bijstandsuitkeringen bij elkaar optelt. Dit rechtvaardigt een hoger budget en meer ambitie op dit gebied. Natuurlijk zijn resultaten niet één op één afdwingbaar, maar meer en gerichte inzet helpt. Ook hier geldt: voorkomen is beter dan genezen. In dit geval: iets meer geld aan de voorkant inzetten om aan de achterkant meer uitgaven te voorkomen.
Sowieso geeft het arbeidsmarktbeleid van deze minister qua effectiviteit nogal te denken. Ook zijn eigen partij geeft dat toe en de coalitiepartner wil zelfs dat hij zijn huiswerk overdoet. Dat is niet best. Want laten we eerlijk zijn: het heeft gewoon te weinig aantoonbaar goeds opgeleverd. Denk maar aan de sectorplannen, waarvan de effectiviteit nauwelijks is aan te tonen. Wat hebben die plannen nu eigenlijk concreet opgeleverd voor de verschillende leeftijdscategorieën werkzoekenden? Verder is de wet Werk en Zekerheid een mislukking, zelfs de premier geeft aan dat het uitspreken van zijn ware mening hierover een kabinetscrisis zou veroorzaken.
Verspilling van belastinggeld
Veel deskundigen - waaronder prof dr. Bas Jacobs, professor Sylvester Eijffinger en het CPB - geven aan dat de dalende werkloosheid helemaal niet te danken is aan het beleid van de regering, maar aan de aantrekkende economie. Het beleid van deze regering heeft volgens deze deskundigen zelfs geleid tot fors banenverlies, neerkomend op maar liefst 365.000 banen. Laat het even tot u doordringen, dit aantal. Als je dan 1,2 miljard aan sectorplannen uitgeeft en miljoenen aan het eerste actieplan ouderenwerkloosheid, maar wel kabinetsbeleid voert met een zodanig verlies aan arbeidsplaatsen als gevolg… dat noem ik op zijn minst tegenstrijdig. En dan druk ik mij nog mild uit. Verspilling van belastinggeld!
Sowieso zijn de sectorplannen tot dusver té weinig effectief gebleken, blijkt uit onderzoek van de SEO Economisch Onderzoek. Datzelfde blijkt uit de vierde quickscan. Natuurlijk is er vooruitgang, maar voor het geïnvesteerde bedrag is het gewoon niet genoeg. Ik wil er één ding uitlichten: de scholingsvouchers. 13.000 aanvragen zijn ingediend. Daarvan is 65% toegekend, ofwel 8.450. Dat is al beperkt. Van het aantal aanvragen kwam het lage aantal van 400 van werkzoekenden van 45 jaar en ouder afkomstig uit de langdurige zorg. Hoe is het mogelijk dat dit aantal zo ontzettend laag is? Hoeveel van deze 400 aanvragen zijn überhaupt toegekend? Is er wel genoeg bekendheid gegeven aan de mogelijkheid van scholingsvouchers, en vindt de minister het een goed idee om hier meer prioriteit aan te geven? Kan de minister uitgebreider omschrijven wat het project ‘Sterk in je werk, zorg voor jezelf’ inhoudt? Onder andere de concrete doelen die bereikt moeten worden, de looptijd, de vormgeving?
50PLUS heeft al eerder gesteld dat er meer ingezet moest worden op de begeleiding van werkloos geraakte 45-plussers in de zorg. Met een scholingsvoucher alleen komen velen van hen er niet. En let wel: de regering geeft zelf aan dat er liefst 74.000 WW-gerechtigden vanuit de zorg komen… Zorgwekkend!
Dit voorjaar zette de Algemene Rekenkamer vraagtekens bij de effectiviteit van het actieplan ouderenwerkloosheid. Het is niet van alle beleidsinstrumenten duidelijk hoeveel geld ermee gemoeid is, hoeveel werkloze 50-plussers ermee bereikt zijn en hoeveel mensen er concreet weer mee aan het werk geholpen zijn. Dat kan natuurlijk niet. Met het nieuwe plan ‘Perspectief voor 50-plussers’ moet dit echt beter geregeld worden. Anders wordt het ongericht smijten met geld en daar wil de regering zelf toch ook vanaf. De Rekenkamer deed een paar aanbevelingen bij dit onderzoek, dat heel symbolisch werd gepresenteerd op gehaktdag. Onder andere:
-
-vastleggen hoe voor elk beleidsinstrument wordt gemeten hoeveel ouderen worden bereikt en welke uitgaven hiermee zijn gemoeid;
-
-vastleggen hoe de effectiviteit van de beleidsinstrumenten wordt gemeten en daarbij gebruik te maken van al beschikbare informatie;
-
-de noodzakelijke aanpassingen door te voeren in de systemen voor de registratie van mobiliteitsbonus en premiekortingen, voor het volgen van het aantal gebruikers en voor het meten van de resultaten.
50PLUS hoort graag van de minister hoe hij de doelstellingen van het nieuwe actieplan langs deze lijnen gaat borgen.
AOW / OVERBRUGGINGSREGELING
In het toelichtende deel van de begroting wordt ingegaan op de automatische verhoging van de AOW-leeftijd bij stijging van de levensverwachting. 50PLUS vindt dat deze snelle stijging van de AOW-leeftijd mensen steeds meer in de problemen brengt. AOW-gaten groeien. Die gaten worden provisorisch of niet gedicht. Mensen missen duizenden euro’s AOW waar zij mee gerekend hebben. De welverdiende oude dag wordt voor mensen steeds meer een fata morgana. Dat hakt erin. En bedenk wel: één op de vijf mensen haalt nú al niet eens de AOW-leeftijd! Vooral werklozen en mensen die niet in de gelukkige omstandigheid verkeren om in redelijke gezondheid de AOW-gerechtigde leeftijd te bereiken worden getroffen. Dat zijn vaak juist de kwetsbare mensen met minder hoge inkomens en zwaardere beroepen. Juist deze mensen worden hard geraakt. Dat is niet sterk, dat is niet sociaal, zeggen wij deze minister.
50PLUS vindt dat de AOW-leeftijd terug moet naar 65 jaar. Welke mogelijkheden ziet de minister om mensen die het hardst getroffen zijn en worden door de automatische verhoging van de AOW-leeftijd meer tegemoet te komen? 50PLUS vindt met de ANBO dat met het oog op de voortschrijdende AOW-leeftijd - die wij niet willen - ook de overbruggingsregeling (OBR) nog eens integraal tegen het licht moet worden gehouden. De mensen met een AOW-gat hebben hier recht op. Is de minister daartoe bereid?
DE KOSTENDELERSNORM, OFWEL MANTELZORGBOETE
Op dit moment ondervinden mensen thuis al de nadelige gevolgen van deze maatregelen. En boven de markt hangt nog steeds de kostendelersnorm voor AOW’ers. Wij vragen om een inhoudelijke reactie op de suggesties van KBO-PCOB en ANBO in hun commentaar bij de begroting. Wat ons betreft is de kostendelersnorm aan herijking toe. Als het aan 50PLUS ligt moet die van de baan. Te veel groepen worden hierdoor onbedoeld en hard getroffen.
PENSIOENKORTINGEN
De minister vermeldt in de beleidsagenda bij de begroting dat de lage dekkingsgraden van pensioenfondsen tot een ‘extra uitdaging’ leiden voor een evenwichtige koopkrachtontwikkeling. De overheid heeft hier een verantwoordelijkheid. Zij is immers mede verantwoordelijk voor de financiële regels en -kaders van pensioenfondsen.
Staatssecretaris Klijnsma is na veel plussen en minnen héél misschien bereid iets te gaan schuiven met de hersteltermijnen van de fondsen. U en ik weten dat dat niets oplost en eigenlijk niet veel meer is dan het spreiden van pijn, pijn die überhaupt niet nodig is.
50PLUS is zéér teleurgesteld dat de staatssecretaris elke andere optie om kortingen te voorkomen categorisch afwijst: onverstandig! 50PLUS heeft inmiddels een wetsvoorstel ingediend om maatregelen te nemen zolang het beleid van monetaire verruiming van de Europese Centrale Bank de marktrente kunstmatig extreem laag houdt. Daardoor worden dekkingsgraden extra gedrukt. Daardoor worden pensioenfondsen extra en onnodig in de problemen gebracht.
Met ons wetsvoorstel leggen wij voor de duur van het beleid van monetaire verruiming van de ECB een tijdelijke bodem van 2% in de rentetermijnstructuur. Dat is een zéér prudente, behoedzame benadering, waarbij wij fondsen niet rijk rekenen en waarbij niets fundamenteel veranderd wordt aan de financiële regels voor de pensioenfondsen. Doel is uitsluitend het voorkomen van objectief niet noodzakelijke pensioenkortingen voor werkenden in de opbouwfase en voor gepensioneerden in de uitkeringsfase. Het voorstel zorgt er voor dat gepensioneerden puur de vruchten kunnen plukken van hun eigen uitgestelde loon wat zij in hun werkzame leven hebben ingelegd. Van aantasting van pensioenvermogen van jongeren, laat staan dat van toekomstige generaties is geen sprake.
Samenvattend over de dreigende kortingen: die kunnen en moeten voorkomen worden. Ze zijn volgens 50PLUS niet nodig en slecht voor werkenden en gepensioneerden.
PENSIOENSTELSELDISCUSSIE
Ik kom bij de Pensioenstelseldiscussie. De beleidsagenda van de begroting gaat daar op in. Ik begin met een waarschuwing aan staatssecretaris Klijnsma en aan de collega’s. Het lijken misschien open deuren, maar het zijn oprechte zorgen die bij 50PLUS leven.
Gooi het huidige pensioenstelsel - bewezen één van de beste en sterkste ter wereld - niet integraal overboord, maar kies als vertrekpunt hoe je het huidige stelsel in essentie kunt behouden én onderhouden, en hoe je het verder kunt wapenen voor de maatschappelijke uitdagingen van nu. Introduceren van nieuwe risico’s en onzekerheden in het stelsel moet zoveel mogelijk vermeden worden. Het bestaande pensioencontract levert - onderzoeken wijzen dat uit - in de meeste scenario’s méér op dan persoonlijke pensioenpotjes.
Bedenk ook dat alléén voldoende premie-inleg kan leiden tot een behoorlijk pensioen, ongeacht voor welk stelsel men kiest. Wat je erin stopt komt er - in principe met rendement - weer uit. Die premie-inleg is nu helaas al een aantal jaren structureel laag. Er wordt daardoor verlies geleden op nieuwe pensioenaanspraken. Dit wordt vervolgens gecompenseerd met pensioenvermogen van gepensioneerden. Dat is onverstandig. Het is ook onrechtvaardig. Is het kabinet dat met ons eens, en vindt het met ons dat daar een einde aan moet komen? Ja of nee?
Wij moeten ons ook niet laten verlokken door de gedachte dat een geheel nieuw stelsel financiële problemen van het huidige zal oplossen! Dat is echt een illusie. Met een nieuw stelsel creëer je géén geld. Ieder ‘nieuw’ kapitaalgedekt pensioenstelsel zal last hebben van de rente en stijgende levensverwachting. Dat geldt dus voor iedere SER-variant. En hoe meer wij pensioen individualiseren en maatwerk bieden des te duurder kan het uiteindelijk gaan uitpakken. Het wordt zeker complexer. Méér individualiseren en méér keuzevrijheid - hoe logisch en aanlokkelijk misschien ook - kunnen collectiviteit, solidariteit, verplichtstelling, pensioenzekerheid én pensioenresultaat méér in gevaar brengen dan verantwoord is. De studies van het CBS, recente uitlatingen van een DNB-bestuurder en de rapporten van de Pensioenfederatie wijzen ook op de keerzijden van rigoureuze hervormingen. Er zijn alles overziend dus nog tal van uitdagingen.
Grote pensioentransities doorvoeren is zeer risicovol
De Pensioenfederatie komt in haar vorige week gepresenteerde grondige onderzoeken - het zijn praktijktoetsen - tot enkele belangrijke conclusies die ons te denken zouden moeten geven. Het zijn grotendeels punten waar wij in het pensioenoverleg in de Kamer keer op keer op gewezen hebben: collectieve risicodeling levert forse winst voor het pensioenresultaat; minder risicodeling brengt de grote verplichtstelling in gevaar; afschaffing van de doorsneepremie is vanwege het leeftijdsonderscheid juridisch kwetsbaar, en waarschijnlijk in 2020 niet eens goed haalbaar; en de overheid moet verantwoordelijkheid nemen voor eventuele juridische consequenties; grote integrale transities in een kort tijdsbestek doorvoeren is zeer risicovol, zegt de Pensioenfederatie ook.
De conclusie van de Pensioenfederatie dat het op basis van kwantitatieve analyses niet mogelijk is in algemene zin uitspraken te doen dat het ene prototype beter of slechter is dan het andere vinden wij eveneens tamelijk veelzeggend. Is er op dit moment wel voldoende grond en zekerheid om op korte termijn het stelsel fundamenteel om te gooien? 50PLUS betwijfelt dat.
50PLUS vraagt de staatssecretaris in dit verband tot slot nog nadrukkelijk waarom de Pensioenfederatie afschaffing van de doorsneesystematiek binnen een bestaand contract niet nader heeft onderzocht. En waarom de vraag niet wordt beantwoord of compensatie voor bepaalde cohorten in dat geval op zijn plaats is. Dit vinden wij opmerkelijk. Het kabinet wil immers de doorsneepremie sowieso afschaffen voor alle contracten (bestaande én nieuwe). Overigens is het opvallend dat er tot nu toe vrij weinig aandacht is voor het feit, dat afschaffing van doorsneepremie in combinatie met degressieve opbouw in het nadeel is van hoger opgeleiden die later gaan werken, en ook in het nadeel is van vrouwen die moeder worden en een aantal jaren niet of minder gaan werken. Misschien iets voor D66 om nog eens goed over na te denken.
Is staatssecretaris Klijnsma verder met ons eens dat hoe dan ook voor het vervolgtraject zorgvuldigheid bóven snelheid moet gaan? Graag een grondige beschouwing over het pensioenstelvraagstuk en de gedetailleerde bevindingen van de Pensioenfederatie.
ARMOEDE EN SCHULDENBELEID
50PLUS erkent dat het kabinet zich in toenemende mate inzet voor een betere aanpak van de armoede- en schuldenproblematiek, maar het is zeer de vraag of het voldoende is. De aanpak die er is, lijkt traag, te versnipperd en onvoldoende omvattend. 50PLUS ziet het als een veeg teken dat méér mensen met financiële problemen bij de kerken aankloppen voor hulp. Dit wijst op tekortkomingen in de reguliere schuldhulpverlening die nu belegd is bij gemeenten!
Het is waar dat armoede relatief in mindere mate een probleem vormt onder de groep ouderen, maar ook onder hen komt armoede en financieel gebrek weldegelijk voor. Er is sprake van stapeling van zorg- en woon- en andere kosten die in de reguliere koopkrachtplaatjes buiten beeld blijft. Ik wijs in dit verband op de indrukwekkende bundel van KBO: ‘Ouderen doorbreken de stilte’ met tientallen schrijnende verhalen van ouderen die financieel nauwelijks rond kunnen komen.
Mag ik één voorbeeld uit dit boek aanstippen? Het verhaal van een slechtziende 100-jarige die moet rondkomen van zijn AOW en een pensioentje van € 40 per maand. Die meneer moet weer op zichzelf gaan wonen, met alle bijkomende zorgen en kosten van dien, en moet dan maar zien weer rond te komen. Dat allemaal omdat het zorgcentrum waar hij woont wordt afgebroken. Ouderen als deze mijnheer worden getroffen door armoede en geldzorgen. Ze hebben geen enkele financiële reserve. Ouderen zoals deze mijnheer hebben ook geen enkel uitzicht meer op betere tijden of een beter inkomen. Mensonwaardig als u het mij vraagt. De bundel van KBO staat vol met dit soort voorbeelden. Mag ik deze minister vragen de gevallen in dit boek grondig te bestuderen, en te bekijken - samen met collega-bewindslieden - waar tekortschietend beleid oorzaak is van schrijnende situaties van armoede en financiële krapte bij ouderen?
Ook de resultaten van jaarlijks NIBUD-onderzoek spreken boekdelen. Wat gaat dit kabinet voor deze grote kwetsbare, minder zichtbare groep ouderen doen? Wat doen wij aan de stapeling van sociale en financiële problematiek die de koopkrachtplaatjes maar ten dele of niet laten zien?
Vorm een integraal armoedebeleid
Wij roepen de minister verder in algemene zin op: ga nu met gemeenten actief in gesprek over armoede- en schuldhulpverlening, vorm een integraal armoedebeleid, en richt dat beleid samen met hen op preventie, vroeg-signalering, het wegnemen van belemmeringen in het schuldhulpverleningstraject, verdere professionalisering van gemeentelijke hulpverleners en een betere bescherming van schuldenaren. En ja, toch ook: nog meer ondersteuning door het Rijk! Het schuldhulpverleningstraject moet snel toegankelijker en eenvoudiger worden. 50PLUS ziet nog weinig ontwikkeling in die richting. Iedere schuldenaar heeft recht op een individuele en gemotiveerde afweging door de gemeente, ook als men niet in loondienst is of was. Helaas krijgen nog steeds té veel mensen niet tijdig, of helemaal géén passende hulp. Dat blijkt uit ieder onderzoek. Dat leidt tot grote persoonlijke en maatschappelijke schade.
Ik grijp in dit verband nog weer even terug op het eerste thema in mijn inbreng. Veel armoede en financieel gebrek - ook onder ouderen met alleen AOW en hoge woon- zorg- en bijkomende kosten - is terug te voeren op een te karig sociaal minimum. Deze en andere groepen met een minimuminkomen delen op dit moment onvoldoende in de welvaartsgroei en raken daardoor eerder in de knel. Zo simpel is het. Wij delen van harte de visie van de ‘Sociale alliantie’ dat de rijksoverheid een ‘beschavingsplicht’ heeft om het sociaal minimum naar een niveau te tillen dat hoog genoeg is om er fatsoenlijk van te kunnen leven. Dus zonder dat lokale overheden, particuliere fondsen of kerken genoodzaakt zijn om allerlei noodverbanden aan te leggen. Ook dat is kenmerk van evenwichtig inkomensbeleid.
50PLUS vindt tot besluit dat er een einde moet worden gemaakt aan hoge rentes voor persoonlijke kredieten: het wordt mensen helaas nog steeds veel te gemakkelijk gemaakt om geld te lenen en op afbetaling te kopen tegen enorme woekerrentes. Dáár vindt veel moeilijk oplosbare schuldenproblematiek haar oorsprong. Wij vragen ook hier verhoogde inzet van de bewindslieden. Kan dat worden toegezegd?”