Onderwijsvrijheid beschermen, niet afbreken (Opiniestuk RD) - Hoofdinhoud
Deze week sprak staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker bij de viering van het 100-jarig bestaan van de scholenkoepel OMO in Noord-Brabant. Een scholengemeenschap die 100 jaar in stand is gebleven. Dank zij het belangrijke artikel 23 in onze Grondwet. De gelijkstelling in bekostiging tussen openbaar en bijzonder onderwijs die in dat artikel is geregeld, heeft ervoor gezorgd dat scholen vanuit de samenleving konden en kunnen starten en opbloeien. 100 jaar onderwijsvrijheid heeft ons een sterk onderwijssysteem en keuzevrijheid voor ouders opgeleverd.
Alle reden dus om artikel 23 van de Grondwet te koesteren en te beschermen. Helaas ziet Dekker het anders, zo beschrijft ook het Reformatorisch Dagblad van maandag 12 december: hij zet de beschermers van artikel 23 juist neer als de bedreiging van de onderwijsvrijheid. Voorvechters van de vrijheid van onderwijs gaan volgens hem niet met hun tijd mee en blokkeren nieuwe initiatieven. Een onterechte en onbegrijpelijke redenering.
Ruimte voor nieuwe scholen
Dekker heeft een wetsvoorstel ingediend, zogezegd ‘om meer ruimte aan nieuwe scholen te geven’. Hij stelt voor om de richtingen in het onderwijs te schrappen, zodat nieuwe onderwijsconcepten kunnen ontstaan. Daarmee slaat hij de plank volledig mis. Het schrappen van richtingen zorgt niet voor meer ruimte voor nieuwe scholen, maar juist voor aantasting van het huidige onderwijsaanbod en de onderwijsvrijheid.
Ten onrechte beweert Dekker dat levensbeschouwelijke richtingen nieuwe initiatieven in de weg staan. Het voorstel van de staatssecretaris om in artikel 23 deze richtingen te schrappen is een heilloze weg: in de praktijk komt daarmee niet meer ruimte voor nieuwe scholen. Ook mét richtingen biedt de wetgeving namelijk al ruimte aan ouders om nieuwe onderwijsconcepten op te richten. De blokkade voor deze ouders is een heel andere: de leerlingennormen voor de stichting van een school en de bekostigingseisen blijken in de praktijk véél te hoog. Waarom begint Dekker niet met het veranderen van bekostigingseisen en stichtingsnormen? Klinkt hier de ideologische agenda van Dekker door, in plaats van een streven om ouders te helpen bij het stichten van nieuwe scholen?
Dekker wekt op zijn minst die indruk. Op verzoek van de Kamer zou het ministerie een onderzoek doen naar de tevredenheid van ouders met de schoolkeuze. Uit het uiteindelijke rapport blijkt echter dat OCW niet de tevredenheid van ouders heeft laten onderzoeken, maar vooral wilde weten wat de motieven van ouders zijn om voor een bepaalde school te kiezen. Dat is dubieus, maar niettemin is de uitkomst van het onderzoek interessant: denominatie blijkt nog altijd een belangrijk en wellicht zelfs doorslaggevend kenmerk. Vrijwel alle ouders zijn bereid hun kind verder te laten reizen vanwege de grondslag van de school. De uitkomst van het onderzoek sluit dus niet aan bij de onderbouwing van het wetsvoorstel. Ouders zijn in grote meerderheid tevreden met de huidige school van hun kinderen, niet in de laatste plaats vanwege de levensbeschouwelijke grondslag of pedagogische visie.
Des te opmerkelijker is het dat Dekker met het wetsvoorstel het bestaande aanbod van veelal christelijke scholen aantast. Scholen die binnen 100 jaar onderwijsvrijheid zijn opgebloeid. Scholen die geworteld zijn in de christelijke traditie van ons land en belangrijke waarden meegeven aan kinderen. Veel ouders die hun kinderen op deze scholen hebben zitten krijgen door het voorstel van Dekker iets heel anders aan het hoofd dan de vraag ‘zullen we een school stichten?’. Zij krijgen te maken met de vraag: ‘kunnen we de school van onze kinderen straks nog openhouden?’. Het schrappen van de richtingen zet veel scholen juist onder druk, in het bijzonder scholen in krimpregio’s.
Praktische oplossingen
Dekkers uitgangspunt blijkt daarmee allereerst niet het verdedigen en versterken van ons huidige onderwijsstelsel, maar een nadrukkelijke wens om het aan te passen. Dat is geen onderwijsvernieuwing, maar een aanval op het bijzonder onderwijs. Op bestaande scholen, duizenden leerkrachten en ouders die tevreden zijn met de school van hun kinderen.
Het is onjuist om bestaande scholen als tegenstanders van vernieuwing neer te zetten. Niet de scholen die vasthouden aan de vrijheid van onderwijs, maar Dekker zelf staat vernieuwing in de weg. Hij zou beter kunnen beginnen met praktische belemmeringen weg te nemen om een school te stichten. Versoepel de stichtingsnormen en maak de regelgeving eenvoudiger voor ouders die initiatief willen nemen. Verlaag de opheffingsnormen in dichtbevolkt gebied, zodat scholen met minder dan 200 leerlingen overeind kunnen blijven. De door Dekker gepredikte grotere keuzevrijheid voor ouders kan alleen ontstaan als behoud van bestaande scholen én nieuw initiatief hand in hand gaan.
Bescherm het grondrecht van ouders
Het wijzen naar het bijzonder onderwijs als oorzaak van problemen is een reflex die we de laatste tijd steeds vaker tegenkomen. De jongeren van de JOVD - gelieerd aan Dekkers eigen VVD - beweren dat het hoog tijd wordt om artikel 23 naar de prullenbak te verwijzen ‘in ons moderne en seculiere Nederland’. Meerdere partijen beweren dat het bijzonder onderwijs segregatie in de hand werkt. Een bewering die niet gebaseerd is op onderzoek, maar op de onderbuik.
De ChristenUnie staat voor het grondrecht van ouders om een school te kiezen én om een school te stichten. Dat grondrecht bescherm je niet door het af te breken, maar door het te beschermen. Ieder kind verdient een school die bij hem of haar past. Dat zou pas echte onderwijsvrijheid zijn én een erkenning van scholen als belangrijke waardengemeenschappen waar leraren en ouders bouwen aan onze samenleving van de toekomst.
Dit opinieartikel verscheen ook in het Reformatorisch Dagblad.