Na CETA wil EU nu met Japan in zee - Hoofdinhoud
Minister Ploumen pleitte vorig jaar voor een ‘reset’ van het vrijhandelsbeleid om tot eerlijker akkoorden te komen. Maar ze lijkt zich weinig zorgen te maken om het nieuwe, CETA-achtige akkoord met Japan, merken SP’ers Anne-Marie Mineur en Jasper van Dijk op.
'Ik hoor dat men heel dicht bij een akkoord is', zei de PvdA-bewindsvrouw van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking daarover in NRC op 17 december. Weliswaar meldde ze dat Japan nog moet instemmen met het nieuwe arbitragehof, maar ze voegde er meteen aan toe dat het land 'een stabiele democratie is die alle internationale klimaat- en arbeidsverdragen erkent.'
De werkelijkheid is dat het verdrag met Japan veel lijkt op CETA, het akkoord tussen de EU en Canada. Alles wat daar omstreden aan was, staat ook in het verdrag met Japan. 'Zoals een investeringsrechtbank waarbij multinationals regeringen kunnen aanklagen als afspraken worden geschonden. De impact is echter potentieel veel groter: de Japanse economie is drie keer zo groot als de Canadese' (NRC, 17 december). Kortom, Ploumen zou wel wat kritischer mogen zijn.
In juni riep de minister nog op tot een 'reset' van het vrijhandelsbeleid. Drie punten zijn daarbij van belang, vertelde ze op 6 september in NRC. Toetsing aan het Klimaatakkoord en de Global Goals, zoals het uitbannen van extreme armoede, een transparanter onderhandelingsproces en 'scherper in kaart brengen waar de winst van het handelsakkoord neervalt en of er ook sectoren en groepen zijn die minder profiteren of bedreigd worden.' Mooie woorden, die alleen niet worden nageleefd.
Mandaat van multinationals
Al sinds de oprichting van de EEG in 1957 is het afsluiten van handelsakkoorden een bevoegdheid van de Europese Commissie. Met het Verdrag van Lissabon in 2009 kwam daar ook de bevoegdheid bij om investeringsverdragen af te sluiten. Die verruiming is voortvarend opgepakt. De eerste verdragen zijn zo goed als klaar. Ze zijn uitonderhandeld, de Europese Commissie heeft ermee ingestemd, de Raad van Ministers heeft ernaar gekeken en de eerste verdragen zijn zelfs al voorgelegd aan het Europees Parlement.
Maar dat de EU daarbij een lichtend voorbeeld van transparantie en sociale bewogenheid is, kun je niet zeggen. Het mandaat waarmee de Europese Commissie werkt, is ingegeven door multinationals. Zij willen vooral af van de ‘hinderlijke regelgeving’ waaraan zij moeten voldoen. Het bedrijfsleven heeft steeds aan tafel gezeten toen die opdracht werd vormgegeven. Vakbonden, milieuorganisaties en consumentenbonden hadden hooguit een ceremoniële rol.
Ramp voor de samenleving
Ook het Europees Parlement heeft zich nauwelijks met de onderhandelingen mogen bemoeien. Voor zover de volksvertegenwoordigers de stukken al mochten inzien, werd hen verboden om er in het openbaar over te spreken. Dat de nieuwe generatie verdragen daardoor een feest worden voor multinationals en een ramp voor de samenleving, mag niet verbazen. Met transparantie en het dichten van de kloof tussen arm en rijk heeft dat niets te maken.
De wens van minister Ploumen om de procedures veel transparanter te maken en de publieke stem daardoor veel luider, delen wij van harte. Dat zal de aard van de verdragen waarschijnlijk sterk veranderen. De overtrokken verwachting dat complete vrijhandel geweldig voor iedereen zou zijn, is per slot van rekening op zijn retour. Alle soja laten verbouwen in Brazilië betekent het eind van het tropisch regenwoud, en de brandstoffen die nodig zijn voor het massale transport van al deze producten, doen een zwaar beroep op ons milieu. Ook de ondermijning van ons democratische systeem is een prijs die velen — terecht — te hoog vinden.
Aan de slag
Cruciaal bij ingrijpende handelsverdragen is de democratische controle. Die moet wat ons betreft veel dichter bij de bevolking liggen. Om te beginnen moeten nationale parlementen inspraak krijgen over handelsverdragen. Het is van de zotte dat alleen Brussel hierover zou mogen beslissen. Het verzet tegen verdragen als TTIP en CETA komt voor een groot deel voort uit het feit dat ze in achterkamertjes tot stand komen. Landelijke instemming is dan ook van groot belang, bij voorkeur via een referendum.
Ook het verdrag met Japan zal op zijn minst moeten worden voorgelegd aan de nationale parlementen. Dat geeft minister Ploumen de tijd om nu serieus op de reset-knop te drukken en het handelsbeleid echt anders in te richten. Aan de slag dus.
Anne-Marie Mineur en Jasper van Dijk zijn respectievelijk Europarlementariër en Tweede Kamerlid voor de SP.
Dit artikel verscheen op 5 januari op NRC online