VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de uitwisseling via het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) van informatie uit de strafregisters tussen de lidstaten

1.

Tekst

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 29.6.2017

COM(2017) 341 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de uitwisseling via het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) van informatie uit de strafregisters tussen de lidstaten

{SWD(2017) 242 final}

  • 1. 
    Inleiding

Het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) werd in april 2012 operationeel. Het wordt geregeld bij het Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (hierna “het kaderbesluit” genoemd) 1 en het Besluit van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/316/JBZ 2 .

Het heeft tot doel de veiligheid van de burgers binnen de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te bevorderen door het voor de lidstaten mogelijk te maken om doeltreffend informatie met elkaar uit te wisselen over eerdere strafrechtelijke veroordelingen door de strafrechters in de EU.

Het onderhavige verslag is een eerste statistisch verslag van de Commissie over de uitwisseling tussen de lidstaten via ECRIS van gegevens uit de strafregisters, als voorzien in artikel 7 van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad.

1.1. Algemene uitgangspunten van het ECRIS-systeem 

ECRIS is gebaseerd op een gedecentraliseerde architectuur, verbindt de lidstaten onderling en stelt ze in staat om efficiënt strafregistergegevens met elkaar uit te wisselen.

·Iedere lidstaat wijst met het oog op ECRIS een centrale autoriteit (respectievelijk meerdere centrale autoriteiten) aan als enig contactpunt en draagt daaraan alle verantwoordelijkheden in het kader van het ECRIS-kaderbesluit op.

·De informatie wordt elektronisch uitgewisseld tussen de centrale autoriteiten van lidstaten, waarbij gebruik wordt gemaakt van een gestandaardiseerd formaat dat een doeltreffende en onmiddellijk begrijpelijke communicatie mogelijk maakt in alle EU-talen en binnen korte termijnen van 10 of 20 dagen.

·Een lidstaat die een onderdaan van een andere lidstaat heeft veroordeeld, is wettelijk verplicht om zo spoedig mogelijk via ECRIS informatie over de veroordeling mee te delen aan de lidstaat of lidstaten van de nationaliteit van die persoon, met inbegrip van updates dienaangaande (kennisgevingen over nieuwe veroordelingen en updates).

·De lidstaat van nationaliteit houdt dus een centraal register in stand van alle veroordelingen die jegens zijn onderdanen in de EU door strafrechters zijn uitgesproken. Deze lidstaat is verplicht om alle via ECRIS ontvangen informatie op te slaan en bij te werken en om via ECRIS volledige strafregistergegevens te verstrekken wanneer een andere lidstaat daarom verzoekt (informatieverzoeken).

·De uitwisseling van informatie over veroordelingen moet plaatsvinden met het oog op een strafrechtelijke procedure en kan, wanneer het nationale recht dat toestaat, ook voor andere doeleinden plaatsvinden, zoals in verband met administratieve procedures, werkgelegenheid, vergunningen, etc.

·Hoewel ECRIS in hoofdzaak is ontworpen voor de uitwisseling van informatie over EU-onderdanen, is het ook mogelijk om via dit systeem informatie over onderdanen van derde landen en staatlozen (hierna “TCN” genoemd) uit te wisselen. In het kader van hetzelfde pakket als dat waarvan dit statistisch verslag deel uitmaakt, is door de Commissie aanvullende wetgeving voorgesteld voor de totstandkoming van een centraal ECRIS-TCN-systeem ter ondersteuning van een efficiënte uitwisseling via ECRIS van gegevens over TCN.

Krachtens het kaderbesluit werden de lidstaten verplicht om uiterlijk in april 2012 het systeem in juridische en technische zin te implementeren, onderlinge elektronische verbindingen te realiseren en om, overeenkomstig de hiervoor beschreven algemene beginselen, uiterlijk op 27 april 2012 met de uitwisseling te beginnen.

1.2. Wettelijke grondslagen van ECRIS en de statistieken inzake dit systeem

De algemene beginselen inzake de uitwisseling van informatie en het functioneren van het systeem zijn geregeld bij Kaderbesluit 2009/315/JBZ.

Bij Besluit 2009/316/JBZ van de Raad is een standaardformaat ingevoerd voor de elektronische uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens uit nationale strafregisters, met name gegevens over het strafbare feit dat aanleiding tot de veroordeling was en informatie over de inhoud van de veroordeling. In het besluit zijn ook andere algemene en technische uitvoeringsmiddelen vastgelegd met betrekking tot het organiseren en bevorderen van de uitwisseling van informatie.

De Raad heeft ook nadere, gedetailleerde regels inzake de werking van het ECRIS-systeem goedgekeurd, onder meer met betrekking tot de ECRIS-bedrijfsanalyse, gedetailleerde technische specificaties en statistische gegevens 3 .

Overeenkomstig deze regelingen verzamelt het systeem automatisch andere gegevens dan persoonsgegevens voor het toezicht op de werking en de doeltreffendheid van ECRIS en op de eerbiediging van het juridisch kader van ECRIS bij de uitwisselingen tussen de lidstaten.

De gedetailleerde technische specificaties van ECRIS noemen momenteel 225 indicatoren die voor het toezicht op ECRIS zijn vastgesteld. Het systeem genereert deze statistische gegevens automatisch op nationaal niveau en de lidstaten sturen deze iedere maand naar de Europese Commissie.

Artikel 7 van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad bepaalt het volgende:

“De diensten van de Commissie publiceren op gezette tijden een verslag over de uitwisseling via ECRIS van gegevens uit de strafregisters, dat met name gebaseerd is op de statistische gegevens als bedoeld in artikel 6, lid 2. Dat verslag wordt een jaar na het indienen van het in artikel 13, lid 3, van Kaderbesluit 2009/315/JBZ bedoelde verslag voor het eerst ingediend.”

Het hiervoor genoemde verslag over de uitvoering van Kaderbesluit 2009/315/JBZ werd op 19 januari 2016 goedgekeurd 4 . De Commissie besloot om haar eerste statistisch verslag in de zin van artikel 7 als onderdeel van een pakket te presenteren, samen met het voorstel voor een verordening tot oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem voor onderdanen van derde landen (ECRIS-TCN-systeem) 5 , dat het bestaande ECRIS-systeem zal aanvullen.

Het onderhavige verslag geeft een overzicht van het gebruik en de praktische toepassing van ECRIS sinds het in april 2012 operationeel is geworden, tot en met 31 december 2016, met de nadruk op het jaar 2016. Het wil laten zien hoe de uitwisseling tussen de lidstaten voldoet aan het ECRIS-rechtskader en eventuele problemen aan de orde stellen met betrekking tot de doeltreffendheid van het systeem, met het oog op de oplossing daarvan.

De statistische gegevens die een algemeen overzicht bieden, bestrijken de volledig vijf jaar dat ECRIS operationeel is, maar de vergelijkende statistische gegevens over alle lidstaten, alsook de statistische tabellen van de individuele lidstaten in deel 2 van de bijlage, hebben alleen betrekking op de ECRIS-uitwisselingen in de jaren 2014-2016. De keuze om voor deze analyse uit te gaan van de laatste drie jaar waarin ECRIS operationeel is, werd ingegeven door het feit dat in 2014 het aanzienlijke aantal van 25 onderling gekoppelde lidstaten was bereikt, zodat vanaf dat moment de statistische gegevens geacht kunnen worden een representatief overzicht van de actuele situatie te verschaffen.

Het verslag is gebaseerd op de statistische gegevens die het systeem automatisch heeft gegenereerd en die de lidstaten naar de Commissie hebben gestuurd. Uit de 225 voor ECRIS vastgestelde statistische indicatoren is een keuze gemaakt zodat alleen de meest relevante en betekenisvolle statistische informatie wordt gepubliceerd.

De lidstaten werd ook verzocht om statistische gegevens te verstrekken over het aantal op hun eigen grondgebied uitgesproken veroordelingen van onderdanen van andere lidstaten, teneinde een overzicht te kunnen bieden van de uitvoering van de kennisgevingsprocedure.

Het verslag bevat gegevens over veroordelingen afkomstig van 24 lidstaten. De Commissie ontving geen gegevens van Bulgarije, Cyprus, Denemarken en Slovenië.

  • 2. 
    Belangrijkste bevindingen

    ·Alle 28 lidstaten nemen actief deel aan ECRIS, maar van de mogelijke koppelingen komt 24% niet tot stand.

ECRIS is nu vijf jaar operationeel en met de deelname van Slovenië en Portugal in januari 2017 zijn alle 28 lidstaten thans met het systeem verbonden. Geen van de lidstaten wisselt echter via ECRIS informatie uit met alle 27 andere lidstaten. Eind 2016 was slechts 76% van het totale aantal mogelijke koppelingen gerealiseerd. Het uiteindelijk doel dat elke lidstaat met ECRIS is verbonden en via ECRIS informatie uitwisselt met alle andere lidstaten, moet dus nog worden bereikt.

·Het aantal uitgewisselde berichten liep in 2016 op tot 2 miljoen.

Het aantal berichten dat alle onderling gekoppelde lidstaten uitwisselden liep op van 300 000 eind 2012 tot bijna 2 miljoen in 2016, met een gemiddelde van 165 000 berichten per maand. Het aantal jaarlijkse kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen, verzoeken en antwoorden op verzoeken bedraagt thans grosso modo 350 000 per categorie. De meest actieve lidstaten in de zin van het totale volume van deze drie soorten verzonden berichten waren in 2016: DE (24,9%), gevolgd door UK (13,7%), IT (7,7%), PL (6,6%) en RO (5,5%).

·Een op de drie antwoorden brengt een eerdere strafrechtelijke veroordeling aan het licht

Sinds de eerste vijf jaar dat ECRIS operationeel is, werd in antwoord op 31% van de verzoeken om informatie over eerdere veroordelingen van een persoon, informatie over eerdere strafrechtelijke veroordelingen verstrekt. Dit betekent dat bij 31% van de verzoeken de betrokken persoon reeds een of meerdere keren elders in de Unie werd veroordeeld. Hieruit blijkt de aanzienlijke waarde van ECRIS als instrument voor het verkrijgen van strafregistergegevens. In 2016 bevatten meer dan 105 000 antwoorden informatie over eerdere strafrechtelijke veroordelingen.

·De ontwikkeling inzake kennisgevingen stabiliseert zich

Sinds 25 lidstaten onderling gekoppeld zijn (2014), heeft het aantal kennisgevingen over nieuwe veroordelingen zich geleidelijk gestabiliseerd tot een aantal van 330 000 kennisgevingen in 2016. Daaraan ging een periode van aanvankelijke aanzienlijke groei vooraf, toen nieuwe lidstaten aan het netwerk gingen deelnemen waardoor er meer onderlinge koppelingen tot stand kwamen. Dit aantal zal naar verwachting, los van het veroordelingspercentage, nog verder stijgen, aangezien het percentage onderlinge koppelingen zich richting de 100% beweegt.

·Snelle stijging van aantal verzoeken om informatie en antwoorden

Het aantal verzoeken om informatie en antwoorden op deze verzoeken is snel gestegen tijdens de afgelopen vijf jaar en bedroeg in 2016 respectievelijk 364 000 en 350 000. Hieruit blijkt dat de lidstaten zich gelukkig steeds bewuster zijn van de noodzaak om van ECRIS gebruik te maken voor het opvragen van informatie voor strafprocedures, alsook voor andere doeleinden, zoals aanwerving, met name voor banen die rechtstreeks en regelmatig contact met kinderen met zich brengen, in overeenstemming met Richtlijn 2011/93/EU 6 .

·Aanzienlijke verschillen tussen de ECRIS-activiteiten en -werkdruk van de lidstaten

Sommige lidstaten sturen aanzienlijk meer verzoeken om informatie dan zij ontvangen. In 2016 ging het daarbij om DE, UK, AT en CZ. Andere lidstaten worden geconfronteerd met een aanzienlijke werkdruk bij het antwoorden op verzoeken, terwijl zij zelf niet zo veel verzoeken versturen: PL, RO, SK, LT, IT, BG, LV, HU, HR, IE, EL, EE. De werkdruk voor sommige andere lidstaten wordt vooral veroorzaakt door het feit dat zij een groot aantal kennisgevingen over nieuwe veroordelingen versturen naar de lidstaten van nationaliteit van de dader en zelf minder verzoeken versturen: IT, BE, ES, FR, CY.

·Niet alle veroordelingen en updates worden ter kennis gebracht

De meest actieve lidstaten qua aantallen verzonden kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen in 2016 waren DE (29,7% van alle verzonden kennisgevingen van deze aard), IT (19,0%), BE (13,6%), UK (9,9%), ES (9,0%) en FR (5,2%).

Daarentegen sturen sommige lidstaten in het geheel geen kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen (EL) of slechts enkele kennisgevingen met betrekking tot hun inwoners die onderdaan van een ander EU-land zijn 7 (BG, EE, HR, LT, LV, MT, RO in 2016; BG, EE, LV, HR, LT in 2015; BG, EE, HR, LT, LV, RO, SK in 2014). Wanneer veroordelingen niet systematisch en op betrouwbare wijze ter kennis worden gebracht, kan dat tot gevolg hebben dat daders aan hun strafrechtelijk verleden kunnen ontkomen of opnieuw dezelfde strafbare feiten kunnen plegen.

Gemiddeld 27% van alle kennisgevingen bestond in 2016 uit updates van verzonden informatie over veroordelingen. Een aantal lidstaten stuurde in het geheel geen updates van hun eerder verstuurde kennisgevingen (BG, DK, EE, EL, LV, RO in 2016; BG, DK, FI, EL in 2015; DK, EE, FI, EL, HR, RO in 2014) of stuurde een gering aantal van dergelijke berichten (HR, LT, LU in 2016; EE, HR, LT, LU, LV, RO in 2015; BG, HU, IE, LT, LU, LV, SK in 2014). Wanneer wordt nagelaten om gegevens over veroordelingen bij te werken, heeft dat tot gevolg dat verouderde en onbetrouwbare informatie door de lidstaat van nationaliteit wordt verwerkt en verspreid.

·ECRIS wordt niet altijd gebruikt om informatie over eerdere veroordelingen op te vragen

De lidstaten die in 2016 het grootste aantal verzoeken verstuurden, waren: DE (38,6%), gevolgd door UK (26,7%), CZ (10,1%), AT (6,9%), ES (3,7%) en FR (3,5%). Sommige lidstaten verstuurden echter in het geheel geen verzoeken om informatie (EL) of stuurden slechts een gering aantal verzoeken (BG, CY, HU, IT, MT, SK in 2016; BG, HU, IT, SK in 2015; BG, EE, HR, HU, IT, SK in 2014). Dit leidt tot een situatie waarin strafrechters vonnissen kunnen uitspreken zonder op de hoogte te zijn van eerdere veroordelingen in andere lidstaten, in strijd met de in Kaderbesluit 2008/675/JBZ 8 neergelegde vereisten. Ontoereikende informatie over eerdere veroordelingen zal ook in de weg staan aan het gebruik van betrouwbare informatie inzake veroordelingen voor andere doeleinden dan strafrechtelijke procedures (zoals een aan een indienstneming voorafgaande screening) en aldus afbreuk doen aan misdaadpreventie.

·Ongeveer 14 000 verzoeken om informatie (3,9 %) bleven in 2016 onbeantwoord

In de meeste lidstaten was het aantal ontvangen antwoorden enigszins lager dan het aantal verzoeken om informatie dat werd verzonden, met een gemiddeld verschil van ongeveer 3,9 % in 2016. De lidstaten waarvan het percentage ontvangen, maar onbeantwoord gelaten verzoeken het hoogst was, waren: CY (66,1%), EL (34,9%), IT (20%) en LV (17,8%).

·Bijna 13 000 verzoeken (3,6 %) werden in 2016 niet beantwoord binnen de wettelijke termijn

In 2016 werden bijna 13 000 verzoeken niet beantwoord binnen de wettelijke termijn. Dit komt overeen met 3,6 % van het totale aantal verzoeken. De lidstaten die de meeste moeilijkheden ondervinden om de termijnen in acht te nemen zijn: EL (28,1% van de door EL ontvangen verzoeken werd niet binnen de termijn beantwoord), FI (21,5 %), EE (20,5 %), RO (9,3 %) en IT (5,28 %).

·ECRIS wordt in toenemende mate gebruikt voor andere doeleinden dan strafprocedures

Tijdens de periode van activiteit van ECRIS vond gemiddeld 81% van alle verzoeken plaats ten behoeve van strafprocedures en 19 % voor andere doeleinden dan strafprocedures. Het aantal verzoeken voor andere doeleinden nam toe tot 22% in 2016, en kwam daarmee uit op 79 000. Verzoeken van individuele personen om informatie over hun eigen strafregistergegevens zijn goed voor het hoogste aantal verzoeken voor andere doeleinden dan strafprocedures – 68 % van alle verzoeken voor andere doeleinden en 15 % van alle verzoeken die werden gedaan.

·Het huidige ECRIS wordt zelden gebruikt voor TCN

Gemiddeld 90 % van alle verzoeken heeft betrekking op EU-onderdanen en ongeveer 10% ziet op onderdanen van derde landen en staatlozen. Het aantal verzoeken om informatie over TCN nam toe tot meer dan 33 000 in 2016. De aanvulling van het ECRIS-systeem met een specifiek gecentraliseerd systeem voor TCN, zoals de Commissie voorstelt als onderdeel van het pakket waarvan ook dit verslag deel uitmaakt, zal naar verwachting tot een substantiële toename van het aantal verzoeken inzake TCN leiden.

  • 3. 
    ERCIS-uitwisselingen in cijfers

3.1. Verbonden lidstaten

Een lidstaat wordt geacht met ECRIS verbonden te zijn wanneer hij met minstens een andere verbonden partner strafregistergegevens uitwisselt. Alle 28 lidstaten zijn thans verbonden met ECRIS en wisselen met minstens één andere lidstaat strafregistergegevens uit; de laatste lidstaten (SI en PT) hebben zich in januari 2017 aangesloten. Zie voor het historisch overzicht van de verbindingen met het ECRIS-netwerk deel 1.1 van de bijlage.

ECRIS is een gedecentraliseerd systeem dat een onderlinge verbinding tussen alle lidstaten vooronderstelt. Het totale aantal mogelijke onderlinge verbindingen in een dergelijke configuratie bedraagt 756 (27*28). Hoewel alle lidstaten nu met ECRIS verbonden zijn, wisselt geen daarvan via ECRIS informatie uit met alle andere 27 lidstaten.

De volgende tabel laat voor elke lidstaat het aantal onderlinge verbindingen in april 2017 zien.

Het ECRIS-systeem begon met 173 onderlinge verbindingen in 2012 - ten opzichte van de 756 onderlinge verbindingen die mogelijk zijn (met 28 actieve lidstaten). Eind 2016, het vijfde jaar dat het systeem operationeel was, waren er 575 onderlinge verbindingen tot stand gebracht, die 76 % van het totale aantal mogelijke onderlinge verbindingen en 88 % van de operationele onderlinge verbindingen vertegenwoordigden (SI en PT waren op dat moment nog steeds niet verbonden met ECRIS). Zie voor de ontwikkeling van het aantal onderlinge verbindingen in de loop der jaren, deel 1.1 van de bijlage.

In 2017 hebben vier lidstaten (AT, ES, UK en IE) het hoogste aantal operationele onderlinge verbindingen bereikt (26).

Het uiteindelijk doel dat elke lidstaat met ECRIS is verbonden en via ECRIS informatie uitwisselt met alle andere lidstaten, moet dus nog worden bereikt.

3.2. Het totale aantal uitgewisselde berichten

De grafiek hieronder illustreert het snel groeiende aantal berichten dat de verbonden lidstaten sinds ECRIS in april 2012 operationeel werd tot 31 december 2016 jaarlijks uitwisselden. Bij de analyse van de gegevens met betrekking tot 2012 moet er rekening mee worden gehouden dat ECRIS in dat jaar maar acht maanden operationeel was.

Het aantal berichten dat alle onderling verbonden lidstaten uitwisselden, liep op van 300 000 eind 2012 tot bijna 2 miljoen in 2016, met een gemiddelde van 165 000 berichten per maand. Deze aantallen hebben betrekking op alle soorten berichten: kennisgevingen, updates, verzoeken, antwoorden, weigeringen, overige antwoorden, uitwisseling van aanvullende informatie, etc.

De grafiek hieronder laat de trend zien inzake kennisgevingen, verzoeken en antwoorden op verzoeken gedurende de vijf jaar van operationaliteit van ECRIS. Alleen kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen werden hier in aanmerking genomen, zonder updates. Antwoorden omvatten antwoorden op verzoeken, weigeringen van verzoeken en overige antwoorden 9 .

Thans bedraagt het aantal kennisgevingen, verzoeken en antwoorden op verzoeken grosso modo zo’n 350 000 per jaar in elke categorie.

Sinds 2014, het jaar waarin het aantal onderling verbonden lidstaten op 25 kwam te staan, heeft het aantal kennisgevingen over nieuwe veroordelingen zich geleidelijk gestabiliseerd, na een aanvankelijke aanzienlijke stijging die te maken had met de deelname van nieuwe lidstaten aan het netwerk en de totstandkoming van nieuwe onderlinge verbindingen. Dit aantal zal naar verwachting nog verder stijgen, los van het veroordelingspercentage, wanneer het percentage onderlinge verbindingen de 100% bereikt.

Het aantal verzoeken om informatie en de daarmee verband houdende antwoorden op verzoeken, neemt echter snel toe. Dit is een positief teken dat laat zien dat de lidstaten zich steeds bewuster worden van de noodzaak om bij strafprocedures voor het opvragen van informatie gebruik te maken van ECRIS, zodat overeenkomstig Kaderbesluit 2008/675/JBZ rekening kan worden gehouden met eerdere veroordelingen. Ook het toenemend aantal verzoeken om informatie voor andere doeleinden dan strafprocedures (zoals aanwerving, met name voor banen die rechtstreeks en regelmatig contact met kinderen met zich brengen, in overeenstemming met Richtlijn 2011/93/EU) draagt bij tot deze positieve trend.

3.3. Het aantal kennisgevingen, verzoeken en antwoorden per lidstaat

De grafiek hieronder laat het aantal kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen, verzoeken om informatie en antwoorden zien die alle onderling verbonden lidstaten in 2016 hebben verzonden. Zie voor de jaren 2014 en 2015 deel 1.2 van de bijlage.

De meest actieve lidstaten in de zin van het totale volume van deze drie soorten verzonden berichten 10 waren:

  • in 2016: DE (24,9%), gevolgd door UK (13,7%), IT (7,7%), PL (6,6%) en RO (5,5%).
  • in 2015: DE (25,6 %), gevolgd door UK (14,7 %), IT (9,1 %), PL (7,0 %) en RO (5,6 %).
  • in 2014: DE (28,7 %), gevolgd door IT (10,9 %), UK (9,7 %), FR (8,3 %) en PL (6,8 %).

De cijfers laten aanzienlijke verschillen tussen de ECRIS-activiteiten en -werkdruk van de lidstaten zien.

Sommige lidstaten verzoeken aanzienlijk vaker om informatie dan dat zij zelf om informatie worden verzocht: DE, UK, AT, en in 2016 ook CZ. Andere ondervinden in hoofdzaak een aanzienlijke werkdruk in verband met het beantwoorden van verzoeken, terwijl zij zelf minder verzoeken sturen: PL, RO, SK, LT, IT, BG, LV, HU, HR, IE, EL, EE. De werkdruk wordt voor sommige andere lidstaten vooral veroorzaakt door het feit dat zij een groot aantal kennisgevingen over nieuwe veroordelingen versturen naar de lidstaten van nationaliteit van de dader en zelf minder verzoeken versturen: IT, BE, ES, FR, CY.

3.4. Kennisgevingen

De grafiek hieronder geeft het aantal kennisgevingen weer dat alle onderling verbonden lidstaten in 2016 hebben doen uitgaan, uitgesplitst naar kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen en kennisgevingen waarbij eerder verzonden kennisgevingen worden bijgewerkt. Zie voor de jaren 2014 en 2015 deel 1.3 van de bijlage.

Het aantal verzonden kennisgevingen varieert aanzienlijk tussen de lidstaten, van bijna 100 000 (DE) tot nul (EL) kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen per jaar. Bij de analyse van deze verschillen moet in hoofdzaak met twee factoren rekening worden gehouden: de omvang van het land en het aantal veroordelingen van onderdanen van andere lidstaten (hierna: inwoners die onderdaan van een ander EU-land zijn). Zie voor een detailleerde analyse van de statistieken van de individuele lidstaten deel 2 van de bijlage.

De meest actieve lidstaten in de zin van het versturen van kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen waren:

  • in 2016: DE (29,7%), gevolgd door IT (19,0%), BE (13,6%), UK (9,9%), ES (9,0%) en FR (5,2%)
  • in 2015: DE (28,7%), gevolgd door IT (19,8%), BE (12,5%), UK (11,4%), FR (6,3%) en ES (5,9%)
  • in 2014: DE (30,0%), gevolgd door IT (20,8%), FR (11,2%), BE (8,4%), UK (7,9%) en ES (5,8%).

Wanneer wordt gekeken naar alle verzonden kennisgevingen, met inbegrip van updates, zal de bovenstaande classificatie nauwelijks anders zijn, zij het dat ES opschuift naar de derde positie in 2016 en de vierde positie in 2014 en 2015.

Verzonden kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen en kennisgevingen inzake updates waren goed voor gemiddeld respectievelijk 73,2 % en 26,8% in 2016. Zie voor de jaren 2014 en 2015 deel 1.3 van de bijlage. Deze verhouding verschilt aanzienlijk tussen de lidstaten en varieert van die waarbij er sprake is van twee keer zoveel updates als kennisgevingen (bijvoorbeeld AT, PL) of bijna gelijke aantallen voor deze beide categorieën berichten (bijvoorbeeld ES, NL), tot die waarbij updates slechts een klein deel uitmaken van alle kennisgevingen (bijvoorbeeld BE, UK). DE verstuurt van alle lidstaten het grootste aantal kennisgevingen en ongeveer 22 % daarvan bestaat uit updates.

Op grond van de gedetailleerde analyse van de statistische gegevens werden hier twee problemen vastgesteld.

Allereerst sturen sommige lidstaten in het geheel geen kennisgevingen inzake nieuwe veroordelingen (EL) of slechts een zeer gering aantal daarvan met betrekking tot hun inwoners die onderdaan van een ander EU-land zijn (BG, EE, HR, LT, LV, MT, RO in 2016; BG, EE, LV, HR, LT in 2015; BG, EE, HR, LT, LV, RO, SK in 2014). Als gevolg daarvan werden deze niet ter kennis gebrachte veroordelingen niet in de lidstaat of lidstaten van nationaliteit geregistreerd en kunnen daders er in slagen de gevolgen van hun criminele verleden te ontlopen.

In de tweede plaats stuurt een aantal lidstaten in het geheel geen updates over hun eerder verstuurde kennisgevingen (BG, DK, EE, EL, LV, RO in 2016; BG, DK, FI, EL in 2015; DK, EE, FI, EL, HR, RO in 2014) of slechts een gering aantal van dergelijke berichten (HR, LT, LU in 2016; EE, HR, LT, LU, LV, RO in 2015; BG, HU, IE, LT, LU, LV, SK in 2014). Wanneer de veroordelende lidstaat nalaat om updates te verzenden, heeft dat tot gevolg dat door de lidstaat van nationaliteit verouderde en onbetrouwbare informatie wordt verwerkt en verspreid.

3.5. Verzoeken om informatie

De grafiek hieronder vergelijkt de aantallen verzoeken om informatie die alle onderling verbonden lidstaten in 2016 hebben verzonden, met de aantallen op deze verzoeken ontvangen antwoorden. Zie voor de jaren 2014 en 2015 deel 1.4 van de bijlage.

De aantallen uitgebrachte verzoeken om informatie variëren aanzienlijk tussen de lidstaten, van 140 000 (DE) tot nul verzoeken (EL) per jaar. De belangrijkste factor waarmee bij de analyse van deze variaties rekening moet worden gehouden, is het aantal onderdanen van andere lidstaten dat in een bepaalde lidstaat woont.

De meest actieve lidstaten in de zin van uitgebrachte verzoeken waren:

  • in 2016: DE (38,6%), gevolgd door UK (26,7%), CZ (10,1%), AT (6,9%), ES (3,7%) en FR (3,5%)
  • in 2015: DE (40,0%), gevolgd door UK (29,4%), AT (8,2%), FR (4,5%), ES (4,0%) en CZ (3,3%)
  • in 2014: DE (45,3%), gevolgd door UK (18,7%), AT (13,7%), FR (7,6%), CZ (4,1%) en NL (2,8%)

Sommige lidstaten versturen in het geheel geen verzoeken (EL) of een gering aantal verzoeken met betrekking tot hun inwoners die onderdaan van een ander EU-land zijn (BG, CY, HU, IT, MT, EE, HR, LV, RO, SK in 2016; BG, HU, IT, EE, HR, LV, RO, CY, SK in 2015; BG, EE, HR, HU, IT, LV, CY, SK in 2014). Dit leidt tot een situatie waarin strafrechters vonnissen zouden kunnen uitspreken zonder op de hoogte te zijn van veroordelingen in andere lidstaten, in strijd met de in Kaderbesluit 2008/675/JBZ neergelegde vereisten inzake het bij een nieuwe strafprocedure rekening houden met eerdere veroordelingen. Bovendien zal afbreuk worden gedaan aan de preventieve werking die uitgaat van verzoeken om verklaringen inzake strafregistergegevens voor andere doeleinden dan strafprocedures, zoals werkgelegenheid.

Uit de bovenvermelde gegevens kan ook worden geconcludeerd dat niet op alle verzoeken om informatie wordt gereageerd. In de meeste gevallen was het aantal ontvangen antwoorden enigszins lager dan het aantal verzonden verzoeken om informatie, met een gemiddeld verschil van ongeveer 3,9 % in 2016. In het geval van de lidstaten die het meest actief zijn met het versturen van verzoeken, werd op 7% van de verzoeken van DE (9 577), 4% van de verzoeken van AT (869) en 2% van de verzoeken van UK (1 709) in 2016 nooit gereageerd.

3.6. Antwoorden op verzoeken

De grafiek hieronder illustreert het aantal antwoorden dat alle onderling verbonden lidstaten in 2016 hebben verstuurd ten opzichte van het aantal corresponderende verzoeken om informatie dat zij ontvingen. Zie voor de jaren 2014 en 2015 deel 1.5 van de bijlage.

Het aantal ontvangen verzoeken en verzonden antwoorden dat daarmee correspondeert verschilt aanzienlijk tussen de lidstaten, en varieert van 62 000 (PL) tot 63 (MT) verzoeken per jaar. Bij de analyse van deze verschillen moet in hoofdzaak met twee factoren rekening worden gehouden: de totale bevolking van iedere lidstaat en het aantal onderdanen van iedere lidstaat dat in andere lidstaten woonachtig is. Zie voor een gedetailleerde analyse van de statistieken van de individuele lidstaten deel 2 van de bijlage.

De lidstaten die het grootste aantal verzoeken om informatie ontvingen en die, bijgevolg, antwoordden op het grootste aantal verzoeken in absolute termen (niet noodzakelijkerwijs het grootst in verhouding tot het ontvangen aantal) waren:

  • in 2016: PL (17,4% van alle antwoorden), gevolgd door RO (16,2%), SK (9,1%), DE (6,2%), IT (5,1%) en FR (4,6%)
  • in 2015: PL (18,9%), gevolgd door RO (17,9%), DE (7,5%), IT (6,5%), LT (5,2%) en FR (4,9%)
  • in 2014: PL (20,0%), gevolgd door RO (13,0%), DE (9,9%), IT (8,5%), FR (5,2%) en LT (5,0%)

Terwijl alle lidstaten verzoeken in het algemeen beantwoorden, worden niet alle verzoeken om informatie beantwoord. In de meeste gevallen is het aantal verzonden antwoorden enigszins lager dan het aantal ontvangen verzoeken om informatie. In 2016 ging het gemiddeld om ongeveer 3,9 %.

Wat betreft de lidstaten die in 2016 het hoogste aantal verzoeken ontvingen, liet Italië 20,4 % van de ontvangen verzoeken onbeantwoord (5 579), FR 3,9% (657), DE 2,5 % (552), PL 1,9 % (1,174), RO 1,7 % (970) en SK 0,1 % (47).

De lidstaten met het hoogste percentage onbeantwoord gelaten verzoeken waren in 2016: CY (66,1 % van de ontvangen verzoeken), EL (34,9 %), IT (20,4 %) en LV (17,8%).

3.7. Antwoorden waarbij de wettelijke termijnen niet in acht werden genomen

Een andere kwestie is dat een aantal verzoeken niet binnen de wettelijke termijnen wordt beantwoord. De tabel hieronder biedt een overzicht voor 2016 inzake alle lidstaten van de aantallen antwoorden waarbij de wettelijke termijnen niet in acht werden genomen.

In 2016 werden ongeveer 13 000 verzoeken niet binnen de wettelijke termijn beantwoord. Dit komt overeen met 3,6 % van het totale aantal verzoeken. De lidstaten die de meeste moeilijkheden ondervinden om de termijnen in acht te nemen waren: EL (28,1 % van de verzoeken werd niet binnen de termijn beantwoord), FI (21,5 %), EE (20,5 %), RO (9,3 %) en IT (5,28 %). Wat na het verstrijken van de wettelijke termijn verzonden antwoorden betreft, werd 27,33% van de antwoorden van LT (4,198), 21,33 % van de antwoorden van IE (2,153), 19,56 van de antwoorden van CY (134), 6,12 % van de antwoorden van RO (3,535) en 4,92 % van de antwoorden van PL (3,056), na de termijn verzonden.

3.8. Verzoeken met het oog op strafprocedures en voor andere doeleinden

De grafieken hieronder geven de verhouding weer tussen de verzoeken met het oog op strafprocedures en verzoeken voor andere doeleinden dan strafprocedures – van 2012 tot 2016.

Tijdens de periode van activiteit van ECRIS vond gemiddeld 81% van alle verzoeken plaats met het oog op strafprocedures en 19% voor andere doeleinden. Het aantal verzoeken voor andere doeleinden liep op tot 79 000 in 2016.

In de jaren 2012- 2014 bleef het percentage verzoeken voor andere doeleinden stabiel. De toename tot 22 % in 2016 werd in hoofdzaak veroorzaakt door het groeiend aantal verzoeken met het oog op aanwerving voor professionele of georganiseerde vrijwillige activiteiten die rechtstreeks en regelmatig contact met kinderen met zich brengen, ter uitvoering van Richtlijn 2011/93/EU. In 2016 werden bijna 8 000 van dergelijke verzoeken gedaan wat neerkomt op 10 % van alle verzoeken voor andere doeleinden. Het aantal van deze verzoeken in 2012 (7 verzoeken) was in vergelijking daarmee verwaarloosbaar.

In 2016 werden de meeste verzoeken voor andere doeleinden dan strafprocedures ingediend door individuele personen om informatie te verkrijgen over hun eigen strafblad - 68 % van alle verzoeken voor andere doeleinden en 15 % of van alle ingediende verzoeken. Het volgende hoogste aantal verzoeken had betrekking op verzoeken van een bevoegde administratieve autoriteit ten behoeve van andere dan strafprocedures (14 % van de verzoeken voor andere doeleinden en 3,1 % van alle ingediende verzoeken), verzoeken met het oog op aanwerving overeenkomstig Richtlijn 2011/93/EU (respectievelijk: 9,9 % en 2,2 %) en verzoeken ten behoeve van de verkrijging van een wapenvergunning (respectievelijk: 3,5 % en 0,8 %).

Verzoeken voor het belangrijke doel een andere nationaliteit te verkrijgen, maakten slechts ongeveer 1,4 % van alle verzoeken voor andere doeleinden en 0,3 % van alle verzoeken uit.

Zie deel 1.6 van de bijlage voor meer bijzonderheden over de aantallen verzoeken voor verschillende categorieën doeleinden in de jaren 2014-2016.

3.9. Verzoeken betreffende EU-onderdanen en TCN

De grafieken hieronder geven de verhouding weer tussen verzoeken betreffende EU-onderdanen en TCN – per jaar 11 en gemiddeld tijdens de gehele periode waarin ECRIS operationeel was.

 

Gemiddeld 90 % van alle verzoeken heeft betrekking op EU-onderdanen en ongeveer 10% ziet op TCN. Het aandeel van de verzoeken inzake staatlozen is marginaal (0,03%).

In het eerste jaar waarin ECRIS operationeel was, was het percentage verzoeken met betrekking tot TCN erg laag (5%). In 2013 verdubbelde dit percentage en sindsdien is het stabiel gebleven. Het aantal verzoeken om informatie over TCN nam toe tot meer dan 33 000 in 2016.

De door de Commissie samen met dit verslag voorgestelde aanvullende wetgeving zal het ECRIS-systeem met betrekking tot TCN verbeteren omdat daardoor een speciaal gecentraliseerd systeem wordt ingevoerd dat het mogelijk maakt om efficiënt vast te stellen welke lidstaten over strafregistergegevens inzake TCN beschikken. De maatregel zal naar verwachting tot een aanzienlijke toename van verzoeken betreffende TCN leiden.

3.10. Antwoorden die informatie over veroordelingen bevatten

In de grafieken hieronder wordt informatie gegeven over de verhouding tussen de antwoorden die een of meer veroordelingen betreffen, antwoorden waarin geen sprake van een veroordeling is en andere antwoorden, per jaar 12 en gemiddeld gedurende de betreffende periode waarin ECRIS operationeel was.

 

Sinds het eerste jaar waarin ECRIS operationeel was, bevatte 31% van de antwoorden informatie over eerdere veroordelingen. Dit betekent dat in 31% van de gevallen de betrokken persoon al een of meerdere keren was veroordeeld, wat bewijst dat ECRIS waarde heeft als een instrument voor het verkrijgen van strafregistergegevens. In 2016 kwam dit neer op 105 000 antwoorden die informatie over veroordelingen bevatten. De laatste vijf jaar waren de antwoorden die geen informatie over veroordelingen bevatten goed voor gemiddeld 63 % en de overige antwoorden voor 6 %.

(1)

     PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23.

(2)

     PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33.

(3)

     Artikel 6, lid 2, van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad voorziet in de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor ECRIS door de Raad, die met name bestaan in het vaststellen van de systemen voor het vastleggen van gegevens en procedures die het mogelijk maken toezicht uit te oefenen op de werking van ECRIS, en het opstellen van statistieken betreffende andere dan persoonsgegevens in verband met de uitwisseling van gegevens uit strafregisters via ECRIS.

(4)

     Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten, COM(2016)6 final.

(5)

     COM(2017)344 final

(6)

     Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).

(7)

   Zie statistieken Eurostat: http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/File:Non-    national_population_by_group_of_citizenship,_1_January_2016_(%C2%B9).png

(8)

     Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32).

(9)

     Bij overige antwoorden gaat het bijvoorbeeld om antwoorden waarbij sprake is van meerdere gevonden personen of van een persoon die geen onderdaan van de aangezochte lidstaat is, etc.

(10)

     Zie voor de vergelijkende tabel met de meest actieve lidstaten in de zin van het aantal verzonden kennisgevingen, verzoeken en antwoorden (afzonderlijk per categorie) deel 1.2 van de bijlage.

(11)

     Zie ook de tabel in deel 1.7 van de bijlage.

(12)

     Zie voetnoot 9. Zie ook de tabel in deel 1.8 van de bijlage.

 
 

2.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.