Schriftelijk overleg Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct - Hoofdinhoud
De VVD vindt dat pensioenregelgeving een nationala aangelgenheid is. In het schriftelijk overleg over een Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP) was Aukje de Vries daarom kritisch op dit plan en steunde zij de kritische houding van het kabinet. Daarnaast was er een schriftelijk overleg over de Kabinetsreactie mid-term review actieplan kapitaalmarktunie.
Kabinetsreactie mid-term review actieplan kapitaalmarktunie
Eerder heeft de VVD aangegeven het doel van het actieplan Kapitaalmarktunie te steunen. Het moet zorgen voor meer financieringsmogelijkheden voor het bedrijfsleven en vooral het MKB. Het actieplan moet echter geen duizend-dingen-doekje worden. Hoe wordt voorkomen dat dit wel gebeurt? De kapitaalmarktunie kan belemmeringen wegnemen. Het hoofddoel moet zijn dat het MKB meer en makkelijker financiering kan krijgen. De aandacht moet vooral gericht zijn op quick wins en dus regels en belemmeringen wegnemen. De VVD heeft nog een aantal vragen en opmerkingen over de Kabinetsreactie mid-term review actieplan kapitaalmarktunie.
Er zijn in het kader van de kapitaalmarktunie inmiddels politieke akkoorden over onder meer de voorstellen voor simpele, transparante en gestandaardiseerde securitisaties en over de prospectusverordening. Wat is daar de actuele stand van zaken (qua inhoud en procedure)?
Eén van de nieuwe acties is het versterken van de effectiviteit van het toezichtraamwerk (ESA’s). Dat klinkt natuurlijk mooi, maar wat zijn de gevolgen hiervan? Wat betekent dat voor de rol van de Nederlandse toezichthouder? Wat betekent dat voor de toezichtkosten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat om het leiderschap van de EU op het gebied van duurzaamheid te verstevigen een actie op duurzame financiering wordt overwogen. Sinds wanneer is het verstevigen van het leiderschap van de EU een doel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Kabinet kritisch is ten aanzien van een EU-raamwerk voor FinTech-vergunningen en paspoorten in generieke zin. Waarom is het Kabinet daar kritisch over? De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de regelgeving ruimte geeft voor innovatie, diversiteit en nieuwe toetreders. Hoe zou het voorstel van de EC daar aan kunnen bijdragen? Hoe zou het voorstel kunnen bijdragen aan meer proportionaliteit in de EU-regelgeving? Hoe wil het Kabinet deze zaken dan op een andere manier vorm geven en/of adresseren?
BNC-fiche Verordening Pan-Europese Persoonlijke Pensioenproduct (PEPP)
De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat het Kabinet uiterst kritisch is op de Verordening Pan-Europese Persoonlijke Pensioenproduct (PEPP). De Tweede Kamer heeft eerder het Kabinet ook verzocht zich in de Europese onderhandelingsgremia uit te spreken tegen een raamwerk voor Europees persoonlijke pensioenproducten in de derde pijler in de motie Lodders/Omtzigt over geen raamwerk voor Europese persoonlijke pensioenproducten [21501-07-1435]
De VVD is namelijk van mening dat pensioenregelgeving een nationale aangelegenheid is. De leden van de VVD zijn dan ook geen voorstander van een raamwerk voor een PEPP in de derde pijler. Zij hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD erkennen dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de pensioenstelsels in verschillende landen en dat dit het grensoverschrijdende aanbod en de meeneembaarheid van persoonlijke pensioenproducten niet bevordert. Zij geloven echter niet dat een PEPP-kader dit kan oplossen zonder de nationale zeggenschap over pensioenen aan te tasten.
In het BNC-fiche wordt gesproken over een “minimale overdracht” van soevereiniteit naar de EU. Welke overdracht vindt er plaats? Waarom is er gekozen voor een “verordening”, de meest zware vorm van EU-regelgeving die directe werking heeft? Waarom is er bij dit onderwerp niet gekozen voor “meerdere snelheden” per lidstaat of een groep van lidstaten waar het pensioenstelsel nog niet goed geregeld is? Welke andere, minder vergaande oplossingen zijn er voor het geschetste probleem?
De leden van de VVD zijn tegen de aanbeveling van de Europese Commissie om het PEPP te laten profiteren van dezelfde fiscale voordelen die gelden voor nationale pensioenproducten, ongeacht of het PEPP (volledig) aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet. Fiscaliteit is een nationale bevoegdheid, volgens de VVD. Het is goed te lezen dat Nederland de aanbeveling niet zal uitvoeren. Wat is de status van zo’n aanbeveling? In hoeverre kan hier precedentwerking vanuit gaan? In hoeverre kan dit zorgen voor een glijdende schaal? In hoeverre kan het straks zo zijn dat op basis van (Europees) recht in het kader van bijvoorbeeld de interne markt of op basis van gelijke behandeling een lidstaat alsnog uiteindelijk gedwongen wordt om toch dezelfde fiscale voordelen toe te kennen? Wat is de verwachte budgettaire derving volgend uit een door de Commissie gewenste fiscale facilitering?
In hoeverre leidt de door de Commissie gewenste Europese ‘meeneembaarheid’ van pensioenen tot fiscaal shoppen, omdat deelnemers hun PEPP-pensioenproduct opbouwen op plekken waar dit fiscaal voordelig is en uitkeren op plekken waar dat fiscaal aantrekkelijk is? Kan er wel daadwerkelijk gesproken worden van een ‘aanbeveling’ van de Commissie indien het niet opvolgen van hun aanbeveling leidt tot een fiscale vlucht? Zijn er al landen die aangegeven hebben, of waarvan indicaties zijn, dat zij de fiscale aanbeveling van de Commissie zullen opvolgen?
Welke lidstaten kennen reeds een fiscale facilitering van derdepijler pensioenproducten? Welke andere landen kennen, zoals het Kabinet beschrijft in het BNC-fiche rond de conserverende aanslag, beperkingen in het internationale meeneembaarheid van pensioenen?
Hoe wordt omgegaan met de verschillende pensioenleeftijden binnen de EU wanneer gebruik gemaakt wordt van een PEPP en een deelnemer migreert?
De leden van de VVD roemen het Nederlandse pensioenstelsel en vragen het kabinet uitgebreid toe te lichten wat de toegevoegde waarde van PEPP is voor eventuele gebruikers en aanbieders in Nederland? Hoe verhouden de PEPP-kenmerken zich tot de bestaande persoonlijk pensioenproducten in Nederland?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het voorstel geen invloed mag hebben op ons pensioensysteem in de tweede pijler in Nederland. Welke invloed kan dit voorstel hebben? Hoe grijpt dit voorstel wel in op het bestaande tweedepijlerstelsel in Nederland? In Nederland zijn er duidelijke afspraken over de taakafbakening en marktordening. Wat betekenen de bepalingen in het voorstel voor die taakafbakening? En wat is de invloed van PEPP op de Nederlandse markt van derdepijlerpensioenproducten? En in hoeverre is dit wenselijk?
De leden van de VVD-fractie lezen in het BNC-fiche dat de aanbieders, consumenten en consumentenorganisaties de ontwikkeling van een simpel en transparant product steunen. Om welke aanbieders en organisaties gaat het dan? Hoe weet men dat consumenten dit steunen? En hoe zit dat met de aanbieders, consumenten en consumentenorganisaties in Nederland?
Is er een kwalificerende meerderheid van stemmen te vinden in de Raad om het voorliggende voorstel te blokkeren c.q. tegen te houden? En hoe zit het met de meerderheden om de wijzigingen die het Kabinet aangeeft door te kunnen voeren? Graag een indicatie van het krachtenveld per onderwerp c.q. voorgestelde aanpassing.
In de verordening wordt er gesproken over het harmoniseren van enkele kernkenmerken van het PEPP, die niet aan specifieke nationale regels worden onderworpen. Kan het kabinet concreet benoemen welke kernkenmerken dit betreft? Wordt er verwacht dat de harmonisatie van deze kernkenmerken van het PEPP-kader afdoende zijn om het PEPP in alle lidstaten te laten functioneren? Zo nee, waarom niet? Kan de lijst met kernkenmerken op een later moment verder worden uitgebreid? Zo ja, wat is hier de procedure voor? Hoe wordt de transparantie en de simpliciteit van het PEPP gewaarborgd? Wat is de rol van de nationale toezichthouder bij een PEPP?
Gezien het feit dat alle EU-lidstaten al persoonlijk pensioenproducten aanbieden, is de VVD benieuwd naar de schattingen hoeveel mensen gebruik zouden maken van een PEPP, als deze wordt geïntroduceerd? Hoeveel van hen spaarden daarvoor nog niet via een nationaal derde pijler pensioenproduct? Hoeveel Nederlanders zullen naar schatting gebruik maken van een PEPP en hoeveel van hen maakt nu geen gebruik van een derde pijler-pensioenproduct? Waarom is het sparen via een Europees derde pijler product te prefereren boven een nationaal pensioenproduct, of via een traditionele vorm van sparen zoals een spaarrekening?
Waarom heeft de Commissie niet overwogen om ‘best practices’ op het gebied van pensioenproducten uit te wisselen binnen de lidstaten van de Unie om zo effectieve en efficiënte nationale pensioenproducten te stimuleren in plaats van een nieuw product?