Schuld = schuldig

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op donderdag 16 november 2017.

Abracadabra! Ieder kind kent die uitspraak. Het komt uit het Aramees. En betekent: “Ik schep terwijl ik spreek.” Taal creëert werkelijkheid. In dit geval letterlijk. Maar figuurlijk werkt het ook. Een discussie over de vraag hoe we ons moeten verhouden tot terroristen, verloopt nu eenmaal anders dan een discussie over ‘vrijheidsstrijders’.

Engels is een mooie taal. Tenminste dat vind ik. Wanneer men in Engeland spreekt over ‘debt’, dan heeft men het over schulden. Maar dat is een heel ander soort ‘schuld’ dan wanneer iemand ‘guilty’ (schuldig) is. In het Nederlands bestaat dat onderscheid niet. En volgens mij beïnvloedt dat het denken over mensen met betalingsproblemen.

Wie schuldig is, moet boeten. Dat vinden wij. Zeker ook in ons calvinistische Nederland. Met schuldigen hoef je niet veel compassie te hebben. Eigen schuld, dikke bult. Had je maar beter op moeten passen. En “wie zijn billen heeft verbrand, moet op de blaren zitten.” Maar hoe zou een gesprek verlopen als het gaat om mensen met een betalingsprobleem? Wie een probleem heeft moet geholpen worden. Toch?

In het debat over mensen met betalingsproblemen struikel je over de termen die aansluiten bij het woord ‘schuld’. Uitkeringstrekker, controle, fraude, boete, verplichtingen enz. Deels is dat begrijpelijk. Deels is dat noodzakelijk. En deels is dat ook goed. Niemand wil fraude. En voor wat hoort wat. Maar hoe mooi zou het zijn als we bij schuld niet direct denken aan schuldig en dus aan boete. Maar aan mensen die het moeilijk hebben. En die dus geholpen moeten worden.