Bijdrage begrotingsdebat jeugd

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op maandag 4 december 2017.

Voorzitter, ik spreek vandaag mede namens de ChristenUnie-fractie.

Voorzitter,

In theorie is het eenvoudig. Een klein kind met een groot probleem is beter te helpen dan een groot kind met een groot probleem. Als een mens meerdere problemen heeft, dan is het goed dat er meer hulp komt. Maar het liefst geen teintallen hulpverleners. En het liefst niet allemaal tegelijk. Hulpverleners horen hulp te verlenen. En niet de helft van hun tijd bezig te zijn met het invullen van nutteloze formulieren en het zetten van vinkjes op computerschermen. En omdat het maar zelden voorkomt dat een mens slechts een probleem heeft dat bovendien exact samenvalt met gemeentelijke afdelingen, financieringsstromen, afgebakende kaders en ideaalplaatjes etc, moet gestreefd worden naar maatwerk.

Het probleem was helder. De oplossing waren de decentralisaties.

In theorie is het zo simpel. Dan nu de praktijk.

Voorzitter,

Er gaat veel goed in ons land. Maar het kan en moet nog heel veel beter. En dat gaat niet vanzelf. En een deel van de oplossingsrichting ligt wel degelijk in Den Haag.

Voorzitter,

We sturen vanuit Den Haag langs drie politieke uitspraken die waar lijken. Maar die er intrinsiek voor zorgen dat de zorg bureaucratisch, versnipperd is, en versnipperd blijft. Wij zorgen er met al onze goede bedoelingen voor dat de zorg op sommige plaatsen een onontwarbare kluwen van verantwoordingssystematieken en financieringsstromen is en blijft. Wij zorgen er voor dat maatwerk moeilijk blijft en dat bureaucratie niet af maar eerder toe zal nemen. Dat kan en moet anders.

Voorzitter,

Op de eerste plaats vinden wij het heel belangrijk dat voorzieningen rechtmatig worden verstrekt. Er wordt dus op veel plaatsen tot drie cijfers achter de komma uitgeschreven aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om welke voorziening of zorg te mogen ontvangen. En dan gebeuren er rare dingen. Geen zorg zonder diagnose bijvoorbeeld. Kinderen in Nederland hebben zoveel meer diagnoses dan in de ons omringende landen dat we ons toch eens achter de oren moeten krabben. Is onze jeugd echt zo ziek? Natuurlijk niet. Maar ook maatwerk wordt bijzonder moeilijk. Volgens de wetten van de logica kan iets juist zijn of niet juist. Iets kan niet tegelijkertijd juist en onjuist zijn. In Den Haag kan dat wel. We zeggen dat we maatwerk willen. Maar we eisen rechtmatigheid. Wat kan de minister doen om de overdreven nadruk op rechtmatigheid te verminderen?

Voorzitter,

Op de tweede plaats willen we risico’s uitsluiten. Wanneer er iets verkeerd gaat willen we herhaling voorkomen en de verantwoordelijken aanpakken. Want accepteren dat ongelukken niet te voorkomen zijn kunnen we niet. Ook dan gebeuren er bijzondere dingen. Om te voorkomen dat ze worden aangesproken op onvermijdelijke fouten, gaan mensen risicomijdend gedrag vertonen. En beleidslijnen en protocollen die fouten moeten voorkomen, worden niet alleen geschreven. Ze moeten ook worden nageleefd. En, nog erger, men moet kunnen meten dan ze worden nageleefd. We willen minder regels, professionals die hun nek uitsteken en minder bureaucratie. In het verkeer kun je niet naar links willen en naar rechts sturen. In Den Haag kan dat wel. We willen minder regels en minder bureaucratie maar we eisen meer regels en bureaucratie. Bij ieder incident.

Voorzitter,

Ten derde sturen we op de best mogelijke hulp voor ieder probleem dat een mens kan hebben. Het record aantal hulpverleners dat ik als wethouder in een gezin trof was dertig. Zeven van hen noemden zich casemanager. Natuurlijk kon dat anders. Dat was zelfs wenselijk. Dat vond eigenlijk iedereen. Maar ja, iedere hulpverlener had zo zijn specialisatie, achtergrond, financiële belangen of uitspraken van rechters die zijn of haar aanwezigheid noodzakelijk maakte. Sinds mensenheugenis spreken wij over een gezin en een plan. Toen dat niet bleek te lukken hebben we er ‘een gezin, een plan, een regisseur’ van gemaakt. Maar ook dat blijkt moeilijk. Zeker zolang er wettelijk meerdere regisseurs mogelijk zijn. We willen een gezin en een plan. We willen volgordelijkheid in de aanpak van problemen. Maar we sturen op specialisatie. En op toegang voor alle hulp tegelijkertijd. Via huisarts, rechter, wijkteam enz enz enz. Je kunt niet naar Amsterdam willen reizen en de trein naar Maastricht pakken. In overheidsland kan dat wel. Ziet de minister een rol voor zichzelf weggelegd om het gesprek tussen de rechterlijke macht, huisartsen en gemeenten te bevorderen?

Voorzitter,

Dat kan en moet anders. Zolang wij vanuit dit huis blijven sturen op rechtmatigheid, risicobeheersing (die bovendien bij ieder incident wordt uitgebreid) en de best mogelijke zorg voor ieder deelprobleem, houden we regeldruk en bureaucratie. Blijkt maatwerk steeds onmogelijk. En blijft een gezin en een plan, al dan niet met een regisseur een utopie. Wij hebben in dit huis een zware verantwoordelijkheid. Ruimte bieden aan gemeenten. Vertrouwen in de professionaliteit van mensen uit de praktijk. Accepteren dat niet alles goed gaat, zonder hijgerig de minister te wijzen op systeemverantwoordelijkheid. En te schieten in de risico-regelreflex. Maar wel sturen waar dat nodig is.

Contractering

We zijn het er allemaal over eens. De transitie was een middel. Het ging om een echte verandering. Om de zogenaamde transformatie. Maar bewegen is niet gemakkelijk als je weinig bewegingsruimte hebt. Ook in tijden van bezuinigingen hebben gemeenten maar twee knoppen om aan te draaien. Tarieven verlagen of toegang verkleinen. Maar als minder kinderen zorg kunnen krijgen is dat slecht voor kinderen. En als tarieven steeds lager worden kunnen instellingen de zorg niet meer leveren. Aan de andere kant hebben instellingen ook knoppen om aan te draaien. Als de tarieven omlaag gaan, gaat het volume omhoog. En het liefst met cliënten die nauwelijks zorg nodig hebben bijvoorbeeld. Dat is een heilloze weg. Zowel instellingen als gemeenten hebben langjarige contracten nodig en een eerlijk tarief. Veranderingen die noodzakelijk zijn kunnen worden voorgefinancierd. En er kan gezamenlijk worden opgetrokken om de totale zorgvraag kleiner te maken waar dat kan. Aanbestedingen van bijvoorbeeld wijkteams brengen bovendien continuïteit ernstig in gevaar.

Mijn vraag aan de minister:

Wat kan de minister doen om langjarige contracten mogelijk te maken?

En wat kan de minister doen om redelijke tarieven vast te stellen?

En ten slotte hoe gaat de minister er voor zorgen dat gemeenten maximale ruimte krijgen binnen de aanbestedingswet om te doen wat gedaan moet worden?

Regionale samenwerking

Voor een goede transformatie is een goede regionale samenwerking noodzakelijk. Deels om de bureaucratie te verminderen. Gemeenten vragen allemaal dezelfde dingen. Maar allemaal op een verschillende manier. Wat gaat de minister doen om regio’s te bewegen hun verantwoordingssystematiek op elkaar af te stemmen?

Jeugdzorg wordt ingekocht via zogenaamde centrumgemeenten. Zij kopen de zorg in voor de hele regio. Als een deel van die regio plotseling besluit delen van de zorg zelfstandig aan te besteden, heeft dat enorme gevolgen voor de rest van de regio. En voor instellingen die , pak hem beet, twintig procent van hun omzet kunnen verliezen. Wat gaat de minister doen om dit risico te verkleinen?

Speciale aandacht vraag ik in deze context voor de gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. Omdat het aantal onder toezichtstellingen daalt en er relatief weinig trajecten voor reclassering zijn, is een behoorlijk voedingsgebied nodig om kwaliteit te kunnen bieden. Als gemeenten verplicht zouden worden gecertificeerde instellingen aan te besteden, dan gaat die kwaliteit verloren. Kan de minister bevestigen dat juist voor deze instellingen die aanbestedingsplicht niet hoeft te gelden?

Financiën

Gemeenten zijn wettelijk verplicht voldoende jeugdzorg in te kopen. In die zin kan geld dus letterlijk nooit het probleem zijn. In de praktijk is het dat soms wel. Er zijn verschillende gemeenten die diep in de rode cijfers gaan. Vier vragen aan de minister.

  • 1) 
    Schat de minister in dat er een verdelingsprobleem is, waar iets aan gedaan moet worden? Hoe staat het met het nieuwe objectieve verdeelmodel?
  • 2) 
    Hoe ziet de minister de rol van het zogenaamde transformatiefonds uit het regeerakkoord bij het oplossen van de financiële problemen?
  • 3) 
    Hoe houdt de minister vinger aan de pols bij juist die gemeenten om te zorgen dat ook daar voldoende zorg ingekocht blijft worden?
  • 4) 
    Hoe ziet de minister in dit kader de regionale solidariteit? En ziet de minister een rol weggelegd die solidariteit (ook financieel) eventueel af te dwingen?

Een stevige start

In zijn laatste brief schrijft de minister over het belang van een stevige start. Het gaat dan vooral om de eerste 1001 kritieke dagen. Mijn collega Voordewind heeft hier eerder aandacht voor gevraagd. Er zou vanuit NJi en VNG een handreiking komen voor het versterken van ouderschap en ondersteuning bij de opvoeding. Dit was een toezegging van de vorige bewindspersoon (staatssecretaris Van Rijn) bij het WGO vorig jaar. Hoe staat het met deze handreiking, vraag ik de minister?

In het verlengde hiervan vraag ik ook aandacht voor het belang dat relatietherapie toegankelijk en betaalbaar blijft. Jaarlijks krijgen 70.000 kinderen te maken met ouders die uit elkaar gaan. Vaak heeft dit ook een zware impact op deze kinderen. De minister zet in op de Divorce Challenge, maar voorkomen is beter dan genezen. Hoe kijkt de minister aan tegen de mogelijkheid om relatietherapie (onder voorwaarden) in het basispakket te brengen?

We willen dat onze kinderen veilig kunnen opgroeien. Jaarlijkse krijgen echter 120.000 kinderen te maken met kindermishandeling. Vaak vinden hulpverleners, maar ook buren en familie, het echter moeilijk om vermoedens van mishandeling te bespreken. Onlangs hadden we in de Kamer een bijzondere procedure waar het belang van een open gesprek over vermoedens van kindermishandeling werd benadrukt. Wat gaat de minister doen om te zorgen dat dit open gesprek normaal wordt?

Voorzitter, ten slotte,

We doen veel goed in ons land. We hebben objectief gezien veel om trots op te zijn. De transitie staat. De transformatie nog niet. En er zijn voldoende aandachtspunten, risico’s maar ook kansen. Deze oud-wethouder heeft wel een cri de coeur. In Nederland organiseren we de zorg voor mensen rondom departementen, beleidslijnen enzovoort. Maar een mens heeft geen problemen die precies passen binnen een departement. Als je 18 wordt in een instelling, ben je in theorie volwassen. Je mag daar niet blijven wonen. Geen probleem zegt VWS. Je kunt verlengde jeugdzorg aanvragen bij de gemeente. Geen probleem zegt de afdeling wonen. Je kunt terug naar je ouders of je huurt iets goedkoops. Geen probleem zegt afdeling inkomen. Want er zijn maar twee smaken. Je kunt werken of studeren. Wel een probleem zegt een kind van 18. Terug naar mijn ouders kan ik niet. Goedkope huurruimte is er niet. En waarvan zal ik het betalen? In Oss haalde ik gemeenteambtenaren van verschillende afdelingen bij elkaar. Aan wie, geachte minister, stuur in mijn zorgen? En wie pakt ze op?