Verordening (EU) 2017/2225 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
9.12.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 327/1 |
VERORDENING (EU) 2017/2225 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 30 november 2017
tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de voorwaarden, criteria en nadere voorschriften vastgesteld voor het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten. |
(2) |
Met Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt beoogd een centraal systeem in te stellen voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden voor een kort verblijf. |
(3) |
Bij de controles van onderdanen van derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2016/399, waarbij onder meer verificatie van de identiteit van onderdanen van derde landen, hun identificatie, of beide, moet plaatsvinden en moet worden geverifieerd of de onderdaan van een derde land de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft overschreden, dienen grenswachters alle beschikbare informatie te gebruiken, waaronder de gegevens in het door Verordening (EU) 2017/2226 ingestelde inreis-uitreissysteem („EES”), indien vereist. De gegevens die in het EES worden opgeslagen, dienen ook te worden gebruikt om te verifiëren of de onderdanen van een derde land die in het bezit zijn van een visum voor één of twee inreizen, het maximale aantal toegestane inreizen hebben gerespecteerd. |
(4) |
In bepaalde gevallen moeten onderdanen van een derde land biometrische gegevens verstrekken ten behoeve van grenscontroles. De toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen moeten derhalve in die zin worden gewijzigd dat een verplichting tot het verstrekken van deze biometrische gegevens wordt toegevoegd. Indien een onderdaan van een derde land weigert biometrische gegevens te verstrekken voor de aanmaak van het persoonlijk dossier of voor de uitvoering van een grenscontrole, moet een besluit tot weigering van toegang worden vastgesteld. |
(5) |
Voor een optimale effectiviteit van het EES moeten op geharmoniseerde wijze inreis- en uitreiscontroles plaatsvinden aan de grenzen waar het EES wordt gebruikt. |
(6) |
De instelling van het EES vereist de aanpassing van de procedures voor het controleren van personen bij het overschrijden van de grenzen waar het EES wordt gebruikt. Het EES is er in het bijzonder op gericht het afstempelen, bij inreis en uitreis, van reisdocumenten van onderdanen van derde landen die zijn toegelaten voor een kort verblijf af te schaffen, en deze regeling te vervangen door de rechtstreekse elektronische registratie van inreis en uitreis in het EES. Voorts moet in de grenscontroleprocedures rekening worden gehouden met de interoperabiliteit tussen het EES en het door de Beschikking 2004/512/EG van de Raad (5) ingestelde Visuminformatiesysteem (VIS). Tot slot biedt het EES de mogelijkheid nieuwe technologieën te gebruiken voor de grensoverschrijding van reizigers voor een kort verblijf. Die aanpassingen aan de grenscontroleprocedures dienen in de lidstaten die het EES gebruiken, te gelden vanaf de datum van ingebruikneming van het EES, bepaald in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/2226. |
(7) |
Gedurende een periode van zes maanden vanaf de ingebruikneming van het EES dienen de grenswachters rekening te houden met verblijven van onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten in de periode van zes maanden voorafgaand aan de inreis of uitreis, door naast de in het EES geregistreerde inreis-en uitreisgegevens ook de stempels in het reisdocument te controleren. Die maatregel zou het mogelijk maken de nodige verificaties te verrichten in gevallen waarin een persoon voor een kort verblijf op het grondgebied van de lidstaten zou zijn toegelaten in de periode van zes maanden voorafgaand aan de ingebruikneming van het EES. Bovendien moeten er specifieke bepalingen worden vastgesteld voor onderdanen van derde landen die het grondgebied van de lidstaten zijn binnengekomen maar nog niet hebben verlaten vóór de ingebruikneming van het EES. In deze gevallen dient bij het vertrek van de onderdanen van derde landen van het grondgebied van de lidstaten ook de laatste inreis in het EES te worden geregistreerd. |
(8) |
Omdat het aantal onderdanen van derde landen dat de grenzen overschrijdt, per lidstaat en binnen de lidstaten per grensdoorlaatpost verschilt, dienen de lidstaten te kunnen beslissen of en in hoeverre zij gebruik willen maken van technologische mogelijkheden zoals zelfbedieningsloketten, e-gates en geautomatiseerde grenscontrolesystemen. Bij het gebruik van die technologieën dienen de inreis- en uitreiscontroles aan de buitengrenzen op geharmoniseerde wijze plaats te vinden en dient een passend niveau van beveiliging te worden gegarandeerd. |
(9) |
Voorts moeten de taken en functies van de grenswachters die gebruikmaken van dergelijke technologieën, nader worden omschreven. In dit opzicht dient erop te worden toegezien dat grenswachters toegang hebben tot de resultaten van de grenscontroles die met geautomatiseerde middelen worden uitgevoerd, zodat zij passende beslissingen kunnen nemen. Voorts moet toezicht worden gehouden op het gebruik van zelfbedieningsloketten, e-gates en geautomatiseerde grenscontrolesystemen door reizigers, om frauduleus gedrag en gebruik te voorkomen. Grenswachters dienen bij dit toezicht ook bijzondere aandacht te schenken aan minderjarigen en dienen in staat te worden gesteld tot identificatie van personen die bescherming nodig hebben. |
(10) |
De lidstaten dienen ook op vrijwillige basis nationale faciliteringsprogramma’s te kunnen opstellen, zodat vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen onderdanen van derde landen bij inreis niet meer aan bepaalde aspecten van de grondige controles behoeven te worden onderworpen. Wanneer dergelijke faciliteringsprogramma’s worden gebruikt, moeten deze overeenkomstig een geharmoniseerd model worden opgesteld en moet een passend niveau van beveiliging worden gegarandeerd. |
(11) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(12) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het wijzigen van de bestaande regels van Verordening (EU) 2016/399, alleen op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie volgens het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) vervatte subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(13) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over de verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. |
(14) |
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (7); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. |
(15) |
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (8); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. |
(16) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10). |
(17) |
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (12). |
(18) |
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (14). |
(19) |
Wat Bulgarije, Cyprus, Kroatië en Roemenië betreft, moeten de bepalingen van Verordening (EU) 2016/399 die betrekking hebben op het EES uitsluitend worden toegepast wanneer aan de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 neergelegde voorwaarden is voldaan. Voor de lidstaten die op de datum van ingebruikneming van het EES niet aan de in artikel 66, lid 2, van die verordening neergelegde voorwaarden voldoen, moeten bijgevolg specifieke overgangsbepalingen inzake afstempeling worden vastgesteld in afwachting van hun aansluiting op het EES. Die overgangsbepalingen moeten waarborgen dat de afstempeling van reisdocumenten hetzelfde gevolg heeft als de opname van een inreis-uitreisdocument in het EES. |
(20) |
De lidstaten die op de datum van ingebruikneming van het EES niet aan de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 neergelegde voorwaarden voldoen, moeten de reisdocumenten van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf zijn toegelaten, bij inreis en uitreis systematisch blijven afstempelen. Die lidstaten moeten aan de hand van de in- en uitreisstempels in het reisdocument van de betrokken onderdaan van een derde land, met name door het vergelijken van de in- en uitreisgegevens, nagaan of de betrokkene de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de betrokken lidstaat heeft overschreden. De afstempeling van reisdocumenten en het onderzoek van de stempels moeten worden voortgezet totdat de betrokken lidstaat op het EES is aangesloten zoals bedoeld in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226. |
(21) |
Verordening (EU) 2016/399 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(22) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) en heeft op 21 september 2016 advies uitgebracht, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2016/399 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd: „22. „inreis-uitreissysteem (EES)”: het systeem dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (*1);
|
2) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 6 bis Onderdanen van derde landen van wie gegevens in het EES moeten worden ingevoerd
|
4) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 8 bis Gebruik van zelfbedieningssystemen voor het vooraf registreren van gegevens in het EES
Voorts geldt overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226 bij een identificatie in het EES het volgende:
Artikel 8 ter Gebruik van zelfbedieningssystemen en e-gates voor grensoverschrijding door personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd
Wanneer aan een persoon toegang wordt verleend tot een door een lidstaat ingesteld nationaal faciliteringsprogramma overeenkomstig artikel 8 quinquies, mag bij de grenscontroles die bij inreis door middel van een zelfbedieningssysteem worden verricht, het onderzoek van de in artikel 8, lid 3, onder a, iv) en v), bedoelde aspecten achterwege worden gelaten bij overschrijding, door die persoon, van de buitengrenzen van die lidstaat of van de buitengrenzen van een andere lidstaat die met de lidstaat die de toegang heeft verleend, een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 8 quinquies, lid 9.
Artikel 8 quater Normen voor geautomatiseerde grenscontrolesystemen Voor zover mogelijk worden geautomatiseerde grenscontrolesystemen op zodanige wijze ontworpen dat zij door alle personen, met uitzondering van kinderen jonger dan 12 jaar, kunnen worden gebruikt. Zij worden ook op zodanige wijze ontworpen dat zij de menselijke waardigheid volledig eerbiedigen, met name in gevallen waarbij kwetsbare personen betrokken zijn. Indien de lidstaten besluiten geautomatiseerde grenscontrolesystemen te gebruiken, zorgen zij ervoor dat er voldoende personeel aanwezig is om personen te helpen bij het gebruik van deze systemen. Artikel 8 quinquies Nationale faciliteringsprogramma’s
Het voorafgaande veiligheidsonderzoek van deze onderdanen van derde landen wordt uitgevoerd door grenswachters, door visumautoriteiten als gedefinieerd in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2008 of door immigratieautoriteiten als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 4, van de Verordening (EU) 2017/2226.
In geval van verlenging beoordeelt de lidstaat ieder jaar opnieuw de situatie van iedere onderdaan van een derde land die toegang heeft gekregen tot het nationale faciliteringsprogramma, om op basis van geactualiseerde informatie na te gaan of de betrokken onderdaan van een derde land nog steeds voldoet aan de in lid 4 vastgestelde voorwaarden. Deze nieuwe beoordeling kan worden uitgevoerd n het kader van de grenscontroles.
De grenswachters kunnen voor de onderdaan van het derde land aan wie toegang tot het nationale faciliteringsprogramma is verleend bij inreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten a) en b), en bij uitreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder g), de verificatie verrichten zonder de biometrische gegevens elektronisch te vergelijken maar door de gezichtsopname die op de elektronische gegevensdrager (chip) is opgeslagen en de gezichtsopname van het persoonlijk EES-dossier van de onderdaan van een derde land te vergelijken met diens gezicht. Er wordt steekproefsgewijs en op basis van een risicoanalyse een volledige verificatie verricht.
Bij de beoordeling van de middelen van bestaan voor de voorgenomen verblijven wordt rekening gehouden met de duur en het doel van de voorgenomen verblijven, alsmede met de gemiddelde prijzen voor onderdak in de betrokken lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf en aan de hand van de door elk van de lidstaten overeenkomstig artikel 39, lid 1, onder c), vastgestelde richtbedragen. Een bewijs van garantstelling of particuliere huisvesting, of van beide, kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan aantonen. Bij de behandeling van een verzoek worden met name de echtheid en de betrouwbaarheid van de overgelegde documenten, alsmede de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verzoeker onderzocht. Indien de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag, twijfels heeft over de verzoeker, zijn verklaringen of de door hem verstrekte bewijsstukken, kan deze andere lidstaten raadplegen alvorens een beslissing over het verzoek te nemen.
|
6) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
In artikel 10 worden de volgende leden ingevoegd: „3 bis. Indien de lidstaten besluiten gebruik te maken van e-gates, zelfbedieningssystemen of geautomatiseerde grenscontrolesystemen, gebruiken zij de in bijlage III, deel D, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden. 3 ter. Indien de lidstaten besluiten een nationaal faciliteringsprogramma op te zetten overeenkomstig artikel 8 quinquies, kunnen zij besluiten om voor de onder dat nationaal faciliteringsprogramma vallende onderdanen van derde landen specifieke doorgangen te gebruiken. Zij gebruiken de in bijlage III, deel E, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden.”. |
8) |
Artikel 11 wordt vervangen door: „Artikel 11 Afstempeling van de reisdocumenten
|
9) |
Artikel 12 wordt vervangen door: „Artikel 12 Vermoeden betreffende vervulling van voorwaarden inzake de duur van het korte verblijf
Indien het vermoeden wordt weerlegd, maken de bevoegde autoriteiten, indien nodig, een persoonlijk dossier aan in het EES of noteren zij in het EES de datum en de plaats van overschrijding, door de onderdaan van een derde land, van de buitengrens van een lidstaat of van de binnengrens van een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast maar die het EES gebruikt, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2017/2226;
Een onderdaan van een derde land die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt, kan slechts worden teruggezonden overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG. |
10) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 12 bis Overgangsperiode en overgangsmaatregelen
|
11) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
In artikel 20 wordt lid 1, onder a), vervangen door:
|
13) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 42 bis Overgangsmaatregelen voor de lidstaten die het EES nog niet gebruiken
De reisdocumenten van de in deze verordening, artikel 6 bis, lid 1, onder b) en c), bedoelde onderdanen van derde landen die de grenzen van de in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde lidstaten overschrijden, worden systematisch afgestempeld bij inreis en bij uitreis. Deze verplichting tot afstempeling is eveneens van toepassing indien de grenscontroles worden versoepeld overeenkomstig artikel 9 van deze verordening.
|
14) |
De bijlagen III, IV, V en VII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
-
1.Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
-
2.Deze verordening is van toepassing vanaf de datum waarop het EES in werking moet treden, zoals bepaald door de Commissie overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EU) 2017/2226.
-
3.In afwijking van lid 2 van dit artikel is deze verordening vanaf de datum van hun aansluiting op het EES overeenkomstig artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226, van toepassing op de in artikel 66, lid 3, van die verordening bedoelde lidstaten die het EES nog niet gebruiken. In afwachting van hun aansluiting op het EES zijn op deze lidstaten de overgangsbepalingen inzake afstempeling van reisdocumenten van toepassing die zijn vastgelegd in artikel 42 bis van Verordening (EU) 2016/399.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 30 november 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
A.TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.MAASIKAS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 25 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 november 2017.
-
Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad).
-
Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5).
-
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
-
Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
-
Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
-
Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
-
Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
-
Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
-
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(*1) Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).”.
(*2) Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).”;
(*3) Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 1).
(*4) Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21).
(*5) Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1).
(*6) Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8).”.
(*7) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348, 24.12.2008, blz. 98).”.
BIJLAGE
De bijlagen bij Verordening (EU) 2016/399 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Aan bijlage III worden de volgende delen toegevoegd: „DEEL D Deel D1: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor EU/EER/CH-burgers Sterren niet vereist voor Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland Deel D2: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor onderdanen van derde landen Deel D3: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor alle paspoorten Deel E: doorgangen voor geregistreerde reizigers ” |
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In bijlage VII wordt punt 1 vervangen door:
|
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.