Bijdrage debat. “Inspectie in de zorg”

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op woensdag 21 februari 2018.

Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen is nogal technisch van aard. Zodanig zelfs, dat de praktijk de wetgeving al heeft ingehaald. De Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie jeugdzorg zijn in de praktijk al bijna vijf maanden gefuseerd, en nu pas wordt het wetsvoorstel dat dit moet regelen in de Tweede Kamer behandeld. Dat is een bijzondere gang van zaken, maar zoals de minister ook in de schriftelijke beantwoording van de vragen stelt, is de Kamer gedurende het gehele proces goed op de hoogte gehouden. Toch nog even een enkele technische vraag hierover. Stel dat dit wetsvoorstel het niet haalt, wat gebeurt er dan met de fusie? Moet er dan weer gedefuseerd worden?

Het CDA zal overigens voor het wetsvoorstel stemmen. Het is duidelijk dat beide inspecties al jarenlang intensief samenwerken en dat de fusie de logische volgende stap is.

Wel heeft het CDA net als de Raad van State nog steeds vraagtekens bij de versnipperde aanpak van het toezicht in het sociaal domein. Horizontaal en verticaal toezicht functioneren naast elkaar. Gemeenten hebben een wettelijke plicht om eigen (of op regionaal niveau gezamenlijke) toezichthouders aan te wijzen. Daarnaast zijn er vijf - of, na aanname van deze wet vier - rijksinspecties actief in het sociale domein. Naast de IJZ zijn dat ook de Inspectie Veiligheid en Justitit, de Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In 2016 schreef de Raad van State al dat het uit de stelselverantwoordelijkheid van het rijk voortvloeit dat het Rijk het voortouw moet nemen om ervoor te zorgen dat er overzicht, samenhang en duidelijkheid komt in het toezicht en dat dit een onlosmakelijk onderdeel is van de decentralisatie. Het oordeel van de Raad van State was dat deze samenhang er nu niet of onvoldoende is.

In de schriftelijke beantwoording geeft de minister aan dat de komende jaren op basis van de evaluaties van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet zal worden bezien of en, zo ja, op welke wijze een herinrichting van het (rijks)toezicht binnen het sociaal domein is geïndiceerd. De evaluatie van de Jeugdwet is inmiddels binnen, maar daar staat wel heel summier iets genoemd over het stelsel van toezicht. Het enige wat daarover staat, is dat tijdens de expertmeeting van het juristennetwerk Jeugdwet in oktober 2017 de vraag is opgeworpen of het aantal toezichthouders, dat is toegenomen met de Jeugdwet en de daarbij behorende verschillende toezichtkaders, niet te groot is. De vraag is of, in het licht van het voorgaande, ook in het kader van de Jeugdwet het toezichtkader niet opnieuw moet worden bezien. Ik mag hopen dat in de evaluatie van de Wmo2015 uitgebreider wordt bekeken hoe het met het toezicht binnen het Sociaal Domein staat en wat hierin verbeterd moet worden? Kan de minister daarop ingaan? Of zal het nodig zijn om een nader onderzoek hiernaar uit te laten voeren?