Voorbij de versplintering

23 maart 2018, column Bert van den Braak

De sterke opkomst van lokale partijen in de afgelopen decennia vergroot de keuzemogelijkheid van burgers. Lokale situaties zijn te uiteenlopend om te kunnen beoordelen of dat wel of niet altijd een zegenrijke ontwikkeling is. Plaatselijke partijen kunnen zeker een nuttige rol vervullen als gevestigde partijen zich vervreemden van hun achterban, bepaalde geluiden onvoldoende worden gehoord of als bestuurders zich te veel als regenten zijn gaan gedragen. In heringedeelde gemeenten kunnen lokale partijen er verder voor zorgen dat de verschillende kernen een herkenbare plek krijgen in het (nieuwe) bestuur.

Voorop staat uiteraard de vrijheid voor iedereen om zich politiek te organiseren en om een partij op te richten. Dat is op zich een teken van betrokkenheid en politieke participatie. De kiezers moeten uiteindelijk maar beoordelen of zij nieuwe partijen als nuttige aanvulling zien of niet. Niemand zal echter ontkennen dat deelname van veel partijen (of lijsten) aan verkiezingen tot versplintering kan leiden. Waar lokale politieke niet per se wordt gekenmerkt door grote politieke tegenstellingen kan de vraag worden gesteld of zo'n ruime keuze wel zo wenselijk is.

Wat je ook van landelijke partijen kunt zeggen: kiezers hebben daar in het algemeen wel een duidelijk beeld bij. Dat betekent dat kiezers zelfs zonder bekend te zijn met alle lokale standpunten weten waar die partijen voor staan. Zij hebben hoogstens 'last' van dat landelijk bepaalde beeld. De beeldvorming is sowieso niet zo positief. In het tv-programma DWDD stelde politiek commentator Ron Fresen onlangs dat landelijke partijen soms instructies geven of dat hun lokale kandidaten zich naar congresuitspraken moeten voegen. Een volstrekt onjuiste veronderstelling. Verder klonk in de verkiezingsstrijd soms de merkwaardige suggestie dat lokale politici van landelijke partijen minder 'lokale' binding hebben. Ook dat is een ongefundeerde stelling. Zij zijn net zo 'plaatselijk' geworteld en zetten zich evenzeer in voor de 'eigen' inwoners als vertegenwoordigers van lokale partijen.

Het kan kiezers niet kwalijk worden genomen dat zij bij hun stem primair letten op politieke standpunten, mate van vertrouwen en herkenbare kandidaten. Het effect op de bestuurbaarheid speelt nauwelijks een rol. Kiezers zullen hoogstens op korte termijn merken dat de door hen gekozen versplinterde raad meer moeite heeft met het vormen van een krachtig nieuw college en op langere termijn dat in de raad mogelijk minder goed tegenspel wordt geboden. Of de trend van verdere versplintering valt te keren, is de vraag. Maar partijen (lokale en landelijke) zouden daar toch eens over moeten nadenken.

Gezien de omvangrijke decentralisatie-operaties (zoals bij zorg, jeugdzorg, ruimtelijke ordening) en de taken op het gebied van openbare orde en duurzaamheid, is een krachtig en doelmatig gemeentelijk bestuur geen overbodige luxe. Het vormen van een samenhangend, doelgericht college wordt er bij versplintering van de raad niet eenvoudiger op. Herwaardering van landelijke partijen in de lokale politiek lijkt op korte termijn niet te verwachten, al verschilt dat per partij. Divers samengestelde of zelfs sterk gefragmenteerde raden lijken daarmee een gegeven. Toch hoeft dat niet het einde van het verhaal te zijn. Er zijn wel degelijk mogelijkheden om die ontwikkeling te keren.

Allereerst is het denkbaar dat in de raden fracties worden gevormd door meerdere (verwante) partijen. Politici kunnen een voorbeeld nemen aan wat in een ver verleden (eind negentiende, begin twintigste eeuw) in de Tweede Kamer gebeurde, toen Kamerclubs werden gevormd door leden die niet allen tot dezelfde partij behoorden. Zo werd er een vooruitstrevende Kamerlclub gevormd waarin zowel liberalen als radicalen zaten. Dergelijke blokvorming kan effectiviteit en doelmatigheid in de raad vergroten en de positie bij collegeonderhandelingen versterken. Verder zorgen aldus vergrote fracties ervoor dat tot betere werkverdeling kan worden gekomen. Fracties met een of twee leden zullen niet gemakkelijk het brede terrein kunnen behappen en effectief kunnen optreden als controleurs van de (uitvoerende) macht. Vorming van bredere fracties maakt taakverdeling mogelijk en versterkt zodoende tevens de positie van de raad.

Het is op langere termijn daarnaast wenselijk dat op lokaal niveau al voor verkiezingen naar samenwerking wordt gestreefd. Van den Berg wees er vier weken geleden op dat lokaal ter linkerzijde in toenemende mate sprake is van dergelijke samenwerking1). Enige blokvorming is wenselijk. Dat kan door een gezamenlijk programma en/of lijst, maar ook door afspraken over de komende collegevorming. Bij die laatste vorm kunnen partijen hun eigen identiteit handhaven. Iedereen zal erkennen dat dit de keuze voor burgers vereenvoudigt. Keuzemogelijkheid is mooi, maar een krachtig gemeentelijk bestuur nog beter.