Een klacht, een procedure

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op zondag 17 juni 2018.

Niet alles gaat goed binnen de jeugdzorg. En professionals maken fouten. Het is goed en noodzakelijk dat kritiek of klachten officieel worden behandeld. En het is ook goed dat tegen een uitspraak in beroep kan worden gegaan. Maar er zijn nu zoveel procedures en klacht-, tucht- en toezichtinstanties dat men door de bomen het bos niet meer ziet. Dat legt overdreven druk op professionals die zich voor eenzelfde feit soms wel zeven keer moeten verantwoorden. Dat moet anders.

Aanstaande donderdag 21 juni spreekt de Tweede Kamer over de evaluatie van de jeugdwet. Die evaluatie heeft (voor de ouderen onder ons) het formaat van een telefoonboek. Naast die evaluatie organiseerde de commissie een hoorzitting met mensen uit het veld, deskundigen, wetenschappers en ervaringsdeskundigen. Wat gaat goed? En wat kan er beter? Dat was de vraag.

Mij trof het verhaal van Adri van Montfoort. Wat mij betreft is hij een autoriteit op het gebied van jeugdzorg en jeugdbescherming. “Stel, een gedragsdeskundige in de jeugdbescherming adviseert de plaatsing van een kind in het pleeggezin te verlengen. De ouders hebben kritiek op dat advies. Bij de kinderrechter vechten ze het advies aan. Daarnaast gaan ze klachten indienen tegen de gedragsdeskundige.” Dat is natuurlijk prima. Klacht- en tuchtrecht zijn heel belangrijk. Maar er zijn nu wel heel veel procedures en instanties.

Van Montfoort: “De ouders dienen een klacht in bij de klachtencommissie van de instelling waar de deskundige werkt. (1) Ze starten een tuchtrechtelijke procedure bij de beroepsvereniging NVO (2), een bij het NIP (3) en een bij de BIG tuchtrechter (4). Ook dienen zij een klacht in bij de Kinderombudsman (5) en bij de inspectie voor de jeugdzorg (6). Tevens dienen zij een klacht in bij de gemeentelijke ombudsman, het college van B&W, de commissie beroeps- en bezwaarschriften en de gemeenteraad. (7) En de ouders laten weten dat ze in een later stadium een procedure zullen voeren bij de civiele rechter om een schadevergoeding te krijgen.”

Van Montfoort: “Al deze procedures kunnen naast elkaar gevoerd worden. En bij sommigen is hoger beroep mogelijk. Met alle nuanceringen die aan te brengen zijn, levert iedere procedure forse stress op bij een professional. En moet de gedragsdeskundige pakweg twee jaar een flink deel van haar tijd besteden aan de verdediging binnen alle procedures.” En al die tijd kan ze niet besteden aan haar eigenlijke werk.

Komende donderdag zal ik de minister vragen te reageren op de analyse van Van Montfoort. Dat de stapeling van alle procedures en klacht-, tucht- en toezichtinstanties een beetje uit de hand is gelopen lijkt me duidelijk. Dat kost onnodig veel strijd, tijd, geld en energie. Is het mogelijk stevig te snoeien in het woud van toezicht? Of is de afspraak dat een professional zich slechts één keer hoeft te verdedigen voor hetzelfde feit, waarna slechts één keer de mogelijkheid tot hoger beroep bestaat, voldoende? Ik ben benieuwd.