Top bedrijfsleven moet niet klagen, maar poetsen - Hoofdinhoud
Onvrede heerst binnen de top van het bedrijfsleven. Er wordt geklaagd, al dan niet in het openbaar, over de sfeer en de toon van het debat over het bedrijfsleven. Een enkele Commissaris vindt ronduit dat politici hun toon maar eens moeten matigen. Anderen hebben zich, wellicht naar aanleiding van de Catshuissessie met premier Rutte, voorgenomen om meer te gaan communiceren en uitleggen over het belang van het bedrijfsleven.
Maar alleen meer communiceren zal de oorzaken van de huidige maatschappelijke en politieke onvrede over multinationals niet wegnemen. Daarvoor is namelijk een inhoudelijke verandering nodig op drie grote thema’s.
Een inhoudelijke verandering nodig op drie grote thema’som de huidige maatschappelijke en politieke onvrede over multinationals weg te nemen.
Thema 1: het oprukkende Angelsaksische aandeelhoudersmodel
Ten eerste het oprukkende Angelsaksische aandeelhoudersmodel. Dit model kenmerkt zich door een focus op korte termijn winsten, hoge rendementseisen en een zeer beperkte focus op aandeelhouderswaarde. Het is een model dat mijlenver afstaat van het Rijnlandse model waar Nederland een welvarende democratische rechtsstaat mee is geworden. In het Rijnlandse model zijn de belangen van aandeelhouders, werknemers en maatschappij nevenstaand en is besluitvorming gericht op de langere termijn. Het is een model van wederzijdse loyaliteit en van verantwoordelijk bestuur.
Maar dat model staat onder druk. Meer en meer krijgen aandeelhoudersbelangen de overhand. Agressieve overnames worden weliswaar nog net voorkomen (Unilever, Akzo, PostNL, Ahold), maar activistische aandeelhouders worden wel steeds vaker beloond met grootscheepse aandeelinkoopprogramma’s, superdividenden of het opknippen van bedrijven. Tegelijkertijd worden steeds meer risico’s op werknemers afgewenteld. Terwijl de winsten historisch hoog zijn, stijgen de lonen mondjesmaat. Contracten worden steeds flexibeler en ook de pensioenen staan onder druk. Typerend is het debat over de arbeidsinkomensquote, het deel van de economische koek dat naar arbeid gaat. Waar in de jaren ‘80 VNO-NCW vooraan stond om te wijzen op het belang van loonmatiging (“denk om onze concurrentiepositie!”), is onlangs een lobbystuk geschreven waarin wordt betoogd dat de AIQ toch eigenlijk onbruikbaar is voor beleid. Maar een model waarin werkenden het steeds moeilijker krijgen en multinationals steeds beter, is onhoudbaar. Dat past niet bij Nederland en vormt een blijvende bron van maatschappelijke onrust.
Thema 2: het streven van bedrijven om steeds minder bij te willen dragen aan onze collectieve voorzieningen.
Het tweede thema is het streven van bedrijven om steeds minder bij te willen dragen aan onze collectieve voorzieningen. Dat is schadelijk omdat juist de collectieve voorzieningen cruciaal zijn voor het vestigingsklimaat: het opleidingsniveau van de bevolking, goede infrastructuur, een stabiele democratie, een prettig woonklimaat en hoogwaardige culturele voorzieningen. Die moeten natuurlijk wel worden betaald. Als het bedrijfsleven geen eerlijk deel van deze rekening betaalt, komt die op het bord van de werkenden. En dat leidt tot onvrede en weerstand.
Belastingen worden op grote schaal ontweken. Een kerstboom is inmiddels een understatement voor de fiscaal-financiële organisatie van onze multinationals. Daarnaast lobbyt het bedrijfsleven voor een race naar de bodem van de winstbelastingtarieven. Maar die daalden de afgelopen jaren al van gemiddeld rond 30 procent in Europa naar 22 nu. In Nederland gaat het tarief van 35 procent in 2004 naar 21 procent volgens het kabinetsvoornemen en het einde lijkt nog niet in zicht. Terwijl de winsten stegen naar 15,8 miljard voor Shell en Unilever 6,5 miljard. En dan laat ik de lobby voor de afschaffing van de dividendbelasting nog buiten beschouwing.
Thema 3: het gedrag en de cultuur aan de top
Het derde thema is het gedrag en de cultuur aan de top. Dat is belangrijk, omdat als de top uitstraalt alleen met zichzelf bezig te zijn, dat effect heeft op de hele onderneming. Zo zijn beloningsverhoudingen helemaal uit het lood geslagen. Het besef dat niet de top alleen, maar alle werknemers een bedrijf tot succes maken, lijkt verdwenen. Het uitgangspunt van wederzijdse loyaliteit is weg. Werknemers op de nullijn en onzekere contracten, de top die zichzelf bonus na bonus uitkeert. En ondanks warme woorden over het belang van diversiteit in afkomst en man/vrouw verhoudingen komt er in de praktijk niets van terecht. Dat is volgens mij een kwestie van onwil. Burgemeesters Aboutaleb, Marcouch, Halsema en Krikke, Kamervoorzitter Arib: waarom lukt het de politiek wél om een afspiegeling van de samenleving te vormen en zien de Boards van de AEX er uit alsof we nog leven in de 19e eeuw?
Natuurlijk moet óók de houding van het bedrijfsleven veranderen. Onze democratische rechtsstaat is een groot goed die alle burgers en bedrijven rechtsbescherming biedt. Bedrijven lijken in de globaliserende wereld de nationale politiek meer en meer als sta-in-de-weg te zien. Maar zouden bedrijven echt beter af zijn in Polen, Hongarije of Rusland? En veiliger of beter beschermt tegen politieke willekeur?
Juist in onze parlementaire democratie worden misstanden en inadequate bestuurlijke reacties (ING) openlijk ter discussie gesteld. En stellen parlement en media fundamentele vragen bij een slecht onderbouwde maatregel die 2 miljard kost. Met zijn sneer over de toon van het debat uitte Paul Polman zijn frustratie, maar miskende hij het belang van een democratische rechtsstaat.
Ik weet zeker dat het Rijnlandse model Nederland ook in de 21e eeuw veel goeds kan brengen. Rekening houden met verschillende belangen, omzien naar elkaar en allemaal een redelijke bijdrage leveren aan ons land. Dat legt een grote verantwoordelijkheid op de bestuurders en commissarissen van onze ondernemingen. Met als uitgangspunten: wederkerigheid, het netjes betalen van belastingen, matigheid, werknemers laten meeprofiteren als het goed gaat, focus op de lange termijn en een divers bestuur zodat signalen niet worden gemist. Er moet veel veranderen, maar gelukkig zijn Nederlandse ondernemingen tot veel in staat.