Niet reageren op mail?

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op zaterdag 12 januari 2019.

”Verdikkeme, ik heb een week geleden een mail gestuurd naar een kamerlid. En ik heb nog geen reactie gehad. Dat is toch onbeschoft. En dat noemt zich volksvertegenwoordiger. Ik vind dat echt niet kunnen.” Zomaar een reactie van een betrokken burger in een zaaltje ergens in Brabant. “Maar gelukkig ben jij gewoon benaderbaar.”

Nou is een compliment altijd aardig. En ik vind het ook belangrijk om benaderbaar te zijn. Ik beantwoord mijn mails altijd zelf. En dat hoop ik te kunnen blijven doen. Soms mis ik vast een bericht. Dat kan bijna niet anders. Om teleurstellingen en een te hoge verwachtingspatroon te voorkomen wil ik toch een paar woorden wijden aan de burger uit het zaaltje.

Wie mij op Facebook volgt is het wel opgevallen. De afgelopen week heb ik samen met enkele collega’s doorgebracht in Zweden en Engeland om te leren over hun aanpak van schulden en armoede. Ik sprak daar ook met collega volksvertegenwoordigers uit die landen. Ook zij hebben de taak hun regering te controleren en contact te houden met burgers. In Nederland zijn dat er 150. In Zweden 349 in Engeland 650. Dat is een groot verschil.

Als Nederlandse volksvertegenwoordiger Heb ik drie dagen per week de beschikking over een persoonlijk medewerker. Daarnaast heb ik twee (kleine) parttime medewerkers die me inhoudelijk ondersteunen. En krijg ik een beetje ondersteuning bij communicatie. In Zweden en Engeland hebben volksvertegenwoordigers de beschikking over een eigen staf met fors meer medewerkers. Dat is geen klacht. Dat is een democratisch genomen keuze. Maar wel een keuze die gevolgen heeft.

Ik doe mijn uiterste best om benaderbaar te zijn. Ik geef mensen mijn mobiele nummer. Bellen mag altijd. Mailen ook. Daar wordt driftig gebruik van gemaakt. Ik gebruik de maandagen en vrijdagen voor werkbezoeken. En de zaterdagen voor representatie. In Den Haag ontvang ik naast mijn kamerwerk op dinsdag, woensdag en donderdag onwaarschijnlijk grote hoeveelheden gasten. Die worden opgevangen en rondgeleid. Meestal door mijn medewerker of stagiaire. En te woord gestaan door mij.

Dagelijks krijg ik tussen de drie en vierhonderd e-mails. Dat is een voorzichtige schatting. Met de meeste mails hoef ik niks te doen. Dat zijn automatische berichten of mails van zonderlinge mensen die me om de een of andere reden in een mailinglist hebben gezet. Maar er zijn ook veel serieuze berichten bij van mensen die een serieus antwoord verdienen. Net als ieder ander kamerlid doe ik mijn best dat zo goed mogelijk te doen. Meestal lukt dat. Soms ook niet.

Hoewel het verwijt van de burger uit het zaaltje niet aan mij gericht was, trek ik het me toch een beetje aan. Ik krijg soms mailtjes van mensen die twee dagen na het verzenden van een mail een rappel in hoofdletters sturen. Zo werkt het niet helaas. Kamerleden zitten niet de hele dag achter hun computer e-mails te beantwoorden. Ik denk dat dat maar goed is ook. En ze krijgen anders dan in andere landen ook niet de ondersteuning om anderen hun mail te laten beantwoorden.

Ik werk nu een tijdje als kamerlid in Den Haag. Het was even wennen. Maar ik heb mijn plaats gevonden. Ik denk dat ik binnen mijn mogelijkheden het midden heb gevonden tussen mijn rol van volksvertegenwoordiger en controleur van de regering. Het kan altijd beter natuurlijk. En ik heb voldoende te leren. Maar een ding is me wel opgevallen. Er werken in Den Haag geen luie mensen die te onbeschoft zijn om te reageren op een mailtje. Althans ik ken ze niet.