Honderden miljoenen voor de Notre-Dame

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op zondag 21 april 2019.

De grote brand in de Parijse kathedraal Notre-Dame liet vrijwel niemand onberoerd. Dat zo’n wereldberoemd gebouw, zo’n belangrijk stuk traditie en erfgoed, zo’n religieus monument bijna verwoest kon worden, hield echt niemand voor mogelijk. Binnen een mum van tijd trokken enkele puissant rijke Franse families de portemonnaie en werden honderden miljoenen bijeengebracht om het herstel te financieren.

De vrijgevigheid van rijke Fransen viel niet bij iedereen in goede aarde. Want met dat geld konden zo veel mensen geholpen worden. Was de ongelijkheid in Frankrijk niet heel groot? Kon met dat geld de armoede niet bestreden worden? Kon dat geld niet beter besteed worden aan goed onderwijs, zodat de komende generatie Fransen daarvan zou profiteren?

Natuurlijk, met honderden miljoenen kan veel goeds worden gedaan. En wie de herbouw van de Notre-Dame ziet als het weer rechtop zetten van een stapel stenen komt tot de conclusie dat dat een veel beter idee zou zijn geweest. Ik heb even geen waardeoordeel over wat beter is, het een of het ander. Maar een ding is zeker. De ‘klagers’ van nu kijken heel anders naar de wereld dan de bouwers van toen.

De middeleeuwse steenhouwer die begon aan de bouw van een kathedraal, wist een ding zeker. Hij zou dood zijn voor ‘zijn’ bouwwerk af was. En zijn zoon die hem in zijn ambacht op zou volgen ook. Zij werkten ook niet voor zichzelf of het hier en nu. Zij werkten voor God, de gemeenschap en de eeuwigheid. Middeleeuwse kunstenaars zetten hun namen ook niet onder hun creaties. Zo belangrijk waren ze zelf niet. Het ging hen om iets groters.

Ook in de middeleeuwen kostte het bouwen van een groot monument een godsvermogen. Een vermogen waarmee mensen geholpen hadden kunnen worden. Door de bril van de hedendaagse mens lijkt het een bijzondere investering. Maar wel een investering die al honderden en honderden jaren meegaat. Een kerk waarmee generaties Parijzenaars een deel van hun identiteit verbonden zien.

Mensen die beweren dat al het geld dat rijke Fransen bijeen gebracht hebben, beter gebruikt zou kunnen worden om mensen te helpen, hebben gelijk. Tenminste voor wie door de bril van het individu en het hier en nu kijkt. Voor wie, net als middeleeuwers, kijkt door de bril van gemeenschap en eeuwigheid, komt tot een andere conclusie. Mensen hebben hoe dan ook iets nodig dat hen eraan herinnert dat er meer is dan het eigen kleine ik. Dat schoonheid en liefde generaties kan overstijgen. Iets dat ons plaatst in een traditie van duizenden jaren, of we nu geloven of niet.