Over mentoren en wijkteams

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op zaterdag 8 juni 2019.

Met CDA’ers uit de Peel bezocht ik gisteren ‘Bijzonder Jeugdwerk’ in Deurne. Ik ga graag, veel en vaak op werkbezoek. Voor iemand die van nature nieuwsgierig is, is het Kamerlidmaatschap een feest. Je komt overal. Leeswerk, rondleidingen, gesprekken met cliënten en medewerkers zijn interessant. Uiteindelijk gaat het er om welke bruikbare conclusies er te trekken zijn.

De meeste lezers van mijn blogjes zullen het wel weten. Voor ik wethouder en Kamerlid was, werkte ik in het onderwijs. En, als ik eerlijk ben, blijft dat ook het allermooiste. Samen met gedreven collega’s het beste halen uit kinderen. Mooier wordt het niet. De mooiste rol in het onderwijs vind ik de mentor. In mijn ogen is dat de pedagogische spil waarom het draait. (Of zou moeten draaien.)

Goede mentoren houden van kinderen. Dat is en blijft de basis. We leren op opleidingen soms dat een echte professional een beetje op afstand blijft. ‘Professionele distantie’ noemen we dat. Ik spreek liever over professionele nabijheid. Dicht bij je leerlingen. Zien wat er aan de hand is. Er voor ze zijn. Maar ook weten wanneer je armen te kort zijn om iets echt op te lossen. En op tijd hulp vragen als ook jij het even niet meer weet.

Het is een moeilijk evenwicht. Bij sommigen is het aangeboren. Maar de meeste mentoren hebben er enige ervaring voor nodig. Zien wat er speelt, dat op je in laten werken en actie ondernemen. Zien, bewogen worden en in beweging komen. Daar gaat het om. Veel kan een mentor zelf. Voor leerlingen is dat vaak ook beter. Zo’n mentor is betrokken en kan direct de juiste aandacht geven. Vaak is een beetje bijsturen voldoende. En soms ook niet.

Ik ken mentoren in alle soorten en maten. Mentoren die eigenlijk niets zagen, laat staan doen. “Als er iets is, dan komen ze wel.” Dat zijn de ergsten. Mentoren die wel zien, maar zelf niets doen. En direct doorverwijzen naar specialisten buiten of binnen de school. Die zijn of lui, of bang om fouten te maken. Je hebt ook mentoren die denken dat ze alles alleen kunnen doen. Die zien, maar worden zo bewogen dat ze, uit liefde voor hun leerlingen maar blijven doormodderen.

Ik ken en heb veel voorbeelden. Maar ooit hoop ik een mentor te worden als Piet. Liefde voor het vak en liefde voor de leerlingen dropen er bij hem van af. Leerlingen hadden respect voor hem en ouders vertrouwden hem. Bij hem waren de moeilijkste leerlingen veilig. Als er iets dwars zat, dan was hij er voor hen. Hij was zeer ervaren, raakte dus niet vlug in paniek en loste veel zelf op. Maar hij kende ook zijn beperkingen. Als Piet hulp vroeg, dan stonden alle stoplichten meteen op groen. “Dat vraagt hij niet zomaar.”

Terug naar het werkbezoek in Deurne. Tijdens de gesprekken met medewerkers en cliënten, maar ook tijdens de nabespreking met raadsleden en wethouders, ging het lang over de rol van de wijkteams. De paralellen met mentoren op school liggen nogal voor de hand. “Het valt ons op dat onervaren leden van een wijkteam gemakkelijk doorsturen naar de zwaarste vorm van zorg. Ze schrikken nogal snel. En dat is duur” maar ook: “Het wordt pas echt duur, wanneer pas opgeschaald wordt naar zware zorg na tien mislukte ervaringen met lichte zorg.”

Ik geniet van werkbezoeken. Altijd wel eigenlijk. En ik ben daarin niet alleen. Niet voor niets reserveren veel Kamerleden de maandagen en de vrijdagen om het land in te gaan. Je wordt er altijd wijzer van. Tijdens nabespreking van het bezoek met raadsleden en wethouders van het CDA werd me in ieder geval een ding duidelijk. Over de transitie valt veel goeds en slechts te zeggen. Maar succes staat en valt met de kwaliteit van wijkteams. Zoals goed onderwijs staat of valt met goede mentoren.