Het Britse Supreme Court en de schorsing van het Britse parlement - Hoofdinhoud
Op 24 september jongstleden was er weer de zoveelste apotheose in het Brexit verhaal; nu was het Supreme Court aan zet in twee beroepen met betrekking tot de schorsing (prorogation) van enkele weken van het Britse Parlement. In een unanieme uitspraak oordeelden de 11 rechters dat het aan de rechter is om de grenzen van prerogatieve bevoegdheden te bewaken, en dat het dientengevolge noodzakelijk was om te zien of de grenzen daarvan waren overschreden.
Vervolgens werd aangeduid dat in het Britse constitutionele recht de zogenaamde sovereignty of Parliament als basisregel geldt, dat wil zeggen dat het Parlement, als wetgever de hoogste autoriteit is en dat niemand, ook de rechterlijke macht niet, wetgeving of bevoegdheden van het parlement kan aantasten. In de tweede plaats vereist het Britse parlementair stelsel dat de uitvoerende macht gecontroleerd moet (kunnen) worden door het parlement. Beide aspecten kunnen in een periode van schorsing niet uitgeoefend worden: alle werkzaamheden liggen dan stil. Zodat de hoogste soevereine macht binnen het Britse constitutionele recht haar taken niet kan uitvoeren en de regering niet kan controleren.
Dat gegeven klemt te meer nu, aldus het Supreme Court, er een cruciale periode is voor het Britse parlement, de regering en het staatsrecht. De recent aangenomen EU Withdrawal Act nr. 2, die de Britse regering opdraagt een harde Brexit te voorkomen en daartoe ofwel een overeenkomst met de EU te sluiten, dan wel om uitstel te vragen (gelet op de op dit moment nog vigerende datum van 31 oktober 2019), maken de afgekondigde schorsing te meer opvallend in het licht van de beide aangehaalde constitutionele beginselen. Immers, er blijft dan weinig (te weinig) tijd over om te regering te controleren op het EU dossier, noch om zich te kunnen bezighouden met een eventuele overeenkomst tussen EU en VK, die ingevolge de EU Withdrawal Act nr. 1 een procedure door het parlement dient te doorlopen.
De volgende vraag van het Supreme Court was dan ook, gegeven een zekere mate van discretie die de premier toekomt bij het voorleggen van zijn schorsingsverzoek aan de Koningin, of en welke rechtvaardigingen bestaan voor de betrekkelijk lange (ongebruikelijk lange) schorsingsperiode. En het Hof constateert dan dat er door de regering geen rechtvaardigingen zijn aangedragen, die deze lange periode kunnen verklaren. En dus volgt dan het oordeel dat er sprake is van nietigheid. De schorsing heeft niet bestaan en het parlement kan opereren en aan het werk gaan /zijn omdat er geen schorsing geacht wordt te zijn geweest. Met zelfs de oproep aan de regering om indien nodig ook zelf te handelen als er anderszins nog iets in de weg staat aan een parlementaire hervatting van de werkzaamheden.
En het House of Commons ging, zoals we hebben kunnen zien, meteen weer aan de slag. Johnson was niet bepaald gecharmeerd van het oordeel van de rechters, vond ook dat hij niets fout had gedaan, en riep Corbyn op om dan maar een motie van wantrouwen in te dienen. Reden: dan kan, bij aanvaarding en na een korte bedenktijd, het House of Commons worden ontbonden en kunnen er verkiezingen worden gehouden. Die hoopt Johnson dan natuurlijk te winnen, en inderdaad Labour staat er niet bepaald florissant voor. En waarschijnlijk is de speculatie van Johnson dat hij beloond kan gaan worden voor zijn opstelling, en daarmee stemmen terughaalt van de Brexit party.
Zoals ik schreef in mijn blog van 24 september i op de site van het Montesquieu Instituut heeft het Supreme Court ten tweeden male de taak, rol, bevoegdheden en macht van het parlement bevestigd en als het ware teruggegeven aan het parlement. Ten tweeden male moet de regering inbinden.
De claim van Johnson en eerder van May dat Brexit Brexit is, is naar geldend Brits staatsrecht in ieder geval onjuist. Het referendum was consultatief en dus is het dan aan het parlement om te kunnen besluiten. En overigens, het referendum van 2016 ging nimmer over de vraag wat voor soort Brexit men wil, en vooral ook niet, over de vraag wat men rechtens wil na een Brexit. Dus ligt het voor de hand in een vertegenwoordigend stelsel met de doctrine van de sovereignty of parliament, dat het parlement beslist, eventueel na een tweede referendum, of misschien zelfs na verkiezingen.
Volgende vragen zijn natuurlijk nog steeds: gaat Johnson om uitstel vragen? Gaat de EU instemmen met uitstel? Komt er een nieuwe/aangepaste overeenkomst? Wanneer komen er verkiezingen? Wat gebeurt er in/met Noord-Ierland en Schotland na een Brexit en voor Noord Ierland een harde grens op het Ierse eiland, of misschien in de Ierse zee tussen het eiland en Groot Brittannië.
Aalt Willem Heringa is hoogleraar vergelijkend staats-en bestuursrecht aan de Universiteit van Maastricht.
Meer over ...