Eindeloze stoet hulpverleners

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op dinsdag 14 januari 2020.

Een eindeloze stoet aan hulpverleners helpt kinderen in de jeugdzorg niet. Dat wisten we al. Maar deze uitzending van een vandaag, drukt ons nog eens pijnlijk met de neus op de feiten. Jongeren kunnen te maken krijgen met vele tientallen hulpverleners in een paar jaar tijd. “Het is om gek van te worden.” Dat moet toch anders kunnen? Ja dat kan ook anders. Maar niet gemakkelijk.

Het probleem van de vele hulpverleners is geen nieuw probleem. Als sinds mensenheugenis spreken beleidsmakers, hulpverleners en jongeren de wens uit om te komen tot ‘een gezin een plan’. En dan het liefs aangevuld met ‘een regisseur’. Tot nu toe blijkt dat vaak wensdenken. En krijgt een gezin te maken met veel en vaak versnipperde zorg. Voor ieder probleem een hulpverlener. Mij zijn geen exacte cijfers bekend. Ik vraag me eerlijk gezegd af of die bestaan. Maar ik heb niet het idee dat we de laatste jaren minder versnipperd zijn gaan werken.

Ik heb het er vaker over gehad. Maar het is erg interessant om, bijvoorbeeld als wethouder, eens een gezin met al haar hulpverleners tegelijk te interviewen. Tien, twintig hulpverleners tegelijkertijd, het komt gewoon voor. Van de leerplichtambtenaar tot het wijkteam, van de jeugdbeschermer tot budgetbeheer, van de gemeentelijke schuldhulpverlener tot iemand van de verslavingszorg, van de opvoedondersteuner tot de psycholoog voor moeder, en van de woningbouwvereniging tot de IB’er van school. Het komt voor in allerlei variaties. Prima zorg waarschijnlijk. Maar waarom allemaal tegelijkertijd? Waarom niet de grootste problemen het eerst aanpakken?

Volgens hoogleraar Annemiek Harder heeft ook de financiële positie van veel gemeenten hier mee te maken. Veel gemeenten zouden kiezen voor goedkope contracten waarbij noodgedwongen gebruik gemaakt moet worden van flexcontracten en beknibbeld wordt op begeleiding van nieuw personeel. In combinatie met een hoge werkdruk zorgt dit voor een groot verloop onder personeel. Dat gaat ten koste van de cliënt en de familie. Die worden van al die verschillende hulpverleners echt niet beter. Goedkoop is duurkoop, zei mijn oma vroeger. En dat gaat in zo’n geval zeker op.

Een derde reden waarom mensen te maken kunnen krijgen met een enorme hoeveelheid hulpverleners is de constatering dat niet ieder wijkteam of iedere verwijzende instantie echt goed in staat is in te schatten welke zorg nu precies nodig is. Wanneer een getraumatiseerd kind met teruggetrokken gedrag eerst de diagnose faalangst krijgt en pas veel te laat hulp krijgt voor het opgelopen trauma, zijn we weer een jaar en een aantal hulpverleners verder voor de juiste hulp geboden wordt.

De eindeloze stoet aan hulpverleners, het is geen nieuw probleem. Maar, laten we duidelijk zijn, de decentralisaties hebben (nog) altijd niet gezorgd voor verbetering. In theorie hoeft dat niet zo moeilijk te zijn. 1) Zorg voor wijkteams met voldoende expertise om in te schatten wat echt nodig is. 2) Zorg voor redelijke contracten met partners die deugen. 3) Overleg met een cliënt / gezin welke hulp er nu geboden moet worden en welke hulp wel even kan wachten. Bij tien hulpverleners is de oplossing echt niet hulpverlener elf of twaalf. Een gezin, een plan en een regisseur. Het blijft taaie materie. Maar het kan zeker beter!