Vertrouwen en vakmanschap: meer waardering voor zorgverleners - Hoofdinhoud
Vandaag werd er in de Tweede Kamer gestemd over een motie voor het verbeteren van het salaris en arbeidsvoorwaarden van zorgverleners. Ik krijg veel vragen over deze motie en waarom de ChristenUnie niet voor deze motie heeft gestemd. Vindt de ChristenUnie niet óók dat er meer waardering moet komen voor zorgverleners, zoals letterlijk in de motie staat?
Het korte antwoord is: ja, zeker wel. De inzet en het vakmanschap van onze zorgverleners verdienen onze waardering, niet alleen nu, maar zeker ook als de coronacrisis voorbij is. We moeten zuinig zijn op de mensen die in de zorg werken en laten zien dat we op hun inzet, hun professionaliteit en hun kunde vertrouwen. Simpelweg omdat we ze keihard nodig hebben.
Zorgverleners hebben in de afgelopen maanden ontzettend hard gewerkt. De strijd tegen het coronavirus en de maatregelen die hiermee gepaard gingen hebben veel van hen gevraagd, in ziekenhuizen, in verpleeghuizen, maar ook in de thuiszorg, jeugdzorg en ggz. Meer dan ooit is het voor de hele samenleving zichtbaar geworden hoe belangrijk deze frontlinie voor ons als samenleving is. En wat ons betreft uit die waardering zich niet alleen in een welgemeend applaus, maar ook concreet in een betere beloning.
‘Dan is het toch makkelijk?’, hoor ik je al denken, ‘stem dan voor die motie!’ En dat snap ik.
Want het is inderdaad makkelijker om zo’n motie te steunen - je wordt er in ieder geval populairder van. En er is net even een langer antwoord nodig om de motie te ‘ontleden’ en uit te leggen waarom steun voor de motie volgens mij toch niet zuiver is.
De motie spreekt namelijk niet alleen waardering uit voor zorgverleners (van harte mee eens!) of van het belang van betere arbeidsvoorwaarden en een beter salaris (net zo zeer mee eens!), maar doet ook een uitspraak over wie dat dan moet doen: de regering.
En daar wringt de schoen. In ons land is het namelijk niet de regering die bepaalt hoeveel zorgverleners verdienen, maar laten we de hoogte van salarissen over aan het gesprek tussen werkgevers en werknemers.
Dat is ook goed: werknemers - zorgpersoneel dus - hebben dan zelf inspraak in dat wat ze verdienen. De ChristenUnie zet zich er al jaren voor in om de positie van zorgprofessionals, met name ook verpleegkundigen, aan die onderhandelingstafels te versterken. Zodat ze nog meer te zeggen hebben over bijvoorbeeld hun arbeidsvoorwaarden. Bij deze cao-afspraken heeft het kabinet echter geen rol. Hen nu alsnog met die opdracht opzadelen is dus onzuiver en een sterk staaltje ‘voor de bühne’.
Waar we als ChristenUnie wel graag de vinger bij leggen is dat zorgaanbieders voldoende geld hebben om passende cao-afspraken te kunnen maken en uit te voeren. Daar ligt allereerst een rol voor de zorgverzekeraars als financiers van de zorg.
Hoeft het kabinet dan helemaal niets te doen? Jawel. Eerder heeft de Tweede Kamer met steun van de ChristenUnie gepleit voor een bonus voor zorgverleners. Die komt dus bovenop het salaris en de arbeidsvoorwaarden die zorgaanbieders met zorgverleners onderling afspreken. Dat is een primeur; nooit eerder trok het kabinet rechtstreeks geld uit om zorgverleners extra te belonen. Maar in deze tijd wat mij betreft zeer verdedigbaar. We hebben er bij het kabinet op aangedrongen om nog voor de zomer duidelijk te maken hoe en aan wie deze bonus wordt uitgekeerd.
Kort samengevat: de ChristenUnie is dus voorstander van meer waardering voor zorgverleners, ook financieel. Het is aan werkgevers en werknemers om hierover afspraken te maken en de ChristenUnie dringt erop aan dat ook uit het salaris de waardering voor zorgpersoneel moet blijken. Hoewel het kabinet geen rol heeft in het maken van afspraken over arbeidsvoorwaarden, komt er wel een bonus voor het zorgpersoneel en blijft de ChristenUnie knokken voor meer zeggenschap voor zorgprofessionals.