Dure jeugdzorg als maatschappelijk probleem

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op zondag 12 juli 2020.

De tekorten op de jeugdzorg zijn maar moeilijk onder controle te krijgen. Er gaat meer geld dan ooit naar de jeugdzorg. Veel meer nog dan voor de decentralisaties. Maar genoeg lijkt het niet. En het einde van de groei lijkt nog niet in zicht. Soms zijn politieke keuzes of organisatorische problemen als oorzaak aan te wijzen. Maar de belangrijkste oorzaak is maatschappelijk van aard. We zijn gaan denken dat ieder probleem voorkomen of opgelost kan en moet worden.

We horen het niet graag. Sterker nog, we willen het niet weten. Maar er gaat veel meer geld naar de jeugdzorg dan voor de decentralisaties. Niet alleen heeft het Rijk de afgelopen jaren weer meer in de jeugdzorg geïnvesteerd. Maar gemeenten hebben al helemaal de portemonnaie getrokken. Wie de tekorten van gemeenten optelt bij het budget dat het Rijk heeft vrijgemaakt, kan niet anders dan schrikken. Dit loopt financieel en maatschappelijk gierend uit de klauwen. Tijd voor een debat met consequenties.

Natuurlijk, decentraliseren betekent meer ambtenaren. En meer overhead dus. Bovendien hebben gemeenten de definitie van wat jeugdzorg is wel heel erg ruim opgesteld. Daarbij is de toegang voor lichte hulp vrijwel drempelloos geworden. En is het aantal (commerciële) aanbieders van jeugdhulp werkelijk geëxplodeerd. Dat is een recept voor begrotingstekorten, belastingverhogingen en bezuinigingen op voorzieningen. Is dat echt wat we willen?

Laten we eerlijk zijn. De wethouder die hardop zegt dat we maatschappelijk volkomen de weg kwijt zijn als we vinden dat een op de zeven kinderen professionele hulp nodig heeft om fatsoenlijk groot te worden heeft een politiek probleem. Zeker als hij of zij de daad bij het woord voegt en lichte problemen gewoon zou laten voor wat ze zijn. Een deel van het normale leven. En gewoon klip en klaar zou stellen dat de overheid niet in staat is om ieder kind een rimpelloze opvoeding te garanderen. Om zich vervolgens te concentreren op kinderen met een zware zorgvraag.

Buitenlandse experts die in ons land komen kijken naar de jeugdzorg, valt telkens op hoe wij vooral kijken naar risico’s en problemen. Dat een verschil in groeitempo gedefinieerd wordt als achterstanden die ingelopen moeten worden. We realiseren ons niet dat bij gemiddelden er per definitie uitschieters naar ‘boven’ of naar ‘beneden’ zijn. Dat hoeft geen probleem te zijn. Dat is normaal. Want het gemiddelde kind bestaat niet.

Natuurlijk begrijp ik wel dat iedere ouder het beste wil voor zijn of haar kind. Bovendien is opvoeden gewoon een zware taak. Maar niet alles is te voorkomen, niet alles is een groot probleem en veel gaat vanzelf voorbij. En weer andere problemen los je samen op. Gewoon, in het normale leven. Zou een professioneel steuntje in de rug niet vaker gemakkelijk zijn? Zeker wel. Maar daarom nog niet altijd noodzakelijk. En zeker niet wanneer de ongebreidelde groei van jeugdzorg de sluiting van voorzieningen betekent.

Laat ik eens de knuppel in het hoenderhok gooien. Ik vind dat we belachelijk veel geld uitgeven aan lichte problemen. En dat we daardoor geld tekort komen voor kinderen die zware zorg nodig hebben. Ik denk ook dat de roep om steeds meer (overheids) geld voor jeugdzorg niet gaat helpen. De vraag naar steeds meer hulp is misschien niet oneindig. Maar veel scheelt het niet. Als we met zijn allen blijven denken dat de overheid een opvoeding zonder problemen kan of zou moeten garanderen, zullen de tekorten blijven stijgen. En zullen de belastingen omhoog gaan en voorzieningen moeten sluiten. Is dat wat we willen?