Spanje trekt zichzelf met behulp van corona naar de rand van de afgrond - Hoofdinhoud
“Spanje is onverwoestbaar: de Spanjaarden doen sinds jaar en dag hun uiterste best om hun land te vernietigen en het staat nog steeds overeind.” Soms krijg ik het gevoel dat de IJzeren Kanselier Otto von Bismarck met deze beruchte boutade maar voor de helft ongelijk had. Ik bedoel, met die verwijzing naar zelfvernietigende Spanjaarden had hij natuurlijk gelijk. Maar met de andere helft van zijn kwinkslag, dat Spanje onverwoestbaar is, kon hij wel eens fout zitten. Zeker nu een vernietigend virus de Spanjaarden een handje helpt.
Naast het schrikbarende spoor van dood en verzieking dat het coronavirus al negen maanden door heel Spanje trekt – en nog maanden zal verlengen, voordat de vaccinatie redding brengt— is de economie naar de rand van een afgrond geduwd. De Europese Commissie i berekent dat Spanje, van alle lidstaten, de zwaarste klap krijgt met een terugval van 12,4 % BNP. Het IMF voorspelt zelfs 12,8 % verlies en zegt dat Spanje pas eind 2024 kan terugkeren naar het economisch niveau van vóór het virus. (Dit zal er vooral van afhangen hoe langzaam het toerisme, Spanjes “industrie nummer één”, zich herstelt – het is opvallend dat New York precies dezelfde wachttijd berekent voordat er genoeg toeristen terugkomen). Intussen gaat de werkloosheid, altijd al Spanjes Achilleshiel, weer naar het peil van de zwartste jaren opklimmen, speciaal onder de jongere generaties.
Maar wat deze crisis het scherpst aan het licht brengt is de blinde vernielingsrage van de Spaanse politiek die allesbehalve nieuw, maar nu losbandiger dan ooit is. Terwijl ziekenhuizen en begraafplaatsen over hun toeren draaien en alle deskundigen om eensgezinde maatregelen van het landsbestuur smeken, blijven de politici opgesloten in hun loopgraven. De sterk gedecentraliseerde staatsvorm die Spanje als reactie op de lange Franco-dictatuur instelde, wordt nu dagelijks misbruikt door politieke vijanden in regio-besturen om de centrale regering onder vuur te nemen.
Aangezien het beleid voor openbare volksgezondheid al jaren geleden van de regering naar de regio’s was overgeheveld, moest de socialistische premier Sanchez in maart, om een algemene lockdown af te kondigen, naar een paardenmiddel in de grondwet grijpen: de “Staat van Alarm”, die achteraf aan parlementaire goedkeuring moet worden onderworpen. In juni maakten de rechtse partijen onder de strijdkreet van “Vrijheid!” (want net zoals Trump strijden zij tegen het “radicale socialisme” dat hen “muilkorft” met maskers die uitsluitend dienen om het volk “te gewennen aan totalitaire onderwerping”) een eind aan de Staat van Alarm. Dus aan de lockdown van Sanchez die het virus in Spanje op dat moment fors had teruggedrongen. Zodra de corona na een zorgeloze zomer de Spanjaarden in september weer bij duizenden naar overbevolkte ziekenhuizen –en bij honderden naar hun graf—begon te sturen, riepen dezelfde Vaandeldragers van de Vrijheid dat Sanchez “niets deed en de Spanjaarden aan hun lot overliet”.
Het eind van het trieste liedje was dat er begin deze maand opnieuw een landelijke Staat van Alarm is afgekondigd – maar ditmaal met het voorbehoud dat niet de centrale regering, maar de 17 regiobesturen het beleid bepalen. Kortom, een ratjetoe van onderling tegenstrijdige maatregelen. De laatste opiniepeiling meldt dat 53% van de Spanjaarden nu boos op Sanchez, en 64 % verontwaardigd over de politici is. Als tussendoortje kregen de Spanjaarden een stukje absurd theater voorgeschoteld: een motie van wantrouwen tegen de regering die niet bedoeld was om de regering, maar om de voornaamste oppositiepartij onderuit te halen. Een curieus plan van de fascistenpartij Vox, die zo hoopte de rechtse PP-partijvoorzitter Pablo Casado te kijk te zetten als “slappe” oppositieleider, om diens kiezers af te troggelen. Casado reageerde met een bitse tegenaanval die er eventjes naar klonk dat hij eindelijk zou breken met zijn extreem rechtse bondgenoten die hij nodig had (en heeft) om de regio-regeringen van Madrid, Andaloesië en Murcia te controleren. Maar nee, dat was maar schijn.
De motie van wantrouwen verdween op 22 oktober naar de vuilnisbak, met alleen de steun van de 52 Vox-zwarthemden in het parlement, platgewalst door de overige 298 volksvertegenwoordigers. Maar premier Sanchez maakt zich niet de minste illusie dat hij opeens over zo’n breed draagvlak beschikt. Hij kan nog steeds voor het blok komen te staan, als een monsterverbond van rechtse en separatistische partijen de aanstaande 6 december opnieuw zijn staatsbegroting wegstemt, zoals zij begin 2019 deden.
Bovendien wankelt zijn coalitiekabinet van socialisten plus Nieuw-Links regelmatig langs de rand van een andere afgrond wanneer zijn vicepremier Pablo Iglesias, de leider van Nieuw-Links, weer een nieuwe propagandastunt uithaalt om zijn onderdanige rol in de regering te compenseren. De meest recente was zijn maneuver om, zonder Sanchez te waarschuwen, de parlementaire fractie van ETA’s politieke erfgenamen aan boord te halen om extra stemmen voor de staatsbegroting te krijgen. Deze onwelkome steun werd aangekondigd door fractieleider Arnaldo Otegi, ooit veroordeeld als deelnemer aan ETA’s terreurdaden. Zoals verwacht veroorzaakte dit schokgolven in de achterban van Sanchez.
Een andere onwelkome bijdrage van Iglesias is zijn luidruchtige campagne om de Spaanse staatsvorm als parlamentaire monarchie te vernietigen. Daarbij wordt hij ook geholpen door oud-koning Juan Carlos, die nu 3 maanden en 3 weken geleden naar het buitenland verdween, zonder enige uitleg over het financiële gesjoemel dat zijn verstoten minnares Corinna Larsen aan de grote klok hangt zodra zij een microfoon ziet. Otto von Bismarck zou tevreden vaststellen dat hij weer eens gelijk had.
Robbert Bosschart is specialist in de Spaanse politiek. Hij was jarenlang NOS-correspondent in dat land en heeft verschillende boeken uitgebracht over Spanje.
Meer over ...