Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Buitenlandse Zaken inzake de Evaluatie van de Benelux Unie-samenwerking 2013-2019 - Goedkeuring van het op 17 juni 2008 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 2008, 135) - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. G toegevoegd aan wetsvoorstel 31585 - Goedkeuring van de herziening van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Goedkeuring van het op 17 juni 2008 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 2008, 135); Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Buitenlandse Zaken inzake de Evaluatie van de Benelux Unie-samenwerking 2013-2019 |
---|---|
Documentdatum | 14-01-2021 |
Publicatiedatum | 14-01-2021 |
Nummer | KST31585G |
Kenmerk | 31585, nr. G |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2021
Vergaderjaar 2020-
31 585
Goedkeuring van het op 17 juni 2008 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 2008, 135)
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 december 2020
De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft in haar vergadering van 22 september 2020 kennisgenomen van de Evaluatie van de Benelux-Unie samenwerking 2013-2019 en de kabinetsreactie hierop.2 De commissie heeft op 10 oktober jl. besloten om gelegenheid tot schriftelijk overleg te bieden.
Naar aanleiding hiervan heeft zij de Minister van Buitenlandse Zaken op 17 november 2020 een brief gestuurd met vragen van de SP-fractie.
De Minister heeft op 15 december 2020 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Bergman
1 Samenstelling:
Essers (CDA), Backer (D66), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP) (ondervoorzitter), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Koole (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA) (voorzitter), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), De Bruijn-Wezeman (VVD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD), Bezaan (VVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Huizinga-Heringa (CU), Karimi (GL), Otten (Fractie-Otten), Vendrik (GL), Vos (PvdA), Van Wely (Fractie-Van Pareren) Hermans (Fractie-Van Pareren)
2 Kamerstukken I, 2020-2021,31.585, F.
kst-31585-G ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR EUROPESE ZAKEN,
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken Den Haag, 17 november 2020
De commissie voor Europese Zaken heeft in haar vergadering van 22 september 2020 kennisgenomen van de Evaluatie van de Benelux-Unie samenwerking 2013-2019 en de kabinetsreactie hierop.1 De commissie heeft op 10 oktober jl. besloten om gelegenheid tot schriftelijk overleg te bieden. De leden van de SP-fractie wensen enkele vragen te stellen en opmerkingen te maken.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie en de kabinetsreactie. Het is goed om aandacht te geven aan de evaluatie, die er immers is gekomen op verzoek van beide Kamers. De leden van de SP-fractie hebben over de evaluatie nog enige opmerkingen en vragen.
Deze leden ondersteunen de lijn dat de evaluatie is gedaan vanuit Nederlands perspectief. Wel zou het volgens hen aan te bevelen zijn om de Nederlandse bevindingen te vergelijken met bevindingen in België en Luxemburg. Zijn daartoe plannen, zo vragen deze leden, en deelt de Minister de wenselijkheid om wederzijds inzichten te delen?
De leden van de SP-fractie stellen vast dat de schaal van de Benelux soms voordelen biedt ten opzichte van een groter Europees verband. In een bewegend Europa geeft de Benelux een schaal die saamhorigheid en slagkracht, waar het grotere Europese verband te groot blijkt. Dit is een reden om de Benelux-samenwerking te versterken naar mening van deze leden. Zij zijn verheugd dat ook de Minister het belang van de Benelux-samenwerking onderschrijft. En uiteraard dient de meerwaarde voortdurend onderwerp van positieve discussie te blijven. De bredere bekendheid van de resultaten van de Benelux-samenwerking is een doel waar ook het kabinet actief aan bij kan dragen. Onderschrijft de Minister deze opvatting? Zo ja, is het kabinet ook bereid om zijn reactie op de evaluatie tijdens een plenaire vergadering van het Beneluxparlement toe te lichten en te bespreken? Dit zou tevens bijdragen om de achterblijvende ministeriële betrokkenheid te verbeteren. Overigens komt het Beneluxparlement, anders dan de Minister schrijft, niet alleen op vrijdagmiddag bijeen maar ook op zaterdagochtend. Daarmee is het argument dat de vergaderingen van het Beneluxparlement samenvallen met de ministerraad ondervangen en staat aanwezigheid niets in de weg.
Samenvattend kunnen de leden van de SP-fractie vaststellen dat zij verheugd zijn over de uitkomsten van de evaluatie die de meerwaarde van de Benelux-samenwerking bevestigen en over de positieve waardering van het kabinet van de conclusies van de evaluatie. Daarnaast kijken deze leden uit naar de inspanningen die het kabinet zegt te zullen plegen om de Benelux een nog sterker merk te maken en kijken de leden uit naar de concrete invulling daarvan in het volgende meerjarenwerkprogramma van de Benelux-Unie.
De commissie voor Europese Zaken ziet graag de beantwoording van bovenstaande vragen tegemoet binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
M.G.H.C. Oomen-Ruijten
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 december 20202
De leden van de SP-fractie hebben vragen gesteld over de evaluatie van de Benelux Unie-samenwerking 2013-2019 en de kabinetsreactie hierop. Hierbij stuur ik u mijn reactie.
Allereerst beveelt de SP-fractie aan de evaluatie te vergelijken met bevindingen in België en Luxemburg. De Nederlandse evaluatie, die voortkomt uit een toezegging aan de Kamers om de Benelux-samenwerking periodiek te evalueren, is mede tot stand gekomen met inbreng van betrokkenen uit België en Luxemburg en vertegenwoordigers van de Benelux Unie. Zo kenden de door de evaluatoren afgenomen interviews een evenwichtige spreiding van de verschillende betrokkenen, en zijn België en Luxemburg op de hoogte gehouden over de voortang van de evaluatie. Na publicatie van de evaluatie heeft het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie een reactie gegeven waarin het aangeeft zich te herkennen in de conclusies van de evaluatie, en de aanbevelingen ter harte te nemen.2
Ten aanzien van de wenselijkheid om wederzijds inzichten te delen heb ik in de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met onder andere het Bureau van het Benelux-Parlement en het College van secretarissen-generaal van de Benelux Unie. In deze gesprekken kwam de toekomst van de Benelux-samenwerking (mede in het licht van deze evaluatie) aan de orde. Helaas ben ik mede om agenda-technische redenen niet in de gelegenheid geweest om tijdens het Nederlandse voorzitterschap fysiek een plenaire vergadering van het Benelux parlement bij te wonen. Wel heb ik op 11 december jl. virtueel acte de présence gegeven door middel van een videoboodschap.
De vragen van de SP-fractie richten zich ook op de zichtbaarheid en bredere bekendheid van de Benelux-samenwerking. Wat het kabinet betreft richt de Benelux Unie zich, mede vanwege haar beperkte capaciteit, op een beperkt aantal thema's, aan de hand waarvan concrete resultaten in de grensregio's geboekt kunnen worden. De overtuiging van het kabinet is dat dit de zichtbaarheid van de Benelux Unie ten goede zou komen. Deze Nederlandse inzet, alsmede de bevindingen van de evaluatie, zijn door de Benelux Unie uitdrukkelijk meegenomen in de opstelling van het nieuwe meerjarenwerkprogramma 2021-2024. Tijdens het Comité van Ministers op 7 december jl. hebben de Ministers van Buitenlandse Zaken van de drie landen het meerjarenwerkprogramma, en daarmee de prioriteiten voor de komende jaren, vastgesteld, een teken dat er ook vanuit de andere landen steun is voor de wijze waarop opvolging wordt gegeven aan de evaluatie.
Ik ga ervan uit dat het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie het meerjarenwerkprogramma 2021-2024 spoedig zal publiceren.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Eerste Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 31 585, G 4
Kamerstukken I, 2020-2021,31.585, F.