Vrijdenkers en dwarsliggers in de Duitse Bundestag

vrijdag 25 juni 2021, analyse van Dr. Sascha Hardt i

Kritische coalitiekamerleden: een rondgang door Europa

Parlementaire stelsels kenmerken zich doorgaans door een nauwe samenwerking tussen de regering en de coalitiefracties in het parlement, waarbij deze fracties het gewoonlijk tot hun taak rekenen om de regering in het zadel te houden. Toch is steun vanuit de coalitiefracties niet vanzelfsprekend: met een beroep op hun vrije mandaat kunnen kritische coalitiekamerleden het de regering behoorlijk lastig maken. In Nederland hebben we dat gezien met de ontwikkelingen rond het CDA-Kamerlid Omtzigt. Tegenstand vanuit een coalitiefractie werd door het kabinet onacceptabel gevonden en de suggestie ontstond zelfs dat gepoogd werd een volksvertegenwoordiger weg te werken. Dit roept de vraag op hoe men eigenlijk in andere Europese landen omgaat met kritische coalitiekamerleden. Hoe ver kunnen zij gaan in hun afwijkende opstelling en in hoeverre proberen regeringspartijen hen een toontje lager te laten zingen? In deze nieuwe serie maken we een rondgang door Europa, met in deze eerste aflevering: Duitsland.

Vrijdenkers en dwarsliggers in de Duitse Bundestag

Volgens artikel 38 van de Duitse grondwet zijn parlementsleden “[…] vertegenwoordigers van het gehele volk, niet gebonden aan opdrachten en instructies en alleen onderworpen aan hun geweten”. In de praktijk zit het natuurlijk een klein beetje anders en is er normaal gesproken wel zoiets als Fraktionsdisziplin – sommigen spreken ook van Fraktionszwang. Hoe is dit wettelijk geregeld, hoe gaan partijen ermee om, en wat is de status van ‘vrijdenkers’ binnen de fracties van een regeringscoalitie in de Bundestag?

Voor een goed begrip hiervan is het allereerst belangrijk om de bijzonderheden van het Duitse kiesstelsel even in gedachten te roepen. Duitsland hanteert het personalisierte Verhältniswahlrecht, dus een kiesstelsel dat elementen van evenredige vertegenwoordiging combineert met de directe, persoonlijke verkiezing van kandidaten in een districtenstelsel. Zonder op de fijne punten van dit systeem dieper in gaan volgt hieruit dat er in principe twee soorten parlementsleden zijn, namelijk leden die over een direct mandaat beschikken en leden die alleen vanwege hun positie op de hun respectievelijke partijlijst de Bundestag zijn binnengekomen. Hierbij valt op te merken dat normaal gesproken alleen de grote partijen districten winnen (in de verkiezingen van 2017: CDU/CSU 231, SPD 59, DIE LINKE 5, GROEN 1, AFD 3). Het Duitse kiesstelsel kent geen voorkeurstemmen, daarom is de positie op de partijlijst in de volgende verkiezingen bepalend voor de kans van een parlementariër zonder uitzicht op een Direktmandat om herkozen te worden. Het is echter zo dat de verkiezingslijsten van partijen niet op federaal maar op deelstaatsniveau worden vastgesteld; op welke lijstplek een kandidaat wordt geplaatst ligt dus in handen van de regionale afdeling van de betreffende partij (waarvan de belangen nogal eens kunnen afwijken van de belangen van de nationale partij). De districtskandidaten worden wederom op districtsniveau door partijleden verkozen.

Dit systeem heeft enkele belangrijke gevolgen voor de positie van ‘dwarsliggers’ in de Bundestag. Allereerste kunnen fracties deze niet zomaar kwijt, in het bijzonder als het gaat om leden met een sterke regionale achterban of ondersteuning uit de partijbasis.

Twee belangrijke voorbeelden uit de momenteel beginnende verkiezingsfase zijn Friedrich Merz en Hans-Georg Maaßen (beide CDU). Merz is al tientallen jaren een partijinterne tegenstander van mevrouw Merkel en haar gematigde koers, hij vertegenwoordigt een klassieke, masculiene, en sterk neoliberale variant van het Duitse conservatisme. Tegen de achtergrond van het aanstaande vertrek van Merkel heeft hij in de afgelopen jaren twee pogingen gedaan om het partijleiderschap naar zich toe te trekken (hetgeen bij de CDU traditioneel gepaard gaat met het kandidaatschap voor het ambt van bondskanselier) en is beide malen net verslagen door aanhangers van de politiek van Merkel. Merz geniet echter veel respect en ondersteuning onder de gewone leden van zijn partij; in directe verkiezingen zou hij waarschijnlijk tot partijleider zijn verkozen. Naar verwachting zal de nieuwe partijleider (en mogelijk nieuwe bondskanselier) Laschet grote problemen hebben om constructief met Merz samen te werken. Zijn mogelijkheden om Merz buiten de Bundestag te houden zijn echter zeer beperkt: Merz heeft recentelijk het districtskandidaatschap in zijn woonplaats weten te winnen, en wel van een oudgediende van de Bundestag met een reputatie van trouw aan de partijlijn.

Het geval van Hans-Georg Maaßen is een nog veel groter probleem voor de partijleiding van de CDU. Maaßen was tot 2018 president van het Bundesamt für Verfassungsschutz, de binnenlandse geheime dienst. Hij werd door de minister van binnenlandse zaken ontslagen nadat hij rechts-radicale rellen en achtervolgingen van immigranten publiekelijk had genegeerd en gebagatelliseerd. Sindsdien is Maaßen politiek actief aan de rechtse rand van de CDU, waar hij steeds weer met rechtsextreem taalgebruik en sympathie voor posities van de rechts-extreme partij AFD opvalt. Echter is de AFD met name in Oost-Duitsland de belangrijkste tegenstander van de CDU in de komende verkiezingen. Het feit dan Maaßen, tegen het uitdrukkelijke advies van de partijleiding in, de kandidatuur in een Oost-Duits kiesdistrict heeft kunnen bemachtigen (waar hij waarschijnlijk zal winnen), heeft al voor de verkiezingen reputatieschade veroorzaakt (en aan de kant van de linkse oppositie Schadenfreude).

Soortgelijke gevallen bestaan ook in andere partijen – een noemenswaardig voorbeeld is Hans-Christian Ströbele, nu niet meer lid van de Bundestag, die meerdere verkiezingsperioden lang steeds opnieuw het enige Direktmandat van de groene partij wist de winnen (in Berlijn-Kreuzberg). Hij was een zeer prominente dwarsligger en partijinterne tegenstander van bijvoorbeeld het besluit tot Duitse deelname aan militaire acties in Afghanistan.

In nieuwe regeerakkoorden wordt traditioneel een clausule opgenomen, die de partners tot partijdiscipline ‘verplicht’. Zo staat ook in het thans geldende akkoord het volgende: “Im Bundestag und in allen von ihm beschickten Gremien stimmen die Koalitionsfraktionen einheitlich ab. Das gilt auch für Fragen, die nicht Gegenstand der vereinbarten Politik sind. Wechselnde Mehrheiten sind ausgeschlossen.” Deze en soortgelijke bepalingen zijn echter niet in rechte afdwingbaar, zij maken het alleen mogelijk om vrijdenkende leden van een coalitiefractie het verwijt van schadelijk politiek gedrag te kunnen maken, vooral vanuit de coalitiepartner.


Sascha Hardt is universitair docent (vergelijkend) constitutioneel recht aan Maastricht University