Voorstel van wet - Voorstel van wet van het lid Van Raan houdende wijziging van de Klimaatwet om te bewerkstelligen dat Nederland zo spoedig mogelijk een zo groot mogelijke bijdrage gaat leveren aan het voorkomen van een verdere opwarming van de Aarde (Klimaatwet 1.5) - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 35953 - Initiatiefvoorstel Klimaatwet 1.5 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van het lid Van Raan houdende wijziging van de Klimaatwet om te bewerkstelligen dat Nederland zo spoedig mogelijk een zo groot mogelijke bijdrage gaat leveren aan het voorkomen van een verdere opwarming van de Aarde (Klimaatwet 1.5); Voorstel van wet (initiatiefvoorstel); Voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 29-10-2021 |
Publicatiedatum | 29-10-2021 |
Nummer | KST359532 |
Kenmerk | 35953, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021
2022
35 953
Voorstel van wet van het lid Van Raan houdende wijziging van de Klimaatwet om te bewerkstelligen dat Nederland zo spoedig mogelijk een zo groot mogelijke bijdrage gaat leveren aan het voorkomen van een verdere opwarming van de Aarde (Klimaatwet 1.5)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Klimaatwet te wijzigen om te bewerkstelligen dat Nederland zo spoedig mogelijk een zo groot mogelijke bijdrage gaat leveren aan het voorkomen van een verdere opwarming van de Aarde, en dat het wenselijk is daarbij een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges in te stellen op het terrein van klimaat;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Klimaatwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.De begripsbepalingen «aandeel hernieuwbare energie», «CO2-neutrale elektriciteitsproductie», «hernieuwbare energie» en «richtlijn hernieuwbare energie» vervallen.
-
2.In de alfabetische rangschikking worden drie begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
brede welvaart: de kwaliteit van leven in het hier en nu en de mate waarin deze ten koste gaat van die van latere generaties of van die van mensen elders in de wereld;
emissiebudget: totaal aan emissies van broeikasgassen uitgedrukt in CO2-equivalenten dat binnen Nederland mag worden uitgestoten in een te bepalen periode;
kst-35953-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021
emissiekloof: het verschil tussen het emissiebudget en het totaal aan daadwerkelijke emissies van broeikasgassen uitgedrukt in CO2-equiva-lenten;.
B
Artikel 2, eerste en tweede lid, komen te luiden:
-
1.Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van het klimaatbeleid gericht op het onomkeerbaar, zo spoedig mogelijk en zo maximaal mogelijk terugdringen van de emissies van broeikasgassen om te komen tot een emissievrij Nederland in uiterlijk 2030, en op het verminderen van emissies in het buitenland, teneinde maximaal bij te dragen aan het beperken van de wereldwijde opwarming van de Aarde en de verandering van het klimaat.
-
2.Teneinde deze doelstelling te bereiken:
-
a.overschrijden de emissies van broeikasgassen in Nederland het emissiebudget niet;
-
b.worden de emissies van broeikasgassen in Nederland zo spoedig mogelijk en zo maximaal mogelijk teruggebracht, waarbij Nederland uiterlijk op 31 december 2030 klimaatneutraal is;
-
c.wordt na 31 december 2030 beleid gevoerd dat maximaal bijdraagt aan een verdergaande vermindering van de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer, en
-
d.wordt beleid gevoerd dat maximaal bijdraagt aan de beperking van emissies die het gevolg zijn van de productie van goederen die in Nederland worden geïmporteerd.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tweede lid komt te luiden:
-
2.Het klimaatplan bevat tevens:
-
a.het emissiebudget en het budget dat resteert, een indicatie van het deel daarvan dat de eerstvolgende vijf jaren zal worden verbruikt en een indicatieve verdeling per jaar van dat deel over de sectoren die broeikasgassen uitstoten waarbij het principe wordt gehanteerd dat alle sectoren die broeikasgassen uitstoten ook bijdragen aan de reductie daarvan;
-
b.de maatregelen die worden getroffen zodat de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, worden bereikt;
-
c.een beschouwing over de meest recente wetenschappelijke inzichten omtrent het beperken van klimaatverandering;
-
d.een beschouwing van de ontwikkeling in de technologische mogelijkheden om de emissies van broeikasgassen te beperken en de daarmee samenhangende inzet van Onze Ministers op innovatie;
-
e.een beschouwing van de wereldwijde en Europese ontwikkelingen op het gebied van de beperking van klimaatverandering voor zover deze relevant zijn voor het Nederlandse beleid;
-
f.een beschouwing van de gevolgen die het te voeren klimaatbeleid van de regering heeft op de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden, de werkgelegenheid inclusief scholing en opleiding van werknemers, de ontwikkeling van de economie, het tot stand komen van een eerlijke en betaalbare transitie en voor de betrouwbaarheid van de energievoorziening;
-
g.een rapportage over alle emissies van broeikasgassen die in Nederland plaatsvinden, met inbegrip van de uitstoot van broeikasgassen op grote hoogte, en de emissiekloof;
-
h.een rapportage over de emissies van broeikasgassen buiten Nederland die plaatsvinden bij de productie van goederen die in Nederland worden geïmporteerd, alsmede een beschrijving van het beleid dat erop is gericht dergelijke emissies of import te beperken;
-
1.een beschouwing van de alternatieven voor het te voeren klimaatbeleid die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen, alsmede de effecten van deze alternatieven voor de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden, en de effecten op de werkgelegenheid inclusief scholing en opleiding van werknemers, de ontwikkeling van de economie en het tot stand komen van een eerlijke transitie;
-
j.een verantwoording van de krachtens onderdeel i beschreven alternatieve maatregelen die ondanks het in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, beschreven uitgangspunt van «zo spoedig mogelijk en zo maximaal mogelijk», toch niet worden genomen, en
-
k.een beschouwing van de effecten van het te voeren klimaatbeleid voor de brede welvaart.
-
2.Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3.Indien in het klimaatplan wordt afgeweken van een aanbeveling van de Klimaatcommissie als bedoeld in artikel 7b, tweede lid, onder a, wordt dit in het klimaatplan uitdrukkelijk gemotiveerd.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt na «ten minste eens in de vijf jaren» ingevoegd «en binnen een jaar na de inwerkingtreding van de Klimaatwet 1.5».
-
2.Het tweede lid komt te luiden:
-
2.Na de vaststelling van het klimaatplan wordt iedere maand over de voortgang van de uitvoering gerapporteerd, met uitzondering van de beschouwing van de effecten van het te voeren klimaatbeleid voor de brede welvaart waarover halfjaarlijks wordt gerapporteerd, en worden maatregelen genomen als de rapportage daartoe aanleiding geeft in het licht van de doelstellingen van deze wet.
E
In artikel 5 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
F
Artikel 6, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Aan onderdeel a wordt voor de puntkomma toegevoegd «afgezet tegen het emissiebudget».
-
2.Aan onderdeel b wordt voor de komma toegevoegd «afgezet tegen de sectorale emissiebudgetten».
G
Artikel 7, vierde lid, vervalt.
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 3A. KLIMAATCOMMISSIE
-
1.Er is een Klimaatcommissie.
-
2.De Klimaatcommissie bestaat uit een voorzitter en acht andere leden.
-
3.De Klimaatcommissie vervult haar taken in onafhankelijkheid.
Artikel 7b
-
1.De Klimaatcommissie heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over de uitvoering van deze wet en het behalen van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2.
-
2.De Klimaatcommissie adviseert in ieder geval over:
-
a.het klimaatplan, waarbij zij Onze Minister voorafgaand tevens adviseert over het emissiebudget en de indicatieve verdeling, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a;
-
b.de klimaatnota, en
-
c.de mogelijkheden om met behulp van belastingheffing bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2.
-
3.De Klimaatcommissie kan op verzoek van Onze Minister die het mede aangaat adviseren over maatregelen die genomen worden ter uitvoering van het klimaatplan of die in betekenende mate een effect hebben op het bereiken van de doelstellingen van deze wet, waaronder voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur. De Klimaatcommissie zendt een afschrift van het advies aan Onze Minister.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Klimaatwet 1.5.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 35 953, nr. 2 5