Van Orbán is Hongarije (en de EU) niet zomaar af - Hoofdinhoud
In Brussel en daarbuiten wordt er met spanning gekeken naar de Hongaarse verkiezingen in april, waar een verenigde oppositie alles op alles zet om de regerende Fidesz partij van premier Orbán i uit het zadel te wippen. De peilingen geven de supporters van Orbáns tegenstander Péter Márki-Zay hoop. Maar experts zijn somberder over de kansen van de oppositie en ze vrezen dat de Hongaarse democratie langs de rand van de afgrond staat. Orbán verloor in 2002 al eerder de macht. Dit keer lijkt hij vastbesloten zijn macht te behouden – zelfs als hij de verkiezingen verliest.
Een eensgezinde oppositie
In Europa trekt Orbán vaak de schijnwerpers met zijn contraire posities binnen de EU. Denk aan zijn verzet tegen de ‘Green Deal i’ of het dreigen met inperken van LGBTQ-rechten. Maar volgens Andrezj Sadecki, analist bij het Centrum voor Oosterse Studies in Warschau, is de oppositie bovenal bezorgd de binnenlandse corruptie en ondermijning van de rechtstaat: wat als er straks helemaal geen oppositie meer is?
Daarom schaarde een heterogene alliantie van oppositiepartijen zich bij voorverkiezingen in oktober achter een gezamenlijke kandidaat: de christelijke centrum-rechtse Márki-Zay. Dit is een strategische keuze, aldus Sadecki: “Hij is bovenal een echte outsider. En door zijn profiel blijven gebruikelijke beschuldigingen zoals ‘linkse corrupte elite’ niet plakken. Zijn campagne focust zich voornamelijk op het tegengaan van de corruptie en zelfverrijking van Fidesz.”
Ongelijke strijd
Maar hoewel het gat in de peilingen tussen Fidesz (49%) en de oppositie (45%) de indruk wekt van een nek-aan-nek race, is de reële kans voor de oppositie veel ongunstiger.1 Dit is grotendeels te wijten aan een nieuwe kieswet uit 2011. Volgens Attila Antal, hoogleraar politicologie aan de Eötvös Loránd universiteit in Budapest, bevooroordeeld deze Fidesz: “Deze wet zorgde voor een herindeling van districten, nieuwe kiesregels en burgerschap, met daarbij stemrecht, voor Orbán-gezinde Hongaarse minderheden in buurlanden. Hierdoor kon Fidesz een flinke zetelwinst behalen in 2014, met minder stemmen dan bij de verkiezingen in 2010.”
Hierdoor zal een overwinning met kleine marges niet realistisch zijn. Zo stelt Matthijs Bogaards, hoofddocent politicologie bij Centraal Europese Universiteit in Wenen, dat: “Als de oppositie een kans wil maken Orbáns vallen te omzeilen, dan moeten ze eigenlijk al boven liggen. En niet met een of twee procentjes! Maar met minstens 3,5 procent. Dus als je naar de peilingen kijkt, is het gat niet 4 procent maar eigenlijk bijna het dubbele in het voordeel van Fidesz. Als het zo doorgaat is het helemaal niet spannend maar een gelopen race.”
Daarbovenop vecht de oppositie ook nog op ongelijke voet. Zo constateert Bogaards: “Er is bijna geen onafhankelijke media meer in Hongarije. Je wordt er constant aan propaganda van staatsmedia blootgesteld.” Dit wordt beaamd door Sadecki: “Oligarchen gelieerd aan Orbán hebben veel mediabedrijven opgekocht. Daarnaast gebruikt Fidesz in de maanden voor de verkiezingen geld van de staat om met plotselinge lastenverlichtingen campagne te voeren.”
En wat als de oppositie wint?
De verkiezingsstrijd wordt in de media vaak behandeld als een soort ‘the winner takes all’. Maar zelfs als de oppositie de verkiezingen weet te winnen staat het voor een gigantische uitdaging. “Sterker nog,” zegt Bogaards, “dan begint het pas.”
De ontwikkelingen van twaalf jaar Fidesz zijn namelijk niet zomaar terug te draaien. Experts praten hierbij veel over de term ‘state capture’: Fidesz en het staatsapparaat zijn zo sterk vervlochten geraakt dat ze bijna niet uit elkaar te halen zijn. Dit komt onder andere door een herziening van de grondwet zegt Antal: “Door het halen van een twee derde meerderheid bij vorige verkiezingen kon Fidesz beleidspunten in de grondwet verankeren. Eenzelfde meerderheid is nodig om dit ongedaan te maken.” Dit maakt besturen bijna onmogelijk zegt Bogaards: “Kan de oppositie binnen de huidige grondwet effectief regeren? Nee dat kan niet! Je hebt daarvoor zowat een revolutie nodig!”
Daarnaast heeft Orbán veel bondgenoten op belangrijke sleutelposities neergezet vertelt Sadecki. Zo zitten op kritieke plekken in de rechtspraak en bij toezichtorganen recent geïnstalleerde functionarissen gelieerd aan Fidesz, met zittingstermijnen tot wel tien jaar. Hij betwijfelt echter of hij op steun van bondgenoten kan blijven rekenen: “Als Fidesz de verkiezingen verliest, raakt Orbán de financiële middelen kwijt waarmee hij bondgenoten mee tevreden houdt. Dit zou conflict binnen zijn aanhang kunnen veroorzaken.”
Antal en Bogaards slaan echter een pessimistischer toon aan. Antal benadrukt dat Orbáns bondgenoten diep geworteld zitten in de Hongaarse samenleving en in de industrie. Deze staan volgens hem ook sympathiek tegenover Orbán vanwege diens neoliberale beleid van de afgelopen jaren. Ook Bogaards denkt dat Orbáns bondgenoten hem niet gauw zullen laten vallen: “Hongarije wordt in de literatuur soms ook wel een ‘postcommunistische maffiastaat’ genoemd. Het regime draait om loyaliteit en om angst; met verraders wordt schoon schip gemaakt. Orbán verloor de verkiezingen in 2002, en kwam vanuit een zwakker positie dan nu terug in 2010. Er zal dus angst zijn voor represailles indien hij de macht terugwint.”
Europese Unie
Andere EU-landen moeten er dus rekening mee houden dat Orbán hoe dan ook grote invloed zal behouden in Hongarije. Volgens Antal is de kans groot dat hij bij winst dwars zal blijven liggen in de EU en verder zal bouwen aan een internationaal autoritair populistisch netwerk. Dit zou ook Trans-Atlantisch worden – Orbán heeft recentelijk nog oud-president Donald Trump i uitgenodigd voor een bezoek.
Toch zal de rol van Hongarije in de EU grotendeels bepaald worden door hoe Brussel met de situatie in het land omgaat. Zo stelt Bogaards dat het stopzetten van subsidies wegens ondermijning van de rechtstaat het Orbán erg moeilijk kunnen maken: “Het regime draait op Europees geld, het financiert publieke investeringen. Maar ook het meeste geld wat Orbán en zijn vriendjes stelen, komt voor het grootste deel uit Europa. Je zou kunnen zeggen met dit instrument: ze hebben hem! Maar pakken ze hem ook? En wat doet hij als je hem zo in het nauw drukt? Een ding is in ieder geval duidelijk voor zowel de Hongaarse oppositie als voor de EU: van Orbán kom je niet zomaar af!”.
Douwe Roest is als correspondent Centraal-Europa vanuit Polen verbonden aan het Montesquieu Instituut.
Attila Antal is hoogleraar politicologie bij de Eötvös Loránd universiteit in Budapest. Hij is daar coördinator van de Sociale Theorie Onderzoeksgroep van het Instituut Politieke Geschiedenis.
Andrezj Sadecki is analist bij het Centrum voor Oosterse Studies in Warschau. Zijn expertise betreft de buitenlandse en binnenlandse politiek van Hongarije.
Matthijs Bogaards is hoofddocent politicologie aan de Centraal Europese Universiteit in Wenen. Zijn onderzoek richt zich voornamelijk op terrorisme, de-democratisering en pacificatiedemocratie.