Meer Europese eenheid door de oorlog in Oekraïne? De Baltische landen zijn nog niet helemaal overtuigd - Hoofdinhoud
Het was een typerend moment. Na hun treffen in de Litouwse hoofdstad Vilnius op 21 maart legden president Nausėda en diens gast, de Nederlandse premier Rutte i, ieder een verklaring af. Verwijzend naar de aanvraag van het EU-lidmaatschap die zijn Oekraïense evenknie Zelensky op 28 februari had getekend, vier dagen na aanvang van de even surrealistische als verwoestende Russische oorlog tegen Oekraïne, en de haast die zijns inziens geboden is bij de behandeling daarvan, sprak Nausėda dat ‘we niet een gijzelaar van bureaucratische procedures mogen worden.’ Rutte op zijn beurt liet zich ontvallen dat ‘lid worden van de EU een lang en taai proces is’ en dat ‘het niet mogelijk is die procedures te vereenvoudigen’.
Litouwen en de andere twee Baltische republieken, Estland en Letland, ook trouwe vrienden van Oekraïne binnen de Unie, hadden op 10 maart al moeten slikken dat met name de westelijke lidstaten naar de lijn-Rutte neigen. Een van de uitkomsten van de EU-top die die dag werd gehouden te Versailles was dat Oekraïne, ‘hoewel het tot onze Europese Familie behoort’, geen voorkeursbehandeling ten deel zou vallen. ‘De onverzettelijkheid, waarmee Rutte voor zijn standpunten opkomt, is inmiddels legendarisch’, constateerde de Brusselse correspondent van ERR, de publieke omroep van Estland, enigszins onderkoeld.
Zo op het eerste gezicht lijken het slechts rimpels in de vijver van wat sommigen reeds hebben aangeduid als de Europese Wedergeboorte. Ook de Esten, Letten en Litouwen hebben moeten beamen dat Vladimir Poetins agressieve poging om Oekraïne weer in de Russische invloedssfeer te sleuren – de bloedige apotheose van een denkpatroon, waarmee zij zelf de nodige ervaring hebben mogen opdoen en waarvoor zij hun EU- en NAVO-partners de afgelopen dertig jaar onophoudelijk hebben gewaarschuwd – in Brussel een verrassend snelle en ferme respons teweeg heeft gebracht.
Terughoudend over sancties
Alleen al in de laatste week van februari volgden er drie sanctiepakketten, die onder andere Ruslands toegang tot de internationale kapitaalmarkt afknepen, zijn energie- en luchtvaartsectoren beperkingen oplegden en de bewegingsvrijheid van zijn staatsbedrijven beknotten. Het eerste pakket (23 februari) werd opgesteld naar aanleiding van de erkenning van de ‘volksrepublieken’ Donetsk en Loehansk door Poetin i. Duitsland, de belangrijkste EU-lidstaat, had de aanleg van de in Estland, Letland en Litouwen gehate Nord Stream 2-gaspijpleiding reeds op 21 februari opgeschort. Verder, en dat heeft Estland, Letland en Litouwen wellicht nog wel het meest verbaasd, besloot de EU vijfhonderd miljoen (inmiddels één miljard) euro in een speciaal fonds te storten, waarmee zij wapenleveranties aan Oekraïne zal bekostigen.
Zonder meer baanbrekend, maar toch viel er enige terughoudendheid te bespeuren in de drie republieken. ‘Een stabiele gastoevoer is voor de Europese kiezers belangrijker dan het bestraffen van Rusland. Moskou weet dit en baseert hier zijn [koele] calculeren op – tegen de tijd dat Europa het eindelijk eens is over sancties, heeft Moskou al nieuwe zetten gedaan’, schreef de conservatieve Estse publicist en Rusland-kenner Andres Herkel op 23 februari in de krant Postimees. En dat een specifieke term ontbrak in de Brusselse kopij vond men al helemaal onbegrijpelijk: SWIFT. Ruslands verwijdering uit dit bancaire systeem voor internationale overboekingen zou Moskou pas werkelijk hard raken, maar vier landen twijfelden nog. Dat ontging ook Toomas Hendrik Ilves, oud-president van Estland, niet: ‘Het Westen kan SWIFT niet platleggen, omdat, en laten we ze bij de naam noemen, Duitsland, Hongarije, Italië en Cyprus de invasie en de Oekraïense doden niets kunnen schelen […]’, twitterde hij – om een paar tweets later de frase Wandel durch Handel onder een foto van een volledig aan gort geschoten appartementenblok in Oekraïne te plaatsen. Later die week zou de EU de SWIFT-uitbanning alsnog (grotendeels) activeren.
Hoewel de kennis van de Duitse taal er achteruitholt, staan die drie woorden in de Baltische landen intussen model voor de chronische West-Europese naïviteit ten aanzien van Rusland. Een goedgelovigheid die zich tezelfdertijd niet zelden heeft vertaald in een bevoogdende houding ten aanzien van de Rusland-criticasters binnen de gelederen van de EU – iets wat die laatsten in toenemende mate is gaan irriteren, zeker na de Krim-annexatie van 2014. Herkel verwijst hier impliciet ook naar.
West-Europese gewoonten
Toen Berlijn en Parijs in juni 2021 suggereerden dat de EU weer met Poetin om de tafel zou gaan zitten, was de kritiek die uit Estland, Letland en Litouwen klonk niet mals (het plan zou weldra sneven). Hield een Litouwse radiocommentator het er diplomatiek op dat ‘het redelijk is om te vrezen dat deze dialoog de belangen van Midden- en Oost-Europa in de marges zal laten’, Ilves spuwde vuur (wederom op Twitter): ‘Merkel i en Macron i zijn of onwetend of ze hebben niets geleerd van tachtig jaar geschiedenis, van de landen die [toen] door de Duitsers zijn verraden. Zonder zelfs maar met andere EU-landen te overleggen, net als hun voorouders. Wij doen niet terzake. Erger nog, ze denken dat ze het eigenlijk beter weten, dat ze verstandiger zijn dan de Ost-Untermenschen [sic, J.B.] van de Zwischenländer. De arrogantie en overmoed zijn stuitend.’
Ilves vliegt hier wat uit de bocht, maar zijn opmerkingen zijn illustratief voor een achterdocht in de Noordoost-Europese periferie die niet zomaar zal verdampen. Het is misschien dan ook geen toeval dat Estland, Letland en Litouwen onderwijl al veel verdergaande stappen in EU-verband hebben bepleit. Zoals een volledige energieboycot van Rusland. ‘Het dichtdraaien van de olie- en gaskranen is de sanctie die de Kremlin-oorlogsmachine zijn zuurstof ontneemt […]. Als de Oekraïners [telkens] moeten nadenken over hoe te overleven, dan moet Europa in staat zijn om na te denken over hoe de volgende winter door te komen’, beredeneerde Postimees, in een redactioneel commentaar (10 maart). De Baltische landen willen voorts een totaal, Europees verbod op vrachtvervoer van en naar Rusland (en Wit-Rusland). Hun pleidooien voor een Oekraïense, plus een Georgische en Moldavische, kandidatuur voor het EU-lidmaatschap passen natuurlijk al evenzeer in dit kader van assertiviteit.
Het ‘oude’ Europa is in de richting van het ‘nieuwe’ Europa opgeschoven, taboes zijn doorbroken en psychologische grenzen verlegd. Voor de Esten, Letten en Litouwers is dat, ondanks de trieste aanleiding, winst. Rest de vraag, of dit alles na het einde van de oorlog in Oekraïne zal beklijven of dat vertrouwde (West-Europese) gewoonten en reflexen dan toch niet weer de kop zullen opsteken.
Jeroen Bult is historicus en publicist. Hij is gespecialiseerd in Estland, Letland en Litouwen