Kan het U dan niets schelen? (Column ND) - Hoofdinhoud
Het houdt nog niet over. Dat kerkbezoek van ons na de coronacrisis. Ik dein zelf weer graag mee in het koor van de kerk en ben blij opnieuw aan te kunnen schuiven. In mijn eentje zou ik het als gelovige waarschijnlijk ook niet volhouden in de seculiere poolwind van onze cultuur. Maar echt uitverkocht zijn onze kerkdiensten nog niet. En er zijn meer kerken waar het vooralsnog minder druk is dan voor de coronacrisis.
Houdt het virus sommige mensen nog even wat langer thuis? Of vinden sommige mensen het gewoon fijner om vanaf de bank de livestream van hun dienst te bekijken? Of hebben de populaire uitzendingen van Mozaiek mensen tussentijds tot een overstap verleid? Of is het misschien allemaal erger dan dat en legt Corona nu iets bloot wat we daarvoor nog ternauwernood konden verbergen?
We zaten ooit in dezelfde kerk in Lisse. Alleen nooit tegelijkertijd. Toen ik oud genoeg was om mee te gaan, had hij daar al lang en breed de deur achter zich dichtgetrokken. Afgelopen zaterdag vertelde hij me het verhaal. Hij was dertien of veertien toen hij al totaal vervreemd was van de trage diensten, het zware orgelspel en de laaghangende oordelen. Hij vertrok op zondagochtenden vroeg met het verhaal dat hij met vriendjes naar de kerk ging en kwam ’s avonds weer thuis. In die tussentijd had hij van alles gedaan behalve de twee lange kerkdiensten bezoeken. Dat was niet de uitkomst van een langdurige twijfel aan de betrouwbaarheid van de Bijbel of het bestaan van God. Zo rationeel maakt een veertienjarige zijn keuzes nog niet. God, geloof en kerk waren voor hem op jonge leeftijd niet onwaar geworden, maar totaal irrelevant.
Hij is niet de enige. Pas vertelde een vriend van me dat zolang hij zich in christelijke kringen ophield het christelijke geloof nog op een vanzelfsprekende manier om hem heen hing. Maar toen hij ging werken op een plek waarin het geloof er volstrekt niet toe deed, gleed datzelfde geloof van hem af zoals een harde herfstwind een hoed van je hoofd kan afblazen. Schepping, zondeval, stokken die slangen worden, maagdelijke geboorte, kruisdood, opstanding en verlossing; het is hem vreemd geworden zoals ooit de kinderoffers van de Azteken bizar werden. Het is hem door de vingers gegleden zoals los zand op een zomerse dag aan het strand.
Als door een onzichtbare hand is onze geschiedenis van God afgeduwd. Waar oudheid en christendom millennialang onze westerse cultuur hebben gevormd en gedragen, is een ondraaglijke lichtheid van het bestaan alles wat ons nog rest. God lijkt alleen nog door Freek de Jonge te worden gemist. Het Sociaal Cultureel Planbureau berichtte vorige week dat met het verdwijnen van het christelijk geloof het verdwijnen van spiritualiteit een kwestie van tijd is. Wat overblijft, zijn lucht en leegte. Moeizame zingeving, minder saamhorigheid en minder vrijwilligers. En veel gelukkiger zijn we er als seculiere mensen niet van geworden, constateerde de onderzoeker van het SCP. Ook iemand als Dirk de Wachter schrijft boeken vol over ons seculiere ongeluk. Heel spijtig allemaal. Maar een verlangen naar zingeving, saamhorigheid, naastenliefde en geluk brengen ons natuurlijk niet terug bij God. Al dat moois is slechts een vrucht van de ‘sprong van het geloof’ waartoe onze ouders wel in staat waren, maar geen argument voor twijfelloze agnosten om op de knieën te gaan.
Ooit zaten een paar vissers in hetzelfde schuitje als Jezus. In een enorme storm. Misschien voelde die wel aan als een kille poolwind waar niet tegenop te laveren was. De golven beukten tegen de boot en sloegen over de reling. De ervaren vissers waren doodsbang en Jezus lag te slapen. ‘Kan het u dan niets schelen dat we vergaan?!’, schreeuwden ze tegen Hem. Ik schreeuw even met ze mee. Jezus werd wakker, legde de storm het zwijgen op en zei tegen de vissers dat ze niet bang hoefden te zijn. Hij ging daarna aan land, bevrijdde een bezetene en deed een gestorven meisje uit de dood opstaan. Het kon Hem allemaal heel veel schelen.