Onze inzet op de Europese Digitale Identiteit - Hoofdinhoud
In de Tweede Kamer spreken we de afgelopen tijd geregeld over de Europese Digitale Identiteit. Vandaag is er ook gestemd over diverse moties over dit onderwerp. We krijgen daar diverse vragen over. In deze blog wil ik daarom kort schetsen welke uitgangspunten wij hebben, wat onze inzet was en is.
De ChristenUnie was en is kritisch op de ontwikkelingen rondom de Europese Digitale Identiteit. Het gaat hierbij immers om je persoonsgegevens. Die zijn van jou en van niemand anders, niet van een bedrijf en ook niet van de staat. Daarom zijn we vanaf het begin helder: als er een digitaal ID komt, moet dit ten alle tijden vrijwillig zijn, er moet sprake zijn van transparantie, veilige data-opslag en geen concentratie van gegevens. Dat moet immers bijvoorbeeld waarborgen dat gegevens straks niet gebruikt worden voor andere doelen die nu worden gecommuniceerd.
Al sinds vorig jaar zijn wij zeer actief bij debatten waar dit onderwerp speelt, ook bij debatten waar slechts weinig partijen aanwezig waren. Daar dienden we moties in die de staatssecretaris opriepen om werk te maken van bovenstaande uitgangspunten. Die moties zijn ook aangenomen en hebben verschil gemaakt.
In de onderhandelingen die het kabinet in de Europese Unie heeft gevoerd, zien we dat voor een deel terug. Zo is onder meer het Europees Burgerservicenummer geen onderdeel meer van het voorstel. Dat gebeurde na een motie van de ChristenUnie die unaniem werd aangenomen. Tegelijkertijd was en is ook het huidige product voor ons nog niet voldoende. Daarom hebben we opgeroepen om door te onderhandelen (middels een motie van ons) en steunden we een voorstel van de SP die het kabinet opriep niet in te stemmen met het voorstel dat voorlag. Deze moties haalden een meerderheid, maar de staatssecretaris heeft besloten om de laatste motie niet uit te voeren. Volgens haar was er geen reden meer om tegen het huidige voorstel te stemmen, omdat alle besproken wensen in haar ogen binnen het huidige voorstel waren gerealiseerd.
Daarover heb ik vorige week een interpellatiedebat gevoerd met de staatssecretaris. Een debat waarin zij verantwoording moest afleggen over haar handelswijze en het niet uitvoeren van de wens van een Kamermeerderheid.
Nu moeten we de conclusie trekken dat, ook als het kabinet niet met het voorstel had ingestemd, Nederland binnen de EU alleen had gestaan en het voorstel door was gegaan. Het was niet een voorstel dat door één land kon worden tegengehouden. Alle andere lidstaten hebben er immers al mee ingestemd. Daarbij is het ook goed te kijken naar de rol van de Tweede Kamer. Het najaar van 2021 was het belangrijkste moment in het wetgevingsproces geweest voor het parlement om duidelijk te maken dat er zorgen waren over het voorstel en het kabinet op voorhand al opdrachten mee te geven. Dat is door geen enkele partij, ook de ChristenUnie niet, toen gedaan. Om deze twee redenen hebben wij niet voor de motie van afkeuring tegen de staatssecretaris gestemd.
Betekent dit dat we tevreden zijn? Nee. Ik vindt dat de Nederlandse regering én de Tweede Kamer voorstellen op het gebied van digitalisering scherper moet toetsen. Regie over de eigen data moet altijd het uitgangspunt zijn. Net als vrijwilligheid, transparantie en verantwoord datagebruik. In een aangenomen motie hebben we vastgelegd dat dat scherper had gemoeten en ook in de toekomst moet gebeuren. Bij dit voorstel en bij andere voorstellen. In die motie zeggen we ook dat de regering voortaan duidelijker moet communiceren over zorgen van de Kamer in Europa want dat is zoals gezegd wat de ChristenUnie betreft niet voldoende gebeurd.
Ik blijf de ontwikkelingen rond de Europese Digitale Identiteit kritisch volgen en daarbij houden we ook de inzet van Nederland en de staatssecretaris in de gaten. Mocht er ook Nederlandse wetgeving volgen zullen we ook daar scherp zijn op vrijwilligheid, transparantie en verantwoord en beperkt gebruik van data. Want persoonsgegevens zijn van een persoon zelf. Niet van bedrijven of de overheid.