Bataafs-Noors als alternatief? - Hoofdinhoud
In een discussie op de radio over de Eerste Kamer vroeg mijn Leidse collega Wim Voermans zich af of we niet naar een Scandinavisch model toe moeten. Denemarken, Zweden en Noorwegen kenden een tweekamerstelsel, maar hebben dat in respectievelijk 1953, 1971 en 2007 afgeschaft. Ze kennen nu een eenkamerstelsel, evenwel met een combinatie van landelijke en regionale verkiezing van de leden. Vooral in de wijze van verkiezen zitten misschien bruikbare elementen.
De eerdere tweekamerstelsels in de noordelijke landen waren niet identiek. In Zweden waren er sinds 1866 twee nagenoeg gelijkwaardige Kamers. Het kiesstelsel voor het Hogerhuis (deels indirect) gaf evenwel op den duur de sociaaldemocraten een onevenredig parlementair overwicht. Daar kwam - ook electoraal - verzet tegen. In de jaren 1960 stemden zij daarom in met afschaffing. Anders was het in Noorwegen. Bij het ontstaan in 1814 diende het parlement van de Bataafse Republiek i enigszins als voorbeeld. Het Noorse parlement splitste zich, net als het Vertegenwoordigend Lichaam i in de jaren 1798-1801, pas na de verkiezingen in twee Kamers.1)
Weliswaar werden alle wetsvoorstellen aan beide Noorse Kamers voorgelegd, maar praktische betekenis had de behandeling in het Hogerhuis nauwelijks. Alleen als daar werd geamendeerd diende het wetsvoorstel terug te worden gezonden naar het Lagerhuis. Als die daarmee niet instemde, ging het voorstel naar de verenigde vergadering van beide Kamers. Daar was dan een tweederdemeerderheid vereist voor aanvaarding. Amendering vond echter vrijwel niet plaats en de gang door het Hogerhuis was feitelijk een formaliteit. Toen door grondwetswijziging in 2007 eveneens de rol van het Hogerhuis bij bestraffing van ambtsmisdrijven verviel, was er geen reden voor handhaving.
Een 'Bataafs-Noors-stelsel' zou bij ons kunnen leiden tot de weinig betekenisvolle Noorse 'praktijk', maar dat hoeft niet. Er moet dan wel in het gezamenlijk gekozen parlement worden gekozen voor een duidelijke functionele splitsing, met een eigenstandige rol voor de 'Eerste Kamer'. In tweede instantie moet, meer dan nu, betere wetgeving en niet het politiek oordeel centraal staan. De eindbeslissing door de Tweede Kamer is een optie, maar er kan ook voor worden gekozen die bij de verenigde vergadering te leggen.
De positie van de Nederlandse Eerste Kamer, met een absoluut vetorecht bij wetgeving, is tamelijk uniek. Als die positie (enigszins) wordt verzwakt, is de wijze van verkiezen feitelijk niet zo belangrijk. Ook gelijktijdige verkiezing van 225 leden is dan voorstelbaar, waarbij dan na verkiezing tot splitsing wordt overgegaan. Dat heeft echter wel als nadeel dat beide Kamers volstrekt politiek 'identiek' zullen zijn. Verder weten kandidaten mogelijk niet tevoren in welke Kamer zij terecht zullen komen.
Gelijktijdige verkiezing, maar wel met een afzonderlijke verkiezing van beide Kamers ligt meer voor de hand. Een variant is dan inderdaad: een via landelijke lijsten gekozen Tweede Kamer en een via regio's gekozen Eerste Kamer. Dat laatste dan wel in combinatie met evenredige vertegenwoordiging. Districtsgewijze verkiezing kan tot een sterkere regionale vertegenwoordiging leiden. In Noorwegen levert een groot stemmenaantal in een district bijvoorbeeld toch een zetel op, ook al haalt de partij op grond van de landelijke uitslag geen zetel.
De onvrede over het overschaduwen door de landelijke politiek van de provinciale verkiezingen wordt inmiddels breed gedeeld. Voor verandering is evenwel grondwetsherziening nodig en dat weerhoudt velen ervan over alternatieven na te denken. Je kunt echter niet tegelijkertijd ontevreden zijn over het bestaande stelsel en het toch zo maar laten. Bedacht moet worden dat een perfect stelsel een utopie is. Het gaat er dus allereerst om het wezenlijke probleem aan te pakken. Dat is de wijze van verkiezen, met de ongewenste overschaduwing van de statenverkiezingen door de landelijke politiek.
Voor alle alternatieven geldt evenwel dat ze alleen mogelijk zijn als de macht van de Eerste Kamer (die immers niet het politieke primaat heeft) wat wordt afgezwakt. Daarvoor doe ik in mijn boek een voorstel2). Het Bataafs-Noorse stelsel kan daarbij worden betrokken.
Deze column verscheen oorspronkelijk op Parlement.com.
Prof.Dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.
-
1)Zie: N. Bijleveld (redactie, e.a.), Reforming senates. Upper legislative houses in North Atlantic small powers 1800-present (Londen/New York, 2020)
-
2)Bert van den Braak, De Eerste Kamer 1996-2021. Tussen nuttig en overbodig (2023)