Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 36410 XVII - Vaststelling begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 19-09-2023
Publicatie­datum 19-09-2023
Nummer KST36410XVII2
Kenmerk 36410 XVII, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2023

2024

36 410 XVII

Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2024

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

Geraamde uitgaven en ontvangsten    3

2.1    Beleidsprioriteiten    8

2.2    Belangrijkste beleidsmatige mutaties    19

2.3    Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel

en Ontwikkelingssamenwerking    21

2.4    Planning Strategische Evaluatie Agenda    24

2.5    Overzicht risicoregelingen    25

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen    30

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat    42

Artikel 3: Sociale vooruitgang    52

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling    59

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige    inzet    65

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk    72

Bijlage 2: Moties en toezeggingen    76

Bijlage 3: Subsidieoverzicht    78

Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda    80

Bijlage 5: Rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen    98

Bijlage 6: Meerjarige juridische verplichtingen    98

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 3.640,7

1    Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

2    Duurzame ontwikkeling,

voedselzekerheid, water en klimaat

803,0

3 Sociale vooruitgang

4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

5 Multilaterale samenwerking en    318,2

overige inzet

0    250    500    750    1.000 1.250

Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 57,8

43,8

5 Multilaterale samenwerking en overige inzet

10    20    30    40    50

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Liesje Schreinemacher

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

  • 1. 
    Leeswijzer

Deze leeswijzer gaat in op de totstandkoming van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting.

Algemeen

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curagao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Voor de uitvoering van het programma maakt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De landenspecifieke aanbevelingen voor 2024 hebben geen gevolgen voor de departementale begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Beleidsagenda

De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlijnen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het kabinet. De beleidsagenda wordt gevolgd door een tabel met indicatoren en streefwaarden en een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van de memorie van toelichting 2023. Daarna volgt een tabel met daarin de niet juridisch verplichte uitgaven per artikelonderdeel in 2024. De beleidsagenda sluit af met een overzicht van de meerjarenplanning beleids-doorlichtingen en een overzicht van de risicoregelingen en de toelichting hierop. De openbaarheidsparagraaf is niet in deze begroting opgenomen, omdat de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een programmabegroting betreft. De openbaarheidsparagraaf die is opgenomen in de begroting van Buitenlandse Zaken (V) is onverkort van toepassing.

Doelmatigheid, doeltreffendheid, resultaten en streefwaarden

Sinds de memorie van toelichting 2017 worden kwantitatieve indicatoren opgenomen in de begroting. In de beleidsagenda (onderdeel 2.2) zijn de indicatoren die betrekking hebben op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking opgenomen en samengevat in een tabel met een verwijzing naar het bijbehorende artikel.

Beleidsartikelen

A.    Algemene doelstelling

Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleids-artikel).

B.    Rol en verantwoordelijkheid

De rol en de verantwoordelijkheid van de Minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren. Op de beleidsterreinen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister een stimulerende, faciliterende of regisserende rol en slechts in sommige gevallen een uitvoerende rol.

C.    Beleidswijzigingen

Dit is een overzicht van belangrijke wijzigingen als gevolg van nieuw kabinetsbeleid, evaluatie of voortschrijdend inzicht. Daar waar sprake is van beleidswijzigingen die in beleidsnotities zijn verschenen, is verwezen naar de betreffende notitie met het kamerstuk.

D1. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

In het kader van «verantwoord begroten» presenteren departementen de financiële inzet op instrumentniveau. Het aantal activiteiten en het aantal financiële instrumenten van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is aanzienlijk. In sommige gevallen zijn de instrumenten nog niet bekend, omdat de programma's na het versch ijnen van de begroting starten en dan duideljk wordt hoe financiering plaatsvindt. Voor deze onderdelen is het verwachte instrument gekozen.

Daarnaast geldt voor de gehele BHOS-begroting dat er niet gestuurd wordt op instrumenten maar op te bereiken resultaten. Dit kan betekenen dat de gebruikte instrumenten (subsidies, bijdragen etc.) voor hetzelfde instru-mentonderdeel van jaar tot jaar kunnen verschillen. Dit is bij een aantal artikelen zichtbaar. Tevens betekent dit dat voor hetzelfde instrumenton-derdeel meerdere instrumenten mogelijk zijn.

D2. Budgetflexibiliteit

Per begrotingsartikel is aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. De peildatum hiervoor is per 1 januari 2024.

Als onderdeel van verantwoord begroten wordt alleen de juridische verplichting voor het begrotingsjaar opgenomen. Ook wordt toegelicht hoe de juridische verplichting op artikelonderdeel is ingevuld. Aanvullend hierop is, in lijn met de rijksbrede begrotingsvoorschriften, gekozen om toe te lichten hoe de niet-juridisch verplichte middelen naar verwachting zullen worden ingezet. Dit overzicht staat onder hoofdstuk 2.4 (als onderdeel van de beleidsagenda) van de begrotingstoelichting.

Conform de toezegging aan kamerlid Van der Graaf tijdens het WGO d.d. 15 juni 2023 over de Jaarverantwoording 2022 bevat bijlage 6 een meerjarig overzicht van de juridisch verplichte budgetten, inclusief een toelichting.1

E. Toelichting op de instrumenten

Per artikelonderdeel wordt inzicht gegeven in de financiële instrumenten, zoals die zijn opgenomen in de tabel onder D1.

Overige onderdelen van de begroting

Na de vijf beleidsartikelen volgen vijf bijlagen: (1) het verdiepingshoofdstuk met informatie over andere nog niet toegelichte beleidsmatige mutaties onder de beleidsagenda; (2) de lijst met moties en toezeggingen aan de Kamer; (3) het subsidieoverzicht; (4) uitwerking strategische evaluatie agenda; (5) rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen; en de (6) meerjarige juridische verplichtingen.

Open data/transparancy

Nederland heeft zich met 98 andere landen aangesloten bij het Open Government Partnership en met 992 andere organisaties aangesloten bij het International Aid Transparency Initiative (IATI). Het toegankel ijk maken en beschikbaar stellen van informatie hoort daarbij. Via de BHOS-begro-tingswebpagina wordt inzicht gegeven in de budgetten en activiteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De relatie met de HGIS-nota

Samen met de departementale begrotingen wordt ook de HGIS-nota aan de Staten-Generaal gepresenteerd. Deze omvat naast de HGIS uitgaven en ontvangsten van Buitenlandse Zaken ook buitenlanduitgaven en ontvangsten van de andere ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. De nota over de HGIS bevat een overzicht van de belangrijkste programma's en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bijlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelijk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren. In de HGIS-nota wordt daarnaast op hoofdlijnen inzicht gegeven in de internationale klimaatfinanciering 2024 en de internationale inspanningen op migratie in 2024.

 

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

  • 2. 
    Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Net als afgelopen jaar zullen ook in 2024 internationale crises, zoals de economische effecten van de COVID-19 pandemie, de klimaatcrisis en de oorlog in Oekraïne de inzet vanuit Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beïnvloeden. Deze ontwikkelingen zetten druk op het verdien-vermogen van ons land en belemmeren de ontwikkeling van veel andere landen. Zo zorgt klimaatverandering in Nederland en op veel plaatsen ter wereld voor toenemende weersextremen, zoals extreme droogte en zware overstromingen. De armste landen zijn als gevolg van de oorlog in Oekraïne het hardst geraakt door hogere voedsel- en energieprijzen. Deze mondiale uitdagingen leiden tot aanzienlijke onevenwichtigheden en hebben bijgedragen aan verdere achterstanden bij het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's). Het kabinet heeft met het coalitieakkoord en de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» en hieruit volgende strategieën een beleidsinzet geformuleerd in antwoord op deze crises, gericht op een duurzaam internationaal verdienvermogen van ons land en op het aanpakken van grondoorzaken van armoede, klimaat, terreur en irreguliere migratie.

De verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen heeft tot een herschikking binnen het ODA-budget geleid, zoals verwerkt in de eerste suppletoire begroting die is opgesteld na de voorjaarsbesluitvorming. Dit betekende een ombuiging van totaal EUR 3,5 miljard in de periode 2023 t/m 2026 op de BHOS-begroting. De buffer op het verdeelartikel 5.4 is hierbij ingezet. De ombuiging wordt gedempt door extra budget voortkomend uit de Macro Economische Verkenningen voor 2024.

Naast het inzetten van de buffer zijn de ombuigingen die aanvullend nodig zijn verwerkt in deze begroting voor 2024 en de jaren 2025 en 2026.

Hierbij wordt eerst humanitaire hulp ontzien. Bij het opstellen van de begroting voor 2024 zijn het coalitieakkoord en de genoemde BHOS-nota, die besproken is met de Kamer, de leidraad voor ons beleid. Omwille van de continuïteit en uitvoerbaarheid kiest het kabinet voor het in stand houden van de intensiveringen zoals verwoord in het coalitieakkoord en in de BHOS-nota: de combinatie van handel en ontwikkelingssamenwerking, klimaat, voedsel, gezondheid, humanitaire hulp, opvang in de regio en de multilaterale inzet. Om dit te kunnen doen, heeft het kabinet - ondanks het extra budget bij de Macro Economische Verkenningen - een korting moeten toepassen van ongeveer 7 procent op de overige ODA-uitgaven in alle subartikelen van de BHOS-begroting van 2024. Het kabinet beoogt dit zodanig te doen dat Nederland een betrouwbare donor bljft, de geplande inzet zo goed mogelijk doorgang kan vinden evenals de beoogde resultaten en zoveel mogelijk juridische verplichtingen gestand kan blijven doen. Daarmee geven we invulling aan zowel de continuïteit van ons beleid als uitvoerbaarheid van de voorziene ombuigingen in de begroting van 2024. De toelichting en artikelsgewijze uitwerking gaan hierop nadrukkelijk in.2 Bij het opstellen van deze begroting voor 2024 heeft het kabinet, conform de moties Van der Graaf/Hammelburg en Grinwis cs.3, ervoor gekozen om het budget voor humanitaire hulp in stand te houden.

Met de «Internationale Klimaatstrategie» zet Nederland in op alle drie de doelen van de Overeenkomst van Parijs met oog voor diegenen die het hardst worden getroffen door klimaatverandering. Zo draagt Nederland onder meer bij aan diverse multilaterale klimaatfondsen, maar zal als gevolg van de ombuigingen bij de middelenaanvulling van het Groene Klimaatfonds (GCF) een relatief bescheiden bijdrage doen. Het kabinet blijft zich inzetten om de private sector te bewegen tot versnelling en uitbreiding van klimaatrelevante investeringen in ontwikkelingslanden. Zonder private investeringen hierin kunnen de klimaatdoelen in ontwikkelingslanden niet gerealiseerd worden.

Voedselonzekerheid is de laatste jaren wereldwijd sterk toegenomen door COVID, conflicten en klimaatverandering. Door de oorlog in Oekraïne raakte de voedselcrisis in een stroomversnelling. De crisis laat zien hoe kwetsbaar het wereldwijde voedselsysteem is. De voorziene intensivering op voedselzekerheid bljft in stand en richt zich op de langetermijninzet ten aanzien van crisisrespons en schokbestendigheid zoals verwoord in het «Stappenplan voedselzekerheid». De omvang van de intensivering zal echter minder groot zijn dan voorzien en daarom zijn de beoogde resultaten ook naar beneden bijgesteld (zie aanpassing op streefwaarde in 2024 in tabel 4).

Het kabinet richt zich op de combinatie van buitenlandse handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking om Nederlandse oplossingen voor lokale uitdagingen te kunnen bieden, vooral in opkomende economieën.

In 13 combinatielanden zijn combitracks in uitvoering, waarin bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en overheden van deze landen met hun Nederlandse evenknie inspelen op kansen in de duurzaamheids- en digitaliseringstransities. Door de Nederlandse kennis en kunde te mobiliseren voor duurzame economische groei in ontwikkelingslanden wordt een win-win situatie bereikt.

Duurzame oplossingen biedt Nederland ook op het gebied van IMVO, waar publiek en privaat samenwerken om waardeketens op het gebied van onder meer textiel, palmolie en cacao te verduurzamen. De komst van (Europese) IMVO-wetgeving zal deze inzet verder versterken. Ontwikkelingssamenwerking biedt met partners flankerende maatregelen om producenten te ondersteunen met de transitie richting verduurzaming. Verduurzaming wordt ook bevorderd door de versterkte duurzaamheidsaf-spraken in handelsverdragen. In tijden van onzekerheid en geopolitieke verschuivingen zijn handelsverdragen daarnaast belangrijk om relaties met bondgenoten te versterken en nieuwe handelspartners te vinden.

Het kabinet investeert in het toekomstgericht versterken van het handelssysteem en verdienvermogen, onder meer door het gezamenlijk met de EU bevorderen van economische weerbaarheid, inclusief het mitigeren van ongewenste strategische afhankel ijkheden, waaronder op het gebied van grondstoffen, het tegengaan van oneerlijke concurrentie, het verder vergroenen van het handelsinstrumentarium en het stimuleren van internationaal ondernemerschap, in het bijzonder voor innovatieve bedrijven die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de transities op het gebied van verduurzaming en digitalisering, en specifieke doelgroepen zoals vrouwelijke ondernemers en het mkb.4

Met de «Afrikastrategie» zet het kabinet in op bevordering van de samenwerking tussen Nederland en de Afrikaanse partners op basis van gelijkwaardigheid. Het kabinet focust hierbij onder meer op intensieve bilaterale en multilaterale samenwerking, het bevorderen van (regionale) stabiliteit, het maken van migratieafspraken, het behalen van de SDG's, het vergroten van de welvaart én de klimaatweerbaarheid van mensen en gemeenschappen in Afrika en Europa.

Ook zet het kabinet onverminderd in op intensievere samenwerking met andere departementen bij het implementeren van het «Actieplan Beleidsco-herentie voor Ontwikkeling». Zo wordt er samengewerkt met de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) om de Nederlandse mondiale voetafdruk te verkleinen; met het Ministerie van Financiën voor het aanpakken van onwettige geldstromen en belastingontwijking via Nederland; en met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op het terugdringen van de vaccinongelijkheid en verbeteren van mondiale gezondheid.

Op verzoek van de Kamer monitort het CBS jaarlijks hoe Nederland er voor staat op het gebied van brede welvaart en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (ofwel Sustainable Development Goals, SDG's). Dit wordt gemeten aan de hand van een set indicatoren die gaan over de kwaliteit van leven hier en nu, rekening houdend met de mate waarin dit invloed heeft op toekomstige generaties en op mensen in andere landen (afwentel-effecten). Dit jaar heeft het CBS voor het eerst een factsheet gemaakt waarin een aantal van deze indicatoren aan de BZ- en BHOS-begrotingen zijn gekoppeld, met de daarbij behorende SDG's. Hierin is te zien dat Nederland vooral positief bijdraagt op het gebied van duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen. Verder staat Nederland op de vijfde in de EU als het gaat om de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking.

Oekraïne

Zoals in de Voorjaarsnota beschreven bljft het kabinet Oekraïne steunen. Het kabinet is voornemens zijn fair share bij te dragen aan de herstelen wederopbouwopgave van Oekraïne, waarbij de noden aan Oekraïense zijde leidend zijn. Het reguliere bedrijfsleven- en OS-instrumentarium is opengesteld voor Oekraïne, dat is toegevoegd als 14e BHOS combina-tieland. Dit betreft het RVO-instrumentarium (waaronder de PSD-toolkit) en de instrumenten die door Invest International worden uitgevoerd (DRIVE, Dutch Good Growth Fund). Via een nieuwe Oekraïne Partnerschaps-faciliteit worden subsidies verleend aan partnerschappen van bedrijven, kennisinstellingen en/of maatschappelijke organisaties voor het uitvoeren van projecten die bijdragen aan duurzame wederopbouw en herstel van Oekraïne.

Focusgebieden handels- en investeringsagenda

Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem Doel van de Nederlandse inzet is een actieve bijdrage leveren aan het ondersteunen en bevorderen van een open, op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor het gelijke speelveld, open markten, open strategische autonomie, economische weerbaarheid en veiligheid en de thema's digitalisering en verduurzaming, onder meer via de WTO, OESO en G20. Zo zet Nederland zich onder andere in voor WTO-hervormingen. In het bijzonder van belang is het hervormen en herstellen van het geschillenbeslechtingssysteem uiterljk per 2024, zoals de WTO-leden afgesproken hebben tijdens de 12e Ministeriële Conferentie. Nederland zal ook onverminderd blijven inzetten op aangescherpte regels voor een mondiaal gelijk speelveld. Hiernaast zet Nederland zich ook in voor het verder integreren van duurzaamheid in het WTO-acquis.

Bilaterale handelsakkoorden en investeringsbeschermingsovereenkomsten Nederland zet in EU-verband in op een actief handelsbeleid waar handels- en investeringsakkoorden belangrijke instrumenten zijn. Handelsakkoorden, zoals het afgesloten akkoord tussen de EU en Canada (CETA), kunnen zorgen voor diversificatie van handelspartners, het bevorderen van de Europese open strategische autonomie en verbeterde markttoegang voor ondernemers. De Commissie heeft in februari jl. twee concept-Raads-besluiten ter ondertekening en sluiting van het handelsakkoord met Nieuw-Zeeland aan de Raad voorgelegd. Op 27 juni heeft de Raad een besluit genomen ter ondertekening van het handelsakkoord tussen de EU en Nieuw-Zeeland.

Ook zal het akkoord met Chili op korte termijn aan de Raad worden voorgelegd ter besluitvorming. Wat betreft lopende onderhandelingen bljft Nederland inbreng leveren in Brussel, zoals het Trade & Technology format met India en de VS. Nederland werkt aan een duurzaam internationaal investeringssysteem. Nederland en de EU zetten zich in voor het hervormen van het huidige systeem van investeringsbescherming, waarbij duurzaamheid, het right to regulate en een transparanter, eerlijker geschillenbeslechtingssysteem centraal staan. Nederland hecht belang aan het moderniseren van de bilaterale investeringsbeschermingsovereen-komsten en heeft in dat kader verkennende gesprekken gevoerd met Ghana en Nigeria.

Bevorderen economische weerbaarheid, inclusief mitigeren ongewenste strategische afhankelijkheden

Het bevorderen van economische weerbaarheid en het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden blijft belangrijk.5 De Taskforce Strategische Afhankelijkheden speelt hierbij een coördinerende en stimulerende rol. Er wordt ingezet op onderzoek, kennisuitwisseling en samenwerking met onder meer het bedrijfsleven, kennisinstellingen en gelijkgestemde landen. In EU-verband zet het kabinet zich in voor een ambitieuze en kosteneffectieve EV-strategie. Samen met EZK en IenW wordt gewerkt aan de implementatie van de Grondstoffenstrategie waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Het kabinet richt zich daarbij op de handelingsperspectieven diversificatie en verduurzaming van internationale ketens, inclusief samenwerking op winning en verwerking met derde landen. Zo verkent Nederland mogelijke strategische partnerschappen met grondstofrijke landen buiten de EU. Dit kan bilateraal zijn of in EU-verband, in lijn met de EU Critical Raw Materials Act. Om invulling te geven aan partnerschappen bouwt het kabinet voort op de expertise van het Nederlandse bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties om een bijdrage te leveren aan de prioriteiten van partnerlanden. Ook in de EU en in internationale fora maakt Nederland zich sterk voor verduurzaming van de winning en verwerking van kritieke grondstoffen en het aanjagen van de circulaire economie. Via versterkte energiediplomatie zet het kabinet in op leveringszekerheid van energie, met een focus op de import van waterstof. Het kabinet stelt financieringsinstrumenten en diplomatieke capaciteit beschikbaar met specifieke aandacht voor IMVO.

Beleid en uitvoering exportcontrole strategische goederen Ons handelsbeleid omvat ook exportcontrole op strategische goederen, technologieën en diensten voor militair of tweeërlei gebruik (dual-use), of die onder sanctieregimes vallen. Exportcontrole staat in toenemende mate ook in relatie tot open strategische autonomie, behoud van technologisch leiderschap, het ontwikkelen van sectorale sancties en het tegengaan van omzeiling daarvan. De vooruitgang in sensitieve technologieën zoals kunstmatige intelligentie, kwantum computing, fotonica en semiconductors, heeft een potentieel disruptief karakter. De verspreiding van dergelijke technologie, zowel in fysieke vorm als in de vorm van kennis, wil het kabinet actiever controleren en waar nodig beheersen. Het kabinet heeft stappen gezet om geavanceerde semiconductor apparatuur onder exportcontrole te brengen met als doel om de (inter)nationale veiligheid van Nederland en onze partners te beschermen en onnodige verstoringen in de waardeketen te voorkomen. In het kader van de EU Dual Use Verordening doet Nederland daarbij aan actieve outreach richting andere EU-lidstaten, om zo steun te krijgen voor nationale maatregelen en die zo goed mogel ijk Europees in te bedden.

De Russische invasie van Oekraïne heeft geleid tot een ongekend aantal sectorale sanctiemaatregelen, gericht op het afknijpen van Russische overheidsinkomsten en militair-industriële productiecapaciteit. Het kabinet verwacht het sanctie-instrument in de toekomst vaker toe te passen, ook in de vorm van sectorale maatregelen, waarbij Nederland een actieve rol heeft bij het ontwikkelen hiervan. Ons land neemt binnen de EU een voortrekkersrol in bij de bestrijding van sanctieomzeiling. Op het terrein van wapenexportbeleid wil het kabinet aansluiten bij het trilateraal verdrag tussen Frankrijk, Spanje en Duitsland waarmee wordt overgegaan tot een vorm van wederzijdse erkenning van wapenexportvergunningen. De implementatie van de internationale afspraken wordt in 2024 afgerond.

Verdienvermogen en kracht van Nederland: nu en in de toekomst Om ons verdienvermogen te versterken en voorop te blijven lopen in technologie, is toegang tot kennis, afzetmarkten en internationale samenwerking van belang. De beleidsinzet, gericht op het versterken van het duurzame buitenlandse verdienvermogen, vindt in nauwe samenhang plaats met het beleid gericht op innovatiesamenwerking door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Internationalisering van het MKB is daarbij een specifiek speerpunt. De inzet van het kabinet is erop gericht bedrijven te ondersteunen en te stimuleren om aansluiting te vinden bij de transities op het gebied van duurzaamheid en digitalisering en hun activiteiten daarop te richten, in het bijzonder in veelbelovende prioritaire markten. In 2024 zullen handelsmissies met een focus op duurzame sectoren worden georganiseerd naar een aantal prioritaire markten om die voor Nederlandse bedrijven beter toegankelijk te maken.

Ondersteuning MKB en specifieke doelgroepen

Het kabinet wil ondernemers een dienstbare en toegankelijke overheid bieden die snel inspeelt op wat nodig is met extra aandacht voor het mkb, startups en scale-ups en vrouwelijke ondernemers. Het handelsinstrumentarium wordt periodiek onder ondernemers geëvalueerd en gebleken verbeterpunten worden doorgevoerd. De handelsinstrumenten zijn tevens vergroend; met extra subsidies voor groene activiteiten wordt de verduurzaming van het internationaal actieve mkb ondersteund. Op basis van het advies «Dienstbare Dienstverlening» van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap, wordt momenteel door het ministerie van EZK gewerkt aan het verbeteren van de toegang voor het brede mkb tot de dienstverlening van de overheid op het gebied van ondernemerschap. Doel hiervan is ervoor zorg te dragen, dat informatie toegankelijk en advies beschikbaar is voor ondernemers, en dat zij, indien nodig, zo goed mogel ijk worden doorverwezen, overeenkomstig het ‘no wrong door'-principe. In lijn met het Feministisch Buitenlandbeleid wordt onderzocht hoe het thema vrouwelijk ondernemerschap verder geïntegreerd kan worden binnen BZ en RVO, met als doel het aantal vrouwelijke ondernemers dat actief is over de grens te verhogen.

Publiek-private samenwerking (PPS)

Met de publiek-private spelers zoals VNO-NCW en RVO wordt gewerkt aan versterking van de samenwerking, mede op basis van de beleidsreactie op de IOB-evaluatie van het PPS-netwerk. Aan de hand van best practices worden richtlijnen ontwikkeld voor de samenwerking tussen ambassades en business hubs wereldwijd. Ook is het onderzoek naar de mogelijkheden voor nauwere samenwerking tussen NL Works, Invest International en RVO gestart. In samenwerking met het ministerie van EZK en de Regionale Ontwikkelingsmaatschapp jen (ROM's) wordt onderzocht hoe de activiteiten van de ROM's beter kunnen aansluiten bij de kabinetsprioriteiten op het outbound internationaliseringsbeleid.

Vergroening handelsinstrumentarium en financieringsregelingen Het kabinet stimuleert het Nederlandse bedrijfsleven om onderdeel te zijn van de transities op verduurzaming en digitalisering. Daarbij past een verdere vergroening van het handels- en exportinstrumentarium en de economische dienstverlening door de overheid zelf, waaronder via het Nederlandse ambassadenetwerk. Ook de drie uitvoerders op het gebied van handelsbevordering (RVO NL, Invest International en Atradius DSB) zijn nauw betrokken bij het proces van vergroening, waarbij gemonitord wordt wat de huidige vergroening betekent voor het bedrijfsleven en de samenleving.

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van het verduurzamen van internationale waardeketens en het behalen van de SDG's. De aanstaande (Europese) IMVO-wetgeving moet, samen met flankerend OS-beleid, zorgen voor een positieve impact op mens en milieu in productielanden.

Focusgebieden Ontwikkelingssamenwerking

Klimaat

Het kabinet bljft de verhoogde beleidsambitie van de BHOS-nota en Internationale Klimaatstrategie in relatie tot ontwikkelingslanden gestand doen op het terrein van klimaatadaptatie, bossen en toegang tot hernieuwbare energie. Het betreft hier de verdubbeling van het aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie tot en met 2030, de verdubbeling van de inzet op het tegengaan van ontbossing per 2025 en bijdragen aan het streven in het Glasgow Climate Pact om adaptatiefinanciering te verdubbelen. In verband met de ombuigingen door de verhoogde asielinstroom zal minder dan voorzien worden ingezet op multilaterale klimaatfondsen. Deze keuze is ingegeven door het feit dat binnen dergelijke fondsen in mindere mate gestuurd kan worden op de in de beleidsnota en klimaatstrategie gestelde prioriteiten.

Voedselzekerheid

De wereldwijd verder verslechterende voedselzekerheid is aanleiding voor het kabinet om de intensivering op het thema voedselzekerheid te handhaven. De korting vindt daarom plaats op basis van het reguliere (oorspronkelijke) budget en is evenredig verdeeld over de beleidsar-tikelen ecologische duurzaamheid, groei in productiviteit, voeding en kennis. De streefwaarden voor de jaarlijkse resultaten wat betreft bereikte kleinschalige boerenhuishoudens en kwetsbare consumenten zijn naar beneden bijgesteld. De ambassadeprogramma's leveren een belangrijke toegevoegde waarde en het gedelegeerde budget naar de posten blijft daarom min of meer 50 procent. De intensivering blijft in stand en richt zich op emergency response en robuustheid/weerbaarheid van voedselsystemen conform het Mondiale Stappenplan Voedselzekerheid.6Daarmee wordt de inzet op versterking van ecologisch houdbare voedselproductie-systemen per saldo minder geraakt door de ombuigingen.

Mondiale Gezondheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)

De implementatie van de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie 2023 - 2030 is het uitgangspunt van de Nederlandse inzet op gezondheid. Het versterken van gezondheidssystemen en het verbeteren van toegang tot primaire gezondheidszorg en SRGR blijven centraal staan, maar centraal gefinancierde organisaties en de ambassades in SRGR-focuslanden krijgen hiervoor minder middelen dan eerder voorzien. Nederland bljft zich inzetten voor keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes, goede informatievoorziening en toegang tot anticonceptie. Hierbij houdt het kabinet de voorziene extra inzet in stand op die thema's en op rechten van groepen die onder druk staan, en waar andere donoren minder in durven te investeren, zoals veilige abortus, seksuele voorlichting en de gezondheid van jongeren en gemarginaliseerde groepen. Ook de intensivering op primaire gezondheidssystemen bljft overeind, waarmee de capaciteit van landen wordt versterkt om ziekten zoals TBC en hiv te bestrijden, adequate zorg en informatie te bieden op het gebied van SRGR, maar ook de weerbaarheid tegen pandemieën te versterken. Ook bljft het kabinet extra inzetten op het versterken van de innovatiekracht op het terrein van gezondheid en het vergroten van betrokkenheid van de private sector, onder andere op het terrein van lokale productie van medische producten.

Migratie en opvang in de regio

Ruim 117 miljoen mensen zijn wereldwijd gedwongen ontheemd of stateloos onder meer door de toenemende ongelijkheid, instabiliteit en fragiliteit. Opvang in de regio staat in een aantal landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen onder grote druk; dit geldt onder meer voor de Hoorn van Afrika, met name Oeganda, maar ook voor Libanon, Turkije en in toenemende mate voor Jordanië. In 2024 zal de noodzaak van steun aan landen die vluchtelingen opvangen in de regio onverminderd groot zijn. Nederland zal haar steun aan acht landen (Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Ethiopië, Kenia, Oeganda, Soedan) in die regio's intensiveren, zij het minder snel dan voorzien.

Nederland werkt met een aantal landen samen om migratiepartner-schappen te ontwikkelen met als doel het beperken van irreguliere migratie, het bevorderen van terugkeer bij onrechtmatig verblijf en de bescherming van migranten. Het kabinet heeft daarvoor extra middelen ter beschikking gesteld: het reguliere budget voor migratiesamenwerking is vanaf 2023 structureel van 34 miljoen naar 59 miljoen per jaar verhoogd. Het uitgangspunt is een effectief, duurzaam en gelijkwaardig partnerschap op basis van wederzijdse belangen, dat samen met het partnerland wordt vormgegeven, binnen de kaders van internationaal en Europees recht. De bilaterale inzet en Europese inzet liggen hierbij in elkaars verlengde.

Noodhulp

De verwachting is dat de humanitaire noden in 2024 blijven stijgen. De belangrijkste aanjagers voor humanitaire crises blijven conflict, klimaatverandering en de aanhoudende (economische) gevolgen van COVID-19.

In 2023-2024 is Nederland samen met het Nederlandse Rode Kruis co-voorzitter van de IFRC Donor Advice Group (DAG). Dit voorzitterschap richt zich onder meer op de humanitaire dimensie van lokalisering en klimaatverandering. Onze steun aan de Dutch Relief Alliance (DRA) gaat ook onverminderd door.

Multilaterale inzet

In multilateraal en bilateraal verband werkt Nederland aan het bereiken van de SDG's conform de 2030 Agenda. Multilaterale organisaties, zoals de VN, Wereldbank en regionale ontwikkelingsbanken, zijn voor Nederland onmisbare partnerorganisaties bij het bereiken van de SDG's.

Door de achteruitgang op de SDG's stijgen de noden en de financieringsbehoefte. Nederland steunt deze organisaties door middel van ongeoormerkte bijdragen en oefent tegelijkertijd invloed uit door een constructief-kritische dialoog aan te gaan. Als gevolg van de ombuigingen in 2024 en 2025 vallen de Algemene Vrijwillige Bijdragen voor UNICEF en UNDP lager uit dan voorzien. Daarmee zal Nederland minder goed kunnen voldoen aan de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Funding Compact, die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van financiering van het VN-systeem in het kader van de VN-hervormingen.

Op alle bovengenoemde thema's zal tegel ijkertijd met een generieke korting ook geïntensiveerd worden, zoals voorzien in het coalitieakkoord en de BHOS-nota 'Doen waar Nederland goed in is'. Op onderstaande thema's wordt een generieke korting toegepast en zal de voorgenomen beleidsinzet binnen Ontwikkelingssamenwerking minder zijn dan voorzien. Om die reden zijn streefwaardes aangepast (zie tabel 4).

Water

Een belangrijke uitkomst van de VN WaterConferentie 2023 is de Water Actie Agenda. Nederland heeft zich gecommitteerd aan een flink aantal acties met multilaterale partners, nationale overheden in focuslanden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en kennisinstellingen.

Toezeggingen, aangegaan in het kader van bovengenoemde Water Actie Agenda, zullen worden nagekomen in lijn met verwachtingen die Nederland op de VN 2023 Waterconferentie heeft gewekt; we tonen ons een betrouwbare partner. Om dit mogelijk te maken gegeven de ombuigingen wordt het uitgavenritme van ambassades wat vertraagd en wordt de balans in uitgaven centraal/decentraal, nu ca. 40/60, ca. 50/50. Goed scorende programma's met de Asian Development Bank en de Wereldbank zullen een impuls geven aan resultaatbereiking: meer waterzekerheid en weerbaarheid tegen droogte en overstromingen voor miljoenen mensen en gemeenschappen in regio's waar tientallen miljoenen mensen kwetsbaar zijn voor de impact van deze extremen. Programma's die relatief minder scoren op directe resultaatbereiking zullen worden afgebouwd. De streefwaarde dat gemiddeld drie miljoen mensen voordeel ondervinden van de Nederlandse inspanningen op verbeterd waterbeheer bljft gehandhaafd.

De verhoging van de resultaatdoelen zoals voorzien in de Internationale Klimaat Strategie (in 2030 minimaal vier miljoen extra mensen minder kwetsbaar voor wateronzekerheid als gevolg van klimaatverandering) wordt geschrapt. Speerpunt binnen het drinkwater-, sanitatie- en hygiëne-programma (WASH) bljft financiële innovatie en hefboomwerking van ODA-investeringen, die een veelvoud aan binnenlandse private investeringen in de partnerlanden mobiliseren voor uitbreiding en verbetering van water- en sanitaire diensten. Programma's van Aqua4All en het FINISH programma lopen hierin voorop. De streefwaarden dat in 2024 2,2 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang krijgen tot veilig drinkwater en 3,8 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen blijven gehandhaafd. Dit is in lijn met de 30/50 miljoen doelstelling voor de periode 2016-2030. Verhoging van de resultaatdoelen zoals voorzien in de Internationale Klimaat Strategie (in 2030 zeven miljoen mensen extra toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen) wordt geschrapt.

Veiligheid en rechtsorde

In onveilige en fragiele landen is de uitdaging om onze doelen te behalen het grootst, en niet zonder risico's. In situaties van plotselinge politieke omwentelingen of staatgrepen wordt onze OS-inzet opnieuw gewogen en kan leiden tot beleidswijzigingen als gevolg van die veranderde context. Daarom werkt Nederland in deze gebieden zoveel mogelijk adaptief: programma's worden actief gemonitord en geëvalueerd, en zo nodig regelmatig aangepast. In 2024 gaat de door Nederland opgezette internationale Justice Action Coalition met meer leden een nieuwe fase van samenwerking in. Nederland behoort tot de grote donoren van de VN Vrede en Veiligheidspilaar en is daardoor nauw betrokken bij strategiebepaling.

In die rol pleit Nederland onder meer voor een mensgerichte benadering, de integratie van mentale en psychosociale steun in vredesopbouw en betere strategische samenwerking tussen de VN, de Wereldbankgroep en andere partners. In 2024 verwacht het kabinet op het gebied van vredesopbouw nieuwe strategische partnerschappen aan te gaan met maatschappelijke organisaties.

Private sector ontwikkeling, inclusief innovatieve financiering In 2024 bljft Nederland kleine bedrijven, micro-, vrouwelijke en jonge ondernemers en innovaties uit ontwikkelingslanden ondersteunen door versterking van het ondernemingsklimaat, handel voor ontwikkeling en financiële inclusie. Bijzondere aandacht gaat uit naar pijplijnontwikkeling en groene investeringen die bijdragen aan klimaatbestendigheid, -mitigatie en aanpassing in lage en lage-middeninkomenslanden. Hiertoe is ook de inzet op infrastructuur belangrijk. Deze draagt ook bij aan economische groei en werkgelegenheid. Doordat een substantieel deel van nieuwe verplichtingen op dit terrein pas over een aantal jaren tot uitgaven zal leiden, is de verwachting dat de doorwerking van de ombuiging op werk en inkomen in ontwikkelingslanden beperkt zal zijn.

Het mobiliseren van publiek-private financiering is cruciaal om de SDG's en klimaatdoelen te bereiken en vormt dan ook onderdeel van de internationale beleidsinzet van Nederland. In 2024 wordt op verschillende manieren gewerkt aan opschaling van private financiering. Innovaties worden gesteund die vermogensbeheerders, pensioenfondsen en banken, ook in ontwikkelingslanden, in staat stellen om investeringen in ontwikkelingslanden te doen. Focus ligt daarbij op mogelijkheden om kansen voor institutionele investeerders te benutten. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van private financiering en kan schaars publiek geld worden ingezet waar het noodzakelijk is.

Versterking maatschappelijk middenveld

In 2024 blijft ondersteuning van het maatschappelijk middenveld een prioriteit van het kabinet. Via het beleidskader Versterking Maatschappel ijk Middenveld blijft Nederland 42 strategische partnerschappen steunen in hun rol van pleiten en beïnvloeden. Binnen die partnerschappen krijgen organisaties uit het mondiale zuiden steeds meer invloed. Ook de kennisuitwisseling binnen en tussen partnerschappen wordt in toenemende mate gedreven en gestuurd vanuit het zuiden, wat ook leidt tot meer impact en beter inzicht in de lokale contexten waarin partnerorganisaties werken. Ook zet het kabinet zich bilateraal en in EU-, VN- en OESO/DAC-verband in voor civic space. De verwachting is dat de zorgwekkende trend van krimpende civic space en toenemende repressie aanhoudt. Nederland zet daarom in op het vergroten van de online en offline veiligheid en weerbaarheid van mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties via o.a. het Digital Defenders Partnership. Bovendien streeft Nederland naar structurele en duurzame versterking van lokale organisaties en zet daarbij in op directe financiering van het werk van lokale organisaties via instrumenten zoals VOICE, Leading from the South, Civic Space Fund, Country Based Pooled Funds (CBPF) en in financieringsinstrumenten onder het beleidskader Versterking Maatschappel ijk Middenveld. Het kabinet geeft daarbij prioriteit aan vrouwen, meisjes en LHBTIQ+ personen.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes Het feministisch buitenlands beleid wordt in 2024 verder ingevuld via de vier centrale principes. Een genderanalyse wordt gehanteerd bij de beoordeling van alle programma's, ook wanneer deze niet specifiek gericht zijn op de positie van vrouwen en gemarginaliseerde groepen. In 2024 wordt opvolging gegeven aan de gemaakte afspraken tijdens de door Nederland georganiseerde bijeenkomsten over feministisch buitenlands beleid en zal Nederland prominent aanwezig zijn in onder meer Gendernet van de OESO-DAC en het internationale netwerk aangaande 'Vrouwen, vrede & veiligheid'. Het kabinet blijft maatschappelijke organisaties steunen die zich inzetten voor SDG 5, vrouwenrechten en gendergelijkheid, op landen-, regionaal en internationaal niveau. Voor 2024 geldt dat alle programma's onder het SDG 5 fonds meer dan voorgaande programma's gericht zijn op focusregio's alsook versterking van deelname en leiderschap van (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties.

Jongeren en onderwjs

Het kabinet blijft samenwerken met jongeren als leiders en als partners.

In 2024 verlegt de Nederlandse onderwijsinzet de focus naar beroeps- en hoger onderwijs, zoals aangekondigd in de BHOS-nota. In de komende periode wordt een meerjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma gestart, gericht op de groei van een ondernemende, jonge en weerbare generatie met meer perspectief op de arbeidsmarkt en in de samenleving, waarbij wordt aangesloten bij de prioriteiten van een land. Het Orange

Knowledge Programme (OKP) wordt in 2023 afgerond. De Nederlandse deelname aan het Global Partnership for Education (GPE) wordt na afloop van het lopende contract (in 2025) beëindigd.

Focusgebieden combinatiebeleid

Inzet op duurzaamheids- en digitale transities in combinatielanden In de BHOS-nota aangewezen 'combinatielanden' - acht opkomende markten in Afrika, vier in Azië, plus Colombia en Oekraïne - is in 2024 een twintigtal zogeheten 'combitracks' in uitvoering gericht op synergie tussen de inzet voor handel, investeringen en ontwikkeling. Het zijn meerjarige trajecten die Nederlandse oplossingen voor vergroening en/of digitalisering in deze markten opschalen. Dit wordt gedaan door middel van publiek-private samenwerking, investeringen of ontwikkelingssamenwerking in nauwe samenhang. Invest International speelt een actieve rol om private en publieke investeringen aan te jagen in deze landen. Op deze manier helpen we een sector in een combinatieland vergroenen en/of digitaliseren op een manier die ook het verdienvermogen van zowel dit land als Nederland verbetert en die leidt tot waardig werk. Zo wordt in Nigeria de verkoop van Nederlandse geïntegreerde zonne-energiesys-temen opgeschaald, terwijl we de opleiding van Nigeriaanse installateurs en lokale wetgeving helpen verbeteren. Een gecombineerde werkwijze in Marokko richt zich op klimaatadaptatie in de tuinbouw. In Kenia staan digitale oplossingen voor verbeterde gezondheidszorg centraal. In Zuid-Afrika wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de groene waterstof-sector.

Verduurzamen waardeketens en handelsfacilitatie

Om het handelssysteem beter te laten werken voor ontwikkelingslanden bljft Nederland inzetten op het behoud van een open en genereus stelsel bij de herziening van het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) en wordt er gewerkt aan een ambitieuze inzet voor WTO MC13. Nederland continueert de inzet op programma's die non-tarifaire handelsbarrières op het Afrikaanse continent wegnemen met het oog op de totstandkoming van de Afrikaanse vrijhandelszone. Deze inzet is gericht op het behalen van significante tijds- en kostenbesparingen voor handel langs specifiek e handelscorridors. Het komende jaar ligt de focus op het verduurzamen van die handelscorridors. In 2024 ligt de focus op de verdere uitwerking van flankerend beleid bij IMVO. Met OS-programmering wordt gezorgd dat de Nederlandse inzet op Mensenrechten en Bedrijfsleven, zowel internationaal, Europees als nationaal, leidt tot positieve ontwikkelingsimpact. Belangrijke ketens zijn agri-commodities (met extra aandacht voor cacao en palmolie), textiel, (conflict)mineralen en metalen. Op deze terreinen heeft Nederland naast een economisch ook een duurzaamheidsbelang. Belangrijke doelgroepen in deze ketens en landen zijn met name kleinschalige producenten zoals zelfstandige boeren en arbeiders op plantages en in fabrieken, waaronder veel vrouwen en jongeren. De aandacht zal uitgaan naar het monitoren van de impact van IMVO-wetgeving op OS-landen in samenwerking met partners om voortgang te meten van uitvoering van de wetgeving en regelmatige rapportage en transparantie te waarborgen. Belangrijk is het versterken van de capaciteit van en partnerschap met de producerende landen.

Realiseren SDG's met beleidscoherentie

De inzet op de thema's uit het Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling - het tegengaan van onwettige geldstromen, het verminderen van de mondiale voetafdruk en het aanpakken van de vaccinongelijkheid -

wordt in 2024 voortgezet in samenwerking met andere ministeries. Zo zet Nederland zich in voor het vergroten van de lokale productiecapaciteit van vaccins en medicijnen. In gezamenlijkheid met LNV, IenW en EZK, op basis van onderzoek van het CBS en PBL, zal bekeken worden hoe de negatieve effecten op ontwikkelingslanden veroorzaakt door Nederlandse consumptie, productie en handelsstromen verminderd kunnen worden.

2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

 

Tabel 1 Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)

 

artikel

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Stand ontwerpbegroting 2023

 

3 861 912

4 140 400

4 741 220

4 971 645

5 329 258

 

Belangrijkste mutaties

             

1 Ombuigingen Duurzaam handelsen investeringssysteem

1.1

  • 3 000
  • 760
  • 1 834
  • 1 290

0

0

2 Ombuigingen Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

1.3

  • 59 173
  • 19 247
  • 69 498
  • 46 615

0

0

3 Ombuigingen Voedselzekerheid

2.1

  • 28 000
  • 26 343
  • 59 797
  • 40 109

0

0

4 Ombuigingen Water

2.2

  • 6 000
  • 14 944
  • 34 017
  • 22 899

0

0

5 Ombuigingen Klimaat

2.3

  • 31 000
  • 20 515
  • 45 350
  • 30 241

0

0

6 Ombuigingen Mondiale gezondheid en SRGR

3.1

  • 53 173
  • 33 862
  • 78 193
  • 50 261

0

0

7 Ombuigingen Vrouwenrechten en gendergeljkheid

3.2

0

  • 4 134
  • 9 242
  • 6 199

0

0

8 Ombuigingen

Maatschappeljk middenveld

3.3

0

  • 15 775
  • 35 108
  • 25 913

0

0

9 Ombuigingen Onderwijs

3.4

  • 10 000
  • 5 557
  • 12 257
  • 8 222

0

0

10 Ombuigingen Opvang in de Regio

4.2

  • 57 000
  • 12 705
  • 28 022
  • 19 150

0

0

11 Ombuigingen Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

4.3

  • 5 000
  • 17 442
  • 42 376
  • 27 809

0

0

12 Ombuigingen

Multilaterale samenwerking

5.1

  • 34 419
  • 3 990
  • 32 825
  • 22 313

0

0

13 Ombuigingen Overig armoedebeleid

5.2

0

  • 6 953
  • 14 933
  • 10 212

0

0

14 Inzetten buffer asielopvang

5.4

  • 46 900
  • 295 143
  • 590 218
  • 764 498

0

0

15 IDA-kasschuif (Financiën)

5.4

0

47 000

38 000

30 000

  • 250 000

21 100

16 Bijdrage BZ aan asieltegenvaller

5.4

9 000

6 553

12 272

7 889

0

0

17 Opwaartse bij stelling ODA door koppeling BNI

5.4

166 170

196 621

169 472

197 061

230 911

235 709

18 Extrapolatie

-

0

0

0

0

0

5 584 564

19 Overige mutaties

-

  • 13 782
  • 272 486
  • 87 326
  • 33 814

1 632

51 546

Stand ontwerpbegroting 2024

 

3 689 635

3 640 718

3 819 968

4 097 050

5 311 801

5 892 919

Toelichting

Ombuigingen

In dit onderdeel wordt een overzicht op hoofdlijnen gegeven van de belangrijkste mutaties die zijn opgetreden tussen de begroting 2023 en de huidige begroting voor 2024. Een deel van de mutaties is eerder toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2023. Verder wordt conform de toezegging aan het lid Thijssen (TZ202305-088) in deze tabel per (sub) begrotingsartikel inzichtelijk gemaakt waar wordt omgebogen. De precieze uitwerking van de ombuigingen per beleidsartikel is terug te vinden in onderdeel 3 van deze begroting.

In deze begroting zijn de ombuigingen naar aanleiding van de verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen verwerkt waardoor een herschikking binnen het ODA-budget (dat op verschillende departementale begrotingen staat) heeft plaatsgevonden. Door een hogere bezetting in het COA stijgt de asieltoerekening, waardoor er minder middelen overbl ijven voor de OS-programma's. De herschikking betekent een totale ombuiging op de BHOS-begroting van EUR 3,5 miljard in de periode 2023-2026. De buffer die op het verdeelartikel 5.4 is aangehouden, wordt ingezet ter dekking van deze ombuigingen. In het hierboven weergegeven overzicht zijn de ombuigingen cijfermatig weergegeven op artikel en sub-artikelniveau. De macro-economische cijfers van het CPB (MEV) leiden daarentegen tot extra ODA-budget. Deze is in 2024 ingezet om de ombuigingen op de beleidsartikelen te dempen. Ook de bijdrage vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken deelt mee in deze meevaller.

Bij het opstellen van de begroting voor 2024 en het verwerken van de ombuigingen hierin, is gekozen voor twee uitgangspunten: continuïteit van beleid en uitvoerbaarheid. Het coalitieakkoord en de BHOS-nota, die besproken is met de Kamer, blijft de leidraad voor ons beleid. De intensiveringen die in deze nota zijn aangekondigd zijn daarom uitgezonderd van de ombuigingen. Vervolgens heeft het kabinet een korting moeten toepassen op ODA-uitgaven in alle subartikelen van de BHOS-begroting. Dit heeft consequenties voor de geplande inzet en resultaten. Het kabinet beoogt dit zodanig te doen dat Nederland een betrouwbare donor bljft en zoveel mogelijk juridische verplichtingen gestand kan blijven doen.

IDA-kasschuif (begroting Financiën)

Om een bijdrage te leveren aan de herschikking van het ODA-budget en daarmee aan de ombuigingen op de BHOS-begroting is het betaalritme van de betalingen aan de Wereldbank voor de International Development Association gewijzigd. Deze betalingen worden gedaan vanuit de begroting van het Ministerie van Financiën. Dit zorgt voor lagere betalingen in 2023-2026 en een hogere betaling in 2027.

Bijdrage begroting Buitenlandse Zaken aan asieltegenvaller Ter dekking van de asieltegenvaller wordt ook een beroep gedaan op ODA-budgetten op de BZ-begroting. De bijdrage vanaf de BZ-begroting komt uit de budgetten van de VN-bijdrage, het Mensenrechtenfonds ODA, Mensenrechtenfonds Multilateraal en het Stabiliteitsfonds ODA.

Tabel 2 Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)

 
 

artikel

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Stand ontwerpbegroting 2023

 

50 130

48 594

44 172

39 152

35 098

 

Belangrijkste mutaties

1 Hogere geraamde ontvangsten DTIF

1.10

3 736

3 736

3 736

3 736

3 736

3 736

2 Hogere geraamde ontvangsten DGGF

1.30

14 000

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

3 Bijstelling NIO

5.20

1 222

1 485

1 218

1 366

1 814

877

4 Extrapolatie

-

         

34 193

Overige mutaties

 

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2024

 

69 088

57 815

53 126

48 254

44 648

42 806

Toelichting

De ontvangsten op artikel 1 zijn toe te schrijven aan hoger geraamde ontvangsten op het DTIF-instrument. Verder zijn de geraamde ontvangsten voor Dutch Good Growth Fund(DGGF) hoger dan eerder begroot. Dit wordt onder andere veroorzaakt door hogere premieontvangsten en terugbetalingen op wisselfinancieringen voor DDGF In dit kader wordt de uitgavenraming structureel verhoogd met EUR 3,7 miljoen. Bovendien wordt het budget van Private Sector Development (PSD) met EUR 4 miljoen verhoogd. Deze verhoging is een gevolg van de desaldering van de extra ontvangsten op DGGF (structureel).

De ontvangsten op artikel 5.20 zijn een bijstelling van de raming van de ontvangsten naar aanleiding van aflossingen van begrotingsleningen verstrekt door NIO.

2.3 Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Bij de vormgeving van beleidsinstrumenten en activiteiten wordt standaard aandacht besteed aan doelmatigheid en doeltreffendheid. Bij de identificatie en beoordeling van activiteiten, zorgt een toets op beleidsrelevantie en kwaliteit, en de afweging van alternatieven (zgn. «Quality at Entry») voor borging van kwaliteit en het verkrijgen van beter inzicht in de realisatie van de beleidsprioriteiten. Daarnaast vindt periodiek een analyse plaats van de samenhang en kwaliteit van het activiteitenportfolio per thema of land (de portfolioschouw). Bij de portfolioschouw van alle hoofdthema's van ontwikkelingssamenwerking ligt de focus op behaalde resultaten en onderliggende analyses, mede op basis van indicatoren en streefwaarden.

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en streefwaarden in deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Voor het meten van de doelen op het gebied van voedselzekerheid worden geen outcome maar output indicatoren gebruikt, die zorgen voor preciezere en meer betrouwbare gegevens.

De streefwaarden en indicatoren zijn afgeleid van de Sustainable Development Goals (SDG's), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze goals worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende SDG.

Doelen en ambities strekken zich uit over een langere termijn. Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Voor de lange termijn wordt de horizon van 2030 van de SDG's gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede van 2021-2025 en derde van 20262030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne, en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDG's.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het Jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De realisaties voor de indicatoren in het jaar 2019 (voor buitenlandse handel is het 2020) worden gehanteerd als referentiewaarden. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in een jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en aggregeerbaar zijn, dienen deze indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten. Aanvullende resultaten en nadere toelichting op ontwikkelingssamenwerking zijn terug te vinden op www.osresultaten.nl.

Het CBS brengt op verzoek van het kabinet vanaf 2019 elk jaar in september een publicatie uit waarin nader wordt ingegaan op de internationalisering van de Nederlandse economie en de effecten daarvan op onder andere economische groei, werkgelegenheid en productiviteit.

 

Tabel 3 Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Streefwaarde

2022

Realisatie 2022

Streefwaarde 2021-2025 (1)

SDG

Buitenlandse

Handel

Artikel 1:

Duurzame economische ontwikkeling,

handel en investeringen

Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrj fsleven

MVO onder het Nederlands bedrjfsleven Het aandeel grote bedrjven in Nederland dat de OESO_x0002_richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

N.v.t.

35%

(tussenmeting uitgevoerd in 2020, over rapportagejaar 2019)

90% in 2023

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei en SDG 12 Duurzame consumptie en productie

 

Bevorderen van internationaal ondernemerschap

Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt

N.v.t.

683 van 3107

N.v.t.

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur

   

De cumulatieve exporttoename van

N.v.t.

EUR 227,4 mln

N.v.t.

 

de betreffende bedrijven

 

Tabel 4 Indicatoren en streefwaarden Ontwikkelingssamenwerking1

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Realisatie Streefwaarde 2022 2024

Streefwaarde SDG

2021-20251 SDG

Private sectorontwikkeling

(PSD)

Bedrijfsontwikkeling

Aantal banen ondersteund door PSD-programma's (direct jobs

314.000

292.000

297.000

(streefwaarde in 2025, hier SDG 8 Inclusieve en

Artikel 1

 

supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

wordt jaarljks duurzame groei naar toe gegroeid)

   

Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

21.000

17.000

18.000 (streefwaarde in 2025, hier wordt jaarljks naar toe gegroeid)

Voedselzekerheid

Uitbannen van de huidige honger

Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering

23.300.000

22.000.000

24000000 per

SDG 2 Einde maken

Jddr

Artikel 2

en ondervoeding

van de inname van voedsel

   

aan honger

 

Stimuleren van duurzame en

Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen

10.600.000

11.000.000

12000000 per jaar

 

inclusieve groei van de landbouwsector

   
 

Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen

Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik

700.000

1.500.000

2.000.000 per jaar

 

Water

       

1.900.000

SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water

Artikel 2

voorzieningen en hygiëne

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

5.055.515

2.200.000

(30 miljoen cumulatief in 2030)

   

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

3.974.608

3.800.000

3.400.000 (50 miljoen cumulatief in 2030)

 
 

Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta's

Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta's

902.083

3.000.000

2.500.000 per jaar

 

Klimaat

       

26.000.000

SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie

Artikel 2

Hernieuwbare energie

Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

3.400.000

7.500.000

(100 miljoen, cumulatief in 2030)

   

Aantal keren dat maatschappeljke

   

2.500

 

Artikel 3

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid

organisaties erin slagen ruimte te creëren voor maatschappeljke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergeljkheid

428

500

 

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

 

Versterkte capaciteit van maatschappeljke organisaties

Aantal maatschappeljke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergeljkheid

1.212

300

1.500

 

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV

Keuzevrijheid van vrouwen en weerbare

Aantal van 20 geselecteerde landen met een jaarljkse toename van modern Contraceptive Prevalence

18

20

n.v.t.

SDG 3 Goede gezondheid en welzijn

Artikel 3

gezondheidssystemen.

Rate (mCPR)2

     

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

 

Versterkte capaciteit van maatschappeljke organisaties op SRGR

Aantal gemeenschappen, maatschappeljke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten

306

350

1.212

 

Veiligheid & Rechtsorde

 

Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via

   

1500000

cumulatief

 

Artikel 4

Rechtstaat ontwikkeling

een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten

728.657

350.000

 

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

 

Menselijke Veiligheid

Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden

14.111.835

m2

4.500.000 m2

60.000.000 m2

 

Migratie en Ontwikkeling

Opvang en bescherming

Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en

395715

personen

400.000

2000000

personen

SDG

4 Kwaliteitsonderwjs

Artikel 4

in de regio

trainingen volgt

     
   

Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten

8085

personen

30.000

180000

personen

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

   

genererende activiteiten

     

1 De wijze waarop indicatoren moeten worden geïnterpreteerd is uitgewerkt in methodologische notities. Tijdens overleg met de Algemene Rekenkamer over hun nog te publiceren onderzoek naar verantwoorden en leren van ontwikkelingssamenwerking: schoon drinkwater en sanitatie bleek dat deze notities voor uitvoerders niet altijd voldoende waren om de aantallen personen die toegang krjgen tot water en sanitaire voorzieningen eenduidig te kunnen verantwoorden. Nieuwe notities gaan nu gedetailleerd in op de wijze waarop moet worden verantwoord, inclusief hoe direct en indirect bereikte personen te tellen.

2.4 Planning Strategische Evaluatie Agenda

 

Tabel 5 Planning Strategische Evaluatie Agenda

Thema

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel(en)

Bijdragen aan het structurele internationale verdienvermogen van Nederland

Periodieke rapportage

2028

te starten

Periodieke rapportage voor het thema

BHOS art 1.1, 1.2

Private Sector Development ten behoeve van waardig werk en economische groei

Periodieke rapportage

2029

te starten

Periodieke rapportage voor het thema

1.2

Beleidscoherentie en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Periodieke rapportage

2024

lopend

Periodieke rapportage voor het thema

Doelstellingen van BHOS art 2.

Beleid breder.

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water Periodieke en klimaat    rapportage

2028

te starten

Periodieke rapportage voor het thema

2

Sociale vooruitgang

Periodieke rapportage

2025

te starten

Periodieke rapportage voor het thema

3

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

Periodieke rapportage

2024

lopend

Periodieke rapportage voor het thema

4

Feministisch buitenlandbeleid

Periodieke rapportage

2030

te starten

Periodieke rapportage voor het thema

Alle artikelen van BZ en BHOS

In de tweede helft van 2023 worden twee Periodieke Rapportages afgerond die antwoord zullen geven op een aantal kennis- en inzichtvragen binnen BHOS artikel 2 zoals die in voorgaande jaren zijn geformuleerd. De eerste Periodieke Rapportage zal lering trekken uit de uitvoering van het Nederlands klimaatbeleid in Ontwikkelingslanden tussen 2016 en 2021. De tweede Periodieke Rapportage binnen dit beleidsartikel trekt conclusies over de coherentie van Nederlandse interventies en de effecten daarvan op het gebied voedselzekerheid, water en klimaat, zowel binnen het eigen beleid als in de lokale context, in diezelfde periode. Met de publicaties van deze Periodieke Rapportages zijn de SEA-thema's "Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden" en «Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden» beëindigd. Voor een beschrijving van deze thema's wordt verwezen naar bijlage 4 van de MVT bij de begroting van 2023.

Voor een uitgebreide uitwerking van de Strategische Evaluatie Agenda, zie «Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda» van deze begroting. Daar wordt ook een beschrijving van de beleidsthema's en subthema's gepresenteerd.

Voor het meest recente overzicht van de uitvoering van de Strategische Evaluatie Agenda tot nu toe, zie de tabel «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek» uit het jaarverslag 2022.

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen en Periodieke Rapportages bij de Rijksoverheid, klik op deze link: Ingepland en uitgevoerd onderzoek.

2.5 Overzicht risicoregelingen

Tabel 6 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel    Omschrijvitoitstaande Geraamd Geraamd Uitstaande Geraamd Geraamd Uitstaande Garantie- Totaal

 
 

garanties

2022

te verlenen

2023

te vervallen

2023

garanties

2023

te verlenen

2024

te vervallen

2024

garanties

2024

plafond

(jaarljks)

plafond

  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

FOM

3.188

0

0

3.188

0

3.188

0

0

3.188

  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DGGF

94.989

50.000

0

144.989

50.000

0

194.989

0

675.000

  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DRIVE

43.773

0

0

43.773

55.000

0

98.773

55.000

 
  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DTIF

16.251

24.000

0

40.251

24.000

0

64.251

0

140.000

 
  • 5. 
    Multilaterale samenwerking

IS-NIO    80.921

0

11.666

69.255

0

11.601

57.654

0

69.255

  • 5. 
    Multilaterale samenwerking African

Development

Bank    1.575.039

 

0

1.575.039

0

0

1.575.039

0

1.575.039

  • 5. 
    Multilaterale samenwerking Asian

Development

Bank    1.355.025

0

0

1.355.025

0

0

1.355.025

0

1.355.025

  • 5. 
    Multilaterale samenwerking

Inter

American

Development

Bank    309.358

0

0

309.358

0

0

309.358

0

309.358

 

Totaal    3.478.544

74.000

11.666

3.540.878

129.000

14.789

3.655.089

55.000

4.126.865

Tabel 7 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel OmschrijvindUitgavenDntvangsten Stand 2022    2022    risico voorziening

2022

Saldo

2022

UitgavenOntvangstenStand risico Saldo 2023    2023 voorziening 2023

2023*

UitgavenOntvangsten Stand    Saldo

2024    2024    risico    2024

voorziening

2024*

  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling,FOM handel en investeringen

1.618

0

29.022

  • 1.618

0

100

29.122    100

0

0

29.122    0

  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling,DGGF handel en investeringen

10.729

5.746

47.114

  • 4.983

5.000

3.000

45.114 - 2.000

5.000

3.000

43.114 - 2.000

  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling,DRIVE handel en investeringen

0

5.868

18.368

5.868

0

0

18.368    0

0

0

18.368    0

  • 1. 
    Duurzame economische ontwikkeling,DTIF handel en investeringen

7.238

6.149

22.996

  • 1.089

7.000

1.000

5.000 - 6.000

7.000

1.000

5.000 - 6.000

5.

Multilaterale IS-NIO samenwerking

3.254

465

40.498

  • 2.789

0

450

40.048    450

0

450

39.598    450

Totaal

22.839

18.228

157.998

  • 4.611

12.000

4.550

137.652 - 7.450

12.000

4.450

135.202 - 7.550

Toelichting op overzicht risicoregelingen

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Het komende jaar betreft daarom louter het beheer en afbouw van de bestaande portefeuille. De middelen die de komende jaren vrijvallen worden toegevoegd aan het DTIF.

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) bestaat uit drie onderdelen:

  • Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage-en middeninkomenslanden.
  • Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en midde-ninkomenslanden.
  • Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomens-landen.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is.

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik gemaakt van het instrument 'interne begrotingsreserve. De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3. Het garantieplafond voor de onderdelen 1, 2 en 3 is vastgesteld op EUR 675 miljoen.

De voorwaarden van het DGGF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en start-ups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

Onderdeel 1 (uitvoerder Invest International Public Programmes B.V.)

Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van DGGF Onderdeel 1 overgedragen door RVO.NL aan Invest International Public Programmes B.V.

Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico's over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB'er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

DGGF onderdeel 2 (Price Waterhouse Coopers / Triple Jump)

Het totaal beschikbare kasbudget van DGGF onderdeel 2 is EUR 409 miljoen. Om de fondsbeheerder in de gelegenheid te stellen dit budget volledig in te kunnen zetten zullen zij, conform het toetsingskader, voor een hoger bedrag contracten moeten kunnen aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier dus om een overcommitteringsruimte in de vorm van een garantie aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen (garantieplafond). De fondsbeheerder zal zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties aan intermediaire fondsen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)

De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt, terwijl die wel ontwik-kelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot EUR 5 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

DRIVE

Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) overgedragen door RVO.NL aan Invest International Public Programmes B.V.

Met DRIVE worden investeringen in publieke infrastructuurprojecten gefaci-liteerd die b ijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels:

  • Het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven wereldwijd.
  • Het doen van schenkingen aan overheidsorganen in ontwikkelingslanden.
  • Het verstrekken van garanties. Verder is er aanvullende EKV beschikbaar aan de reguliere dekkingsmogelijkheden voor export- en investerings-transacties door exportkredietverzekeraars in het kader van de OESO consensus. Het verstrekken van garanties is ter dekking van eventuele verliezen op een verstrekte financiering die een financier op grond van een overeenkomst met de lokale overheid is aangegaan.

De voorwaarden voor het verstrekken van garanties zijn in 2022 aangepast. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar tot en met 2026. Daarnaast kan Atradius bij deze transacties het kredietrisico van de commerciële tranches verzekeren. Ter afdekking van de risico's en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:3. Tevens is bij de start van

DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

DTIF

Het Dutch Trade Investment Fund (DTIF) bestaat uit twee onderdelen:

  • Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage-en middeninkomenslanden.
  • Onderdeel 2 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomens-landen.

Met ingang van 1 oktober 2021 is de uitvoering van DTIF

Onderdeel 1 overgedragen door RVO.NL aan Invest International Public

Programmes B.V.

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is non-ODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF wordt de bestaande (garantie)regeling FOM afgebouwd. Het totale budget bedraagt EUR 170 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op EUR 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt in 2023 geëvalueerd. Ter afdekking van de risico's en ter compensatie van de schommelingen in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is een begrotingsreserve ingesteld. Deze begrotingsreserve wordt gevuld op basis van de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DTIF besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente.

Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. De Staat heeft zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Tevens heeft de Staat zich verplicht om de NIO te compenseren in geval debiteuren in gebreke blijven, voor zover dat ertoe zou leiden dat de NIO zelf niet is om aan zijn verplichtingen kan voldoen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd en in 2000 zijn de aandelen NIO overgenomen door FMO. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de volledige afbouw van de portefeuille.

Regionale Ontwikkelingsbanken

AfDB (African Development Bank)

De garanties voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep zijn in SDR vastgesteld. De nominale waarde van een aandeel bedraagt SDR 10.000. Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 81 lidstaten: 54 regionale en 27 niet-regionale leden. De bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% geldt als garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,85% in de bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

AsDB (Asian Development Bank)

De garanties voor de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) zijn in SDR vastgesteld. De AsDB werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. Sindsdien is het gegroeid naar 68 lidstaten: 49 regionale en 19 niet-regionale. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% geldt als garantiekapitaal (callable capital). Het aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

IDB (Inter-American Development Bank)

De IDB-Groep garanties voor de Inter-American Development Bank (IDB) zijn in USD vastgesteld. De IDB-Groep, opgericht in 1959, bestaat naast de IDB uit IDB Invest (de private sector poot), en het IDB Lab (innovatie). De IDB heeft 48 lidstaten waarvan 26 lenende landen. Naast Canada en de VS zijn de overige 20 lidstaten 'niet regionale landen' buiten het westel ijk halfrond, waaronder Nederland (sinds 1976). De bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Het Nederlandse aandeel bedraagt 0,200%. Daarnaast bedraagt het Nederlandse aandeel in IDB Invest 0,66%. Premieheffing is niet van toepassing.

  • 3. 
    Beleidsartikelen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A.    Algemene doelstelling

Artikel 1 beoogt twee, met elkaar samenhangende, doelen ter bevordering van duurzame inclusieve groei wereldwijd, waarbij wordt ingespeeld op mondiale transities.

Enerzijds wordt ingezet op een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland, nu en in de toekomst. Hiervoor werkt Nederland, ook met het oog op het grote aantal banen dat hierbij relevant is, aan een toekomst-bestendig handels- en investeringssysteem dat gebaseerd is op hoge standaarden en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO), aan vergroening van het handelsinstrumentarium, uitvoering van exportcontrole en het ontwikkelen en het uitvoeren en houden van toezicht op sancties op technologie en goederen.

Anderzijds wordt ingezet op verminderde armoede en maatschappel ijke ongelijkheid. Door versterking van het ondernemingsklimaat, handel voor ontwikkeling en financiële sector ontwikkeling, met een focus op vrouwelijke en jonge ondernemers, wordt de economische weerbaarheid en de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden versterkt.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hiertoe in het bijzonder samen met de minister van Financiën, de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister voor Klimaat en Energie, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister voor Rechtsbescherming, de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de AIVD en MIVD.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van de jaarlijkse verdragscontributie van het Koninkrijk aan de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en daarnaast enkele programma's binnen de WTO gericht op een betere integratie van ontwikkelingslanden.
  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevor-dering voor het Nederlands bedrijfsleven en het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang.
  • In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gel ijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbe-vordering en banengroei in Nederland.
  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden-en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan wereldwijde maatschappel ijke vraagstukken en de Nederlandse economie.
  • Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma's die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, inclusief keten-verduurzaming in deze landen, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.
  • Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtl ijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.
  • Het financieren van de opzet van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, van een nieuw instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking op het gebied van IMVO, en van aanloopkosten voor IMVO-wetgeving die in de EU en nationaal wordt uitgewerkt.

Stimuleren

  • Het bevorderen van internationaal maatschappel ijk verantwoord ondernemen door het Nederlandse bedrijfsleven met een doordachte mix van verplichtende en vrijwillige maatregelen, waaronder (de ontwikkeling van) Europese en nationale IMVO-wetgeving, het opzetten van een IMVO-steunpunt voor het bedrijfsleven, het stimuleren van sectorale samenwerking en het stellen van IMVO-voorwaarden in het kader van het BHOS-bedrijfsleveninstrumentarium en het inkoopbeleid van de overheid.
  • Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.
  • Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden. Het versterken en monitoren van de impact van IMVO-beleid.
  • Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en in ontwikkelingslanden, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder de SDG's van de VN.
  • Het bevorderen van handel in gevestigde en opkomende markten en het wereldwijd faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (inclusief financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups/scaleups, vrouwelijke ondernemers en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
  • Mede via samenwerking op EU-niveau, in geselecteerde landen circulaire migratie bevorderen die zich richt op zowel professionalisering van de arbeidsmarkt als het wederzijds bevorderen van handel/economie.
  • Bijdragen aan het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland via economische diplomatie, ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.
  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belasting-regimes in lage- en middeninkomenslanden.
  • Het stimuleren van de kennis en expertise bij bedrijven op het terrein van exportcontrole via voorlichtingsactiviteiten.

Regisseren

  • Een actieve bijdrage leveren aan het ondersteunen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor het gelijke speelveld, open markten, open strategische autonomie, economische weerbaarheid en veiligheid en de thema's digitalisering en verduurzaming, onder meer via de WTO, OESO en G20.
  • Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.
  • Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO en EU.
  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde economische reisagenda van het kabinet.
  • Het bevorderen en optimaliseren van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen.
  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectoren-beleid.
  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de minister van Financiën.
  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma's van de Europese Commissie en EU-lidstaten.
  • Het inzetten nationaal en in internationale exportcontroleregimes op het controleren en waar nodig beheersen van sensitieve technologieën. Versterken van de adviesrol ten aanzien van andere departementen op het gebied van exportcontrole, bijvoorbeeld op het thema kennisveiligheid.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland, onder andere over oneerlijke concurrentie.
  • Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.
  • Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties op goederen en technologie.
  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sectorontwikkeling; het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO; en het direct aansturen van de regelingentaak van Invest International en de beleidsmatige aansturing op afstand van de investeringstaak van Invest International.
  • Het aansturen van Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK).
  • Het doen uitvoeren van het toezicht op de naleving van de Conflictmine-ralenverordening.

C. Beleidswijzigingen

Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een ombuiging op de begroting van BHOS van totaal EUR 3,5 miljard in de periode 2023 t/m 2026. Deze ombuigingen zijn in deze begroting voor 2024 en verder verwerkt. De intensiveringen uit het coalitieakkoord en de BHOS-nota zijn hierbij uitgezonderd van ombuigingen conform staand beleid. Op de reguliere budgetten is vervolgens een vast percentage gekort. Het extra budget voortkomend uit MEV is ingezet om de ombuigingen te dempen. Omdat bij artikel 1 met name infrastructuurprojecten mogelijkheden bieden om betalingen te spreiden over meerdere jaren, wordt er meer gekort op infrastructuurontwikkeling dan bijvoorbeeld op (jeugd)werkgelegenheid. Beide zijn van belang voor ontwikkeling. Door de ombuigingen is minder budget beschikbaar dan eerder beoogd voor nieuwe activiteiten.

Bij het onderdeel economic governance and institutions wordt de aanpak voor de combinatielanden, de zogenaamde combitracks, doorgezet. Het tempo van de beoogde vernieuwing van de programma's op het gebied van belastingen wordt verlaagd.

De beoogde vergroening van innovatieve financiering zal doorgang vinden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 8 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (bedragen x € 1.000)

2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028

Verplichtingen    663 825    532 105    411 111    411 658    464 085    501 207    501 207

Uitgaven:

Programma-uitgaven totaal    579 628    602 852    601 497    573 695    644 857    701 979    701 979

Duurzaam handels- en

1.1 investeringssysteem, incl. MVO    28 056    32 934    35 114    32 070    32 849    34 356    34 356

 

Subsidies (regelingen)

MVO en beleidsondersteuning (ODA)

15 946

12 875

15 506

14 625

15 125

15 875

15 875

MVO en beleidsondersteuning (non-ODA)

712

4 338

4 223

2 253

2 488

2 692

2 692

Opdrachten

MVO en beleidsondersteuning (non-ODA)    1 613    2 226    2 281    2 281    2 281    2 294    2 294

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor ondernemend Nederland    2 652    2 300    1 909    1 716    1 760    2 300    2 300

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

MVO en beleidsondersteuning (ODA)    1 768    5 000    5 000    5 000    5 000    5 000    5 000

Contributies internationaal

ondernemen (non-ODA)    5 365    6 195    6 195    6 195    6 195    6 195    6 195

Versterkte Nederlandse handels-

1.2 en investeringspositie    100 284    96 181    98 273    101 273    93 273    92 273    92 273

Subsidies (regelingen)

 

Programma's internationaal ondernemen

9 107

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

Versterking concurrentiepositie Nederland

4 000

6 502

6 502

6 502

6 502

6 502

6 502

Invest Internationaal

7 200

9 780

9 780

9 780

9 780

9 780

9 780

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Dutch Trade and Investment Fund

0

4 499

4 499

4 499

4 499

4 499

4 499

 

Garanties

Dutch Trade and Investment Fund

15 007

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

 

Opdrachten

Programma's internationaal ondernemen

13 214

10 566

10 566

10 566

10 566

10 566

10 566

Dutch Trade and Investment Fund

1 014

4 186

4 186

4 186

4 186

4 186

4 186

Wereldtentoonstelling Dubaï

4 000

0

0

0

     

Wereldtentoonstelling

 

4 000

6 000

9 000

1 000

   
 

Bijdrage aan agentschappen

Rij ksdienst voor ondernemend Nederland

46 742

45 148

45 240

45 240

45 240

45 240

45 240

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

             

Programma's internationaal ondernemen

0

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan

(andere) begrotingshoofdstukken

   

Overig

0

0

Versterkte private sector en arbeidsmarkt

1.3 in ontwikkelingslanden    451 288    473 737    468 110    440 352    518 735    575 350    575 350

 

Subsidies (regelingen)

Marktontwikkeling en markttoegang

5 659

9 450

15 450

12 762

18 646

20 450

20 450

Economic governance and institutions

16 992

5 200

19 900

15 726

20 596

22 400

22 400

Financiële sector ontwikkeling

35 563

42 270

36 105

36 347

34 863

49 000

49 000

Infrastructuurontwikkeling

33 583

29 787

32 300

27 380

30 492

34 100

34 100

Duurzame productie en handel

47 726

28 700

44 890

37 604

41 582

49 700

49 700

(Jeugd)werkgelegenheid

10 704

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

Nexus onderwijs en werk

4 741

9 825

7 065

2 915

0

0

0

Lokale private sector ontwikkeling

1 623

4 590

4 980

6 650

5 900

5 350

4 000

Leningen

Infrastructuurontwikkeling

27 525

0

8 873

10 000

10 000

10 000

10 000

Financiële sector ontwikkeling

54 300

20 000

30 000

40 000

75 000

75 000

75 000

Garanties

Financiële sector ontwikkeling

16 474

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

Infrastructuurontwikkeling

5 868

           
 

Opdrachten

Marktontwikkeling en markttoegang

9 015

11 000

12 000

12 000

12 000

12 000

12 000

Economic governance and institutions

17 635

4 000

17 000

17 000

17 000

17 000

17 000

Financiële sector ontwikkeling

5 752

4 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

Infrastructuurontwikkeling

9 213

7 750

1 750

1 750

1 750

1 750

1 750

(Jeugd)werkgelegenheid

17 705

25 850

26 250

30 050

31 600

31 600

31 600

 

Bijdrage aan agentschappen

Rij ksdienst voor ondernemend Nederland

25 434

24 000

24 000

26 000

26 000

26 000

26 000

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

International Labour Organisation

4 551

5 700

5 700

5 700

5 700

5 700

5 700

Lokale private sector ontwikkeling

27 968

45 925

39 341

37 360

37 550

35 550

35 150

Marktontwikkeling en markttoegang

8 837

7 400

15 767

10 709

13 233

18 200

18 200

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Partnershipprogramma ILO

4 218

6 500

6 500

6 500

5 500

5 500

5 500

Economic governance and institutions

1 462

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

Financiële sector ontwikkeling

11 396

17 000

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

Infrastructuurontwikkeling

29 204

85 290

68 499

51 909

86 823

111 550

113 300

(Jeugd)werkgelegenheid

0

0

0

0

0

0

0

Nexus onderwijs en werk

16 360

14 000

9 740

9 990

2 500

2 500

2 500

Duurzame productie en handel

1 780

           
 

Nog te verdelen

Nog te verdelen

 

40 500

0

0

0

   
 

Ontvangsten

38.583

24.000

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

 

Ontvangsten duurzame economische

             

1.10 ontwikkeling, handel en investeringen

16.326

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

 

1.30 Ontvangsten DGGF

22.257

17.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

Tabel 9 Uitsplitsing verplichtingen

           

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

663 825

532 105

411 111

411 658

464 085

501 207

501 207

waarvan garantieverplichtingen

  • 13 367

100 000

100 000

       

waarvan overige verplichtingen

677 192

432 105

311 111

       

Budgetflexibiliteit

 

Tabel 10 Budgetflexibiliteit beleidsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

Geschatte budgetflexibiliteit

2024

Juridisch verplicht

57%

Bestuurljk gebonden

36%

Beleidsmatig gereserveerd

1%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

6%

Artikel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief MVO is volledig juridisch verplicht. Meerjarige subsidies en bijdragen zijn verstrekt voor de bestrijding van kinderarbeid en de verdere implementatie van de IMVO convenanten. Bij bijdragen gaat het om de verdragscontributies voor WTO en OESO. Daarnaast wordt opdracht verleend aan RVO om o.a. het Fonds Bestrijding Kinderarbeid uit te voeren.

De ombuiging op artikel 1.1 zal mogelijk gevolgen hebben voor de financiële bestedingsruimte voor sectorale samenwerking op het gebied van IMVO, wat ook kan leiden tot een meer gefaseerde besteding van het budget.

Artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie is voor de helft juridisch verplicht en voor de helft bestuurlijk gebonden. De 50% juridische verplichte uitgaven betreft de subsidies aan de stichting NL in Business en de regeling DTIF die wordt uitgevoerd door Invest International. Voor DTIF zijn ook de garanties en opdrachten juridisch verplicht. De 50% bestuurlijk gebonden uitgaven betreffen voornamelijk diverse regelingen en werkzaamheden die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland uitvoert. Door de opdrachtverlening aan RVO wordt de uitvoering van regelingen bestuurlijk gebonden. Op het moment dat een bedrijf een aanvraag gehonoreerd krijgt, ontstaat de juridische verplichting.

Artikel 1.3 is bedoeld om de private sector en dan vooral het MKB en de arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden te versterken, gericht op werk en inkomen voor met name vrouwen en jongeren. Dit artikel is 71% juridisch verplicht door de implementatie van de BHOS-nota met meerjarige overeenkomsten. 29% is bestuurlijk gebonden budget en betreft de opdrachtverlening aan RVO en Invest International. Daarmee is er geen ruimte meer gereserveerd voor nieuw beleid.

Grote subsidies betreffen onder meer programma's voor ontwikkeling voor infrastructuur zoals Building Prospects, ORIO en DRIVE. Daarnaast subsidies duurzame productie en handel met IDH en Solidaridad en subsidies voor financiële sectorontwikkeling zoals MASSIF (via FMO), DGGF (via Invest International) en het Health Insurance Fund (HIF), subsidies voor marktontwikkeling, ECPDM, Agriterra, PUM/DECP

Bijdragen worden gegeven aan de Wereldbank, UNCTAD, ITC, IFC, ATAF, AfdB en UNCDF Leningen worden verstrekt aan DGGF (via PWC/TJ) en PIDG. Het instrument opdrachten wordt ingezet voor het CBI, uitvoeringskosten RVO en het Challenge Fund for Youth Employment.

In 2023 zijn juridisch verplichte betalingen voor enkele regelingen doorgeschoven naar 2024. Hierdoor is het aandeel «juridisch verplicht» in 2024 toegenomen. Net zoals bij 1.2 staat vermeld, verstrekt de overheid jaarlijks een opdracht aan de uitvoeringsorganisaties RVO en Invest International, waarmee de uitvoering van de opdracht bestuurl ijk gebonden is. De juridische verplichting ontstaat zodra deze uitvoeringsorganisaties een juridische verplichting met derde partijen zijn aangegaan voor betreffende programma's. Met name infrastructuurprojecten hebben een lange doorlooptijd en bieden de mogelijkheid om betalingen te spreiden over meerdere jaren.

Door de ombuigingen die vooral op de grootste programma's zullen worden verhaald, zal de versnelling minder groot zijn dan we de komende jaren wilden bereiken in het creëren van banen in ontwikkelingslanden en in het verbeteren en verduurzamen van het mondiale handelssysteem. Er zal meer tijd nodig zijn de gewenste aantallen te realiseren. Ook hebben de ombuigingen effect op de vergroening van genoemde programma's; de beoogde versnelling zal daar eveneens langzamer gaan.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is beleidsinitiërend en coördinerend op het gebied van handelspolitiek. Het belangrijkste orgaan hiervoor is de Interdepartementale Raad voor Handelspolitiek (IRHP). Op basis van de uitkomsten in de IRHP neemt Nederland deel aan onderhandelingen en officiële besprekingen op bilateraal, communautair en multilateraal niveau (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling - OESO, World Trade Organisation - WTO).

Vanuit dit budget worden de jaarlijkse contributies aan de verschillende partijen gefinancierd.

Er is sprake van structurele voortzetting van programma's ter ondersteuning van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, mede in relatie tot de totstandkoming en implementatie van de IMVO-convenanten (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen).

Er wordt ingezet op bijdragen aan beleidsondersteuning en -onderzoek en -evaluatie, alsmede incidentele projecten.

Uitgaven ten behoeve van de bestrijding kinderarbeid vallen onder MVO en beleidsondersteuning ODA. Er wordt ingezet op drie terreinen: een bijdrage aan de International Labour Organisation; subsidies via het door RVO uitgevoerde Fonds Bestrijding Kinderarbeid en een subsidie aan de Alliantie Stop Kinderarbeid.

1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RVO is de centrale uitvoeringsorganisatie voor publieke handelsbevordering. Zij voert het handelsinstrumentarium uit en faciliteert netwerken en contacten op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook neemt RVO belemmeringen voor het bedrijfsleven weg, via het beschikbaar maken van kennis, informatie en contacten.

Programma's internationaal ondernemen

De regeling Starters International Business (SIB) bestaat uit individuele en collectieve missie-, coaching- en kennisvouchers voor startende mkb-onder-nemingen die de stap willen maken naar buitenlandse markten.

Met het Programma Strategische Beurzen worden collectieve promotionele activiteiten ondersteund voor een succesvolle positionering van Nederlandse topsectoren en clusters in buitenlandse markten.

Het instrument Partners for International Business (PIB) ondersteunt de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten. Daarbij geldt als richtlijn dat clusters van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen), die een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt zien, maar tegen marktbelemmeringen aanlopen, gebruik kunnen maken van de faciliteit.

Het instrument DHI (Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies) helpt ondernemers met een drietal modules waarvoor ondernemers een aanvraag kunnen indienen: demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies.

Versterking concurrentiepositie Nederland

Ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland wordt ingezet op publiek-private samenwerking en afstemming van de export-, investeringen innovatie bevorderende activiteiten van de overheid en het bedrijfsleven, waar handelsmissies een voorbeeld van is. Voor het publiek-private netwerk is een deels nieuwe structuur aanstaande, die onder andere voorziet in meerjarige programma's op kansrijke markten, op basis van voorstellen door de private sector en publiek-private partners.

Invest International

Invest International is één van de uitvoerders van de BHOS-agenda. Zij voert het financiële instrumentarium uit en helpt bedrijven, overheden en investeerders met het financieren en ontwikkelen van impactvolle projecten in het buitenland. Via de projectontwikkelingssubsidie maakt Invest International innovatieve oplossingen financierbaar en schaalbaar en brengt zij publieke en private partners bij elkaar.

Dutch Trade and Investment Fund

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) biedt financiering voor investeringen en export van MKB en grote bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden en er voldaan wordt aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Daarnaast voorziet het in verdiscontering (liquide maken) van wissels (exportfinanciering) en verschaffen van werkkapitaal. Het DTIF beoogt synergie met DHI.

Wereldtentoonstelling

Nederland is vertegenwoordigd en positioneert zich via een campagne in aanloop naar, tijdens en na de Wereldtentoonstelling EXPO 2025 Osaka. B ij de invulling van de Nederlandse deelname wordt nauw samengewerkt met het bedrijfsleven, Rijks- en lagere overheden, en kennisinstellingen.

1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

Markt ontwikkeling en markttoegang

Innovatie wordt ondersteund door een fonds dat bestaat uit twee complementaire sporen: 1) het in Nederland succesvolle Small Business Innovation Research (SBIR) instrument, en 2) door het ondersteunen van SDG uitdagingen voor lokale bedrijven.

Met de bijdrage aan zowel Trade Facilition West Africa als aan TradeMark Africa wordt regionale handel en integratie regionale markten bevorderd in Afrika en de totstandkoming van de Afrikaanse vrijhandelszone ondersteund. Dit is van essentieel belang voor economisch herstel en ontwikkeling op het continent, zorgt voor banen en aanvoer en distributie van voedsel en medicijnen.

Het Centraal Bureau voor Import uit Ontwikkelingslanden (CBI), onderdeel van RVO, en het International Trade Centre (ITC) richten zich op de realisatie en verduurzaming van export van ontwikkelingslanden naar de Europese Unie.

Economic governance and institutions

Verbetering van fiscale wetgeving en uitvoering (en beleidsplannen van lokale overheden) in ontwikkelingslanden door capaciteitsopbouw via multi- en bilaterale kanalen zal tot hogere belastingopbrengsten moeten leiden. Capaciteitsopbouw richt zich op versterken en transparanter maken van belastingstelsels, het verbeteren van boekenonderzoeken en verdrags-beleid. De verbetering van fiscale rechtszekerheid en belastinginning komt tot uiting in de scores van landen op de Doing Business Index van de Wereldbank-groep en geleidelijk hogere belasting/Bruto Binnenlands Product ratio's.

Het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) versterkt de arbeidsrechten en recht op fatsoenlijk werk, waaronder leefbaar loon voor werknemers in lage- en lage middeninkomenslanden door middel van versterking van de sociale dialoog, versterking van arbeidsrechten in de ketens van een aantal risicosectoren en het vergroten van kansen van jongeren op de lokale arbeidsmarkt.

Het hoofddoel van PUM (Programma Uitzending Managers), inmiddels gefuseerd met het Dutch Employers Cooperations Programme (DECP) is het verbeteren van het ondernemingsklimaat door het versterken van werkgeversorganisaties in ontwikkelingslanden. Dit wordt onder meer gerealiseerd door peer-to-peer advies, het geven van trainingen en organisatie van (regionale) netwerkconferenties. De inzet richt zich onder meer op versterking van sociale dialoog capaciteit.

Agriterra, een internationale specialist in coöperatieve ontwikkeling, helpt coöperaties in ontwikkelingslanden en creëert door boeren geleide bedrijven. Agriterra maakt hierbij gebruik van Nederlandse landbouwkennis en ervaring.

Financiële sectorontwikkeling

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft aan Nederlandse en aan lokale bedrijven voor ontwik-kelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. Sinds 2018 zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf verruimd om deze beter en sneller te bedienen.

Met ingang van de begroting 2021 wordt het DGGF niet meer apart vermeld in de tabel budgettaire gevolgen van beleid maar als onderdeel van financiële sectorontwikkeling. Specifieke financiële gegevens van het DGGF zijn opgenomen in het overzicht risicoregelingen, het overzicht revol-verende fondsen en de saldibalans. Deze laatste twee overzichten zijn onderdeel van het jaarverslag.

Het door FMO beheerde revolverende fonds MASSIF stelt leningen beschikbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen in ontwikkelingslanden. Specifieke aandacht daarbij voor het vergroten van toegang tot financiering van innovatieve bedrijven en vrouwelijke en jonge ondernemers.

Affirmative Finance Action for Women in Africa is het programma van de AfDB om financiering aan vrouwelijke ondernemers in Afrika te bevorderen door leningen van lokale financiële instellingen aan vrouwel ijke ondernemers aantrekkelijker te maken, technische assistentie te verlenen en vrouwelijke ondernemers te helpen met hun business plan.

Het door IFC uitgevoerde Private Sector Development in het MENA programma betreft steun aan een samenspel van activiteiten, alle gericht op het (doen) ontwikkelen van de private sector in een 8-tal landen in de MENA regio.

Via het One Acre Fund worden kleinschalige boeren, waarvan 60% vrouw, in natura ondersteund om productie en inkomen te verhogen.

Het Health Insurance Fund verbetert op innovatieve wijze de toegang, betaalbaarheid en de kwaliteit van de zorg via het - in overleg met overheden - opzetten van ziektekostenverzekeringen en verstrekken van technische assistentie en krediet aan zorgverleners.

Infrastructuurontwikkeling

Via Invest International worden DRIVE en haar voorganger ORIO ondersteund. Dit zijn programma's waarmee geld wordt geïnvesteerd in publieke infrastructuur die randvoorwaardelijk is voor economische ontwikkeling en private sectorontwikkeling. Het betreft infrastructuur in de focussectoren transport en logistiek, water en sanitatie, kustbescherming, voedselzekerheid, hernieuwbare energie en gezondheidszorg (met name SRGR). Bij projecten wordt ingezet op groene inclusieve oplossingen voor infrastructuurvoorzieningen (bijvoorbeeld Nature Based Solutions).

De Private Infrastructure Development Group (PIDG) is een multi-donor initiatief dat private investeringen in infrastructuur mobiliseert, met name in fragiele staten. PIDG heeft voor elke fase in de infrastructuurontwik-keling (van vroege fase ontwikkeling tot vercommercialisering) een aantal faciliteiten opgericht die aan het bedrijfsleven subsidies, garanties en leningen verstrekken.

Via IFC wordt de Public Private Partnership Advisory-activiteit uitgevoerd. Dit betreft steun aan de voorbereiding en uitvoering van publiek private partnerships gericht op infrastructuurontwikkeling in verschillende landen in Afrika. Daarnaast wordt aan FMO een subsidie verstrekt voor het Building Prospects infrastructuurfonds. Dit fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund.

Duurzame productie en handel

Met ondersteuning van programma's van organisaties als Initiatief Duurzame Handel (IDH) en Solidaridad wordt beoogd innovatieve, opschaalbare oplossingen te introduceren ten behoeve van het integraal verduurzamen van de productie van onder andere palmolie, textiel en cacao.

Het nieuwe Social Sustainability Fund, uitgevoerd door RVO, steunt bedrijven om via een multi-stakeholderaanpak risico's en misstanden in hun waardeketen aan te pakken die voorbij gaan aan de verantwoordelijkheid van een individueel bedrijf. Het fonds ondersteunt daarmee ook de IMVO-convenanten en legt de basis voor de uitvoering van aankomende EU IMVO wet- en regelgeving.

Door stimulering van nationale en internationale publiek-private samenwerking met het bedrijfsleven wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling van de lokale private sector en aan investeringen door het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Hierbij staat het bijdragen aan de SDG's centraal.

(Jeugd)werkgelegenheid

In 2019 is het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) van start gegaan. Het hoofddoel van het CFYE is het creëren van toekomstperspectief, middels fatsoenlijk werk en inkomen, voor 235.000 jongeren in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, West-Afrika/Sahel en de Hoorn van Afrika. Het Challenge Fund besteedt speciale aandacht aan gelijke kansen voor jonge vrouwen op de arbeidsmarkt. Het gaat om creatie van nieuwe banen door bijvoorbeeld ondersteuning van (MKB)-bedrijven met groeipotentieel en van jongeren en vrouwen om een eigen onderneming te starten, verbetering van de aansluiting van beroepsonderwijs bij de marktvraag, alsmede stageplaatsen en leer-werkplekken in het bedrijfsleven. Steun is gericht op innovatieve, landenspecifieke oplossingen, met cofinanciering van andere financiers en eigen bijdragen van met name private partijen.

Het subsidieprogramma Local Employment in Africa for Development (LEAD) draagt bij aan de versterking van de economische positie van jongeren in Afrika.

Nexus onderwijs en werk

Het Nexus, Skills and Jobs programma is beschikbaar voor geïntegreerde activiteiten die aansluiting tussen scholing en werk bevorderen in een aantal landen. Het beschikbare budget wordt ingezet via Nederlandse ambassades ter plekke.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A.    Algemene doelstelling

Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHOS nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister voor Natuur en Stikstof, de minister van Financiën en de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma's en fondsen gericht op groene economische ontwikkeling en armoedebestrijding ,voedsel- en water-zekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en -mitigatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma's waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze en andere mondiale uitdagingen, zoals biodiversiteitsverlies, bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema's bevordert.

De programma's worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samen werking met andere donoren (waaronder FCDO, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.

  • De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema's.

Stimuleren

  • Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema's bevordert.
  • Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.
  • Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
  • Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie, klimaatmiti-gatie en biodiversiteit met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.
  • Het stimuleren van ambities, acties en aandacht voor klimaat, water en voedselzekerheid.

Regisseren

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
  • Coördinatie, in nauwe samenwerking met de minister van EZK, lenW, LNV, NenS en FIN, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid

C. Beleidswijzigingen

Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een ombuiging op de begroting van BHOS van totaal EUR 3,5 miljard in de periode 2023 t/m 2026. Deze ombuigingen zijn in deze begroting voor 2024 en verder verwerkt. De intensiveringen uit het coalitieakkoord en de BHOS-nota zijn hierbij uitgezonderd van ombuigingen conform staand beleid.

Het extra budget voortkomend uit MEV is ingezet om de ombuigingen te dempen. Voor artikel 2 betekent dit dat de streefwaarden voedselzekerheid naar beneden zijn bijgesteld en de voorgenomen verhoging van de streefwaarden water waarschijnlijk niet gehaald kan worden. Daarnaast wordt er omgebogen op de bijdrage aan het Green Climate Fund.

Als gevolg van de ombuigingen zijn de streefwaarden voor de jaarlijkse resultaten t.a.v. bereikte boerenhuishoudens en kwetsbare consumenten naar beneden bijgesteld en wordt het uitgavenritme van bilaterale water-programma's van ambassades vertraagd. Tevens zal Nederland bij de middelaanvulling van het Groene Klimaat Fonds (GCF) een bescheiden bijdrage doen.

Water

Als follow-up van de VN 2023 Waterconferentie, waarin de urgentie van de wereldwijde waterproblematiek werd erkend en werd opgeroepen om water onderdeel te maken van nationaal economisch beleid, zal Nederland het beleid van afgelopen jaar doorzetten om water hoog op de internationale politieke agenda te houden en zich samen met gelijkgezinde partners sterk te maken voor het uitvoeren van de toezeggingen die door landen, internationale organisaties, het bedrijfsleven en NGO's zijn gedaan onder de Water Action Agenda.

Internationale Klimaatstrategie

De Internationale Klimaatstrategie beschrijft hoe Nederland de inzet voor klimaat wereldwijd verstevigt. De strategie schetst hierin een doorkijk naar 2050 en beschrijft concrete inspanningen van het kabinet op het gebied van klimaatmitigatie - het streven om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken- en klimaatadaptatie - het vergroten van de weerbaarheid tegen klimaatverandering en het in lijn brengen van financieringsstromen met deze beide doelen. Het kabinet plaatst water als organiserend principe in het hart van artikel 2 van de BHOS-begroting.

Stappenplan mondiale voedselzekerheid

In reactie op de voedselcrisis zet het kabinet in op direct mitigerende actie en op de lange termijn inzet met extra nadruk op het versterken van de schok-bestendigheid van voedselsystemen in lage- en middeninkomenslanden (Kamerstuk 33625-341 d.d. 23/12/2022).

Combinatielanden

Het kabinet richt de gecombineerde aanpak voor hulp en handel op de vergroeningstransities in de belangrijkste sectoren van de internationale klimaatstrategie: landbouw, water, energie, transport en circulair.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (bedragen x € 1.000)

2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028

Verplichtingen    916 727    1 244 608    753 948    808 871    722 659    869 137    869 137

Uitgaven:

Programma-uitgaven totaal    816 870    868 008    905 844    997 733    1 077 633    1 143 882    1 143 882

2.1 Voedselzekerheid

340 180    389 554    392 345    393 498    413 186    439 295    439 295

 

Subsidies (regelingen)

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

10 793

13 000

13 000

12 000

16 000

20 000

20 000

Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector

31 301

14 000

10 000

12 000

16 000

20 000

21 000

Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

1 862

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

Uitbannen huidige honger en voeding

31 515

16 327

19 000

16 000

15 000

26 000

26 000

Voedselzekerheid

42 938

55 509

52 202

46 765

48 105

44 500

43 500

Opdrachten

Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

13 422

20 550

13 000

10 000

11 100

18 000

19 000

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

1 549

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

Voedselzekerheid

2 523

1 000

         

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

1 973

3 370

3 132

3 735

3 930

3 795

3 795

Bijdrage aan

(inter-)nationale organisaties

Voedselzekerheid

127 195

120 298

131 854

137 295

141 660

123 500

122 500

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

0

17 000

24 000

25 000

31 000

55 000

55 000

Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector

41 974

40 500

40 500

53 500

53 500

58 500

58 500

Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

13 415

27 000

26 000

24 000

23 000

27 000

27 000

Uitbannen huidige honger en voeding

19 720

48 000

46 657

40 203

40 891

30 000

30 000

Nog te verdelen

Nog te verdelen    0    0    0    0

2.2 Water

186 866    199 235    194 164    188 997    210 815    233 714    233 714

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Subsidies (regelingen)

Waterbeheer

27 530

26 167

27 119

29 157

31 407

35 557

35 557

Drinkwater en sanitatie

28 987

30 563

28 039

27 657

30 457

31 557

35 679

 

Opdrachten

Waterbeheer

3 114

3 170

5 250

4 000

4 000

5 500

3 378

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

4 113

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

Bijdrage aan

(inter-)nationale organisaties

             

Waterbeheer

81 914

91 585

89 656

81 840

85 901

98 600

96 600

Drinkwater en sanitatie

41 208

45 750

42 100

44 343

57 050

60 500

60 500

2.3 Klimaat

289 824

279 219

319 335

415 238

453 632

470 873

470 873

Subsidies (regelingen)

Klimaat algemeen

29 099

33 863

32 882

32 400

32 400

32 400

32 400

Hernieuwbare energie

16 599

26 000

26 000

26 000

26 000

26 000

26 000

Dutch Fund for Climate

             

and Development

53 000

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

Opdrachten

             

Klimaat algemeen

845

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen Rijksdienst voor

 

ondernemend Nederland

4 858

3 400

3 400

3 400

3 400

3 400

3 400

 

Bijdrage aan

(inter-)nationale organisaties

Contributie IZA/IZT

334

357

357

357

357

357

357

Klimaatprogramma's (non-ODA)

1 138

1 725

1 595

1 770

1 555

1 555

1 555

Klimaat algemeen

157 085

129 232

150 459

236 669

266 778

274 019

274 019

Hernieuwbare energie

19 724

36 000

56 000

66 000

76 000

86 000

86 000

UNEP

7 142

8 642

8 642

8 642

7 142

7 142

7 142

Budgetflexibiliteit

 

Tabel 12 Budgetflexibiliteit beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

Geschatte budgetflexibiliteit

2024

Juridisch verplicht

74%

Bestuurljk gebonden

0%

Beleidsmatig gereserveerd

2%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

24%

Voor het thema voedselzekerheid (artikel 2.1) zijn de geplande uitgaven voor het grootste deel juridisch verplicht en voor een deel beleidsmatig gereserveerd. Onder het instrument subsidies zijn o.a. verplicht de programma's met SNV, IFDC, GAIN, CARE en programma's die door RVO worden uitgevoerd alsmede activiteiten die door de ambassades worden uitgevoerd. Onder het instrument bijdragen zijn o.a. verplicht de programma's met IFAD, de Wereldbank, FAO, CABI, SUN, UNICEF, AfDB en de CGIAR, alsmede programma's waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen. Het beleidsmatig gereserveerde percentage van het budget is bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op het versterken van duurzame voedselproductiesystemen, inclusief bodemvruchtbaarheid en de weerbaarheid voor klimaatverandering in deze sector, en verbeterde voeding.

Voor het thema Water (artikel 2.2) zijn de in 2024 geplande uitgaven voor 100% juridisch verplicht. Onder het instrument subsidies zijn o.a. verplicht de programma's met IHE Delft, Vitens Evides International, de Unie van Waterschappen, Aqua4All, stichting WASTE en programma's die door RVO worden uitgevoerd alsmede activiteiten die door de ambassades worden uitgevoerd. Onder het instrument bijdragen zijn o.a. verplicht de programma's met de Wereldbank, FAO, UNICEF en UNOPS, alsmede programma's waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen.

De in 2024 geplande uitgaven voor klimaat (artikel 2.3) zijn voor het merendeel juridisch verplicht en voor een deel beleidsmatig gereserveerd. Ook dit jaar staan de beleidsdoelen uit de BHOS-nota en Internationale Klimaatstrategie centraal. Door de intensivering zoveel mogelijk uit te sluiten van de ombuigingen en zoveel mogelijk in te zetten op vergroening van het instrumentarium blijft het kabinet onverkort streven naar EUR 1,8 miljard klimaatfinanciering in 2025. Onder het instrument subsidies zijn dit o.a. bijdragen aan Climate and Development Knowledge Network(CDKN) en het Access to Energy Fund (AEF). Onder het instrument bijdragen gaat het om middelen voor o.a. het Central African Forest Initiative (CAFI), het Least Developed Country Fund (LDCF), de Climate Investment Funds (CIFs), Energising Development (EnDev), het Energy Sector Management Assistance Program (ESMAP) van de Wereldbank en het Africa Adaptation Acceleration Program van de Afrikaanse ontwikkelingsbank.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

2.1 Voedselzekerheid

De budgettaire intensivering op het thema voedselzekerheid is gehandhaafd. De ombuigingen vinden daarom plaats op basis van de rest van het budget en zijn evenredig verdeeld over de beleidsartikelen ecologische duurzaamheid, groei in productiviteit, voeding en kennis waarbij het streven is om alle activiteiten op productiviteit ook ecologisch duurzaam te maken. De streefwaarden voor de jaarlijkse resultaten t.a.v. bereikte kleinschalige boerenhuishoudens en kwetsbare consumenten zijn naar beneden bijgesteld. De ambassadeprogramma's leveren een belangrijke toegevoegde waarde en het gedelegeerde budget naar de posten blijft daarom min of meer 50%. De intensivering blijft in stand en richt zich op emergency response en robuustheid/weerbaarheid van voedselsystemen (Kamerbrief Mondiale Stappenplan Voedselzekerheid).

Via bilaterale programma's van ambassades en vanuit het ministerie wordt met subsidies en bijdragen de inzet op versterken van ecologisch houdbare voedselsystemen (inclusief klimaat) doorgezet.

Belangrijke activiteiten zijn het SNV Pro-ARIDES Programma in West-Afrika (subsidie), twee regionale programma's van resp. IFAD en Wereldbank en een programma op gebied van geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer. Om de gevolgen van de Russische oorlog tegen Oekraïne op de wereldwijde voedselzekerheid te mitigeren wordt onder meer het Crisis Response Initiative van IFAD ondersteund.

Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector Duurzame ontwikkeling van de agrarische sector, als onderdeel van ecologisch houdbare voedselsystemen, krijgt voor een belangrijk deel vorm via de bilaterale programma's van de ambassades. Via bijdragen en subsidies investeren zij in productiviteitsverbetering, beleid, markttoegang en ketenontwikkeling. Een voorbeeld is de inzet in Oeganda, waar in nauwe samenwerking met de lokale private sector ingezet gaat worden op lokale voedselketenontwikkeling en productiviteitsverbetering bij kleinschalige boer(inn)en.

Via diverse internationale NGO's worden programma's gesteund die werken aan landbouwontwikkeling in meerdere landen, zoals het 2-Scale programma dat geleid wordt door het International Fertilizer Development Center (IFDC).

Subsidies voor het versterken van publiek-private samenwerking dragen bij aan het mobiliseren en uitwisselen van beschikbare kennis en kunde vanuit Nederland en in de prioritaire regio's. Dit krijgt onder andere vorm via het SDG-partnerschap programma (opdracht RVO) ter ondersteuning van samenwerking tussen bedrijven in partnerlanden en NL-bedrijven en maatschappelijke organisaties.

Nederland draagt substantieel bij aan de multilaterale (VN) inzet op landbouw en voedselzekerheid. Via bijdragen aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD) wordt kleinschalige landbouw en plattelandsontwikkeling ondersteund en de samenwerking met de FAO krijgt vorm via het Food and Nutrition Security Resilience Program en via programma-bijdragen vanuit de ambassades (o.a. Zuid-Soedan). Met de Wereldbank werkt Nederland samen op sociale vangnetten (o.a. in Ethiopië) en op klimaatweerbare landbouw in de Sahel. Met de AfDB wordt in 2023 samengewerkt ter ondersteuning van de graanproductie in Ethiopië en Mozambique. Nederland participeert ook in het door de Wereldbank beheerde Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP).

Versterking van kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

Er wordt geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden die kennis en kunde van de Nederlandse private sector, kennisinstellingen en maatschappel ijke organisaties koppelen aan capaciteitsversterking in lage inkomenslanden, zoals via het in 2023 vernieuwde kennisprogramma van het Netherlands Food Partnership en het door RVO uitgevoerde Land@scale programma.

Met de bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) wordt internationaal landbouwkundig- en voedingsonderzoek uitgevoerd. Daarnaast is een nieuwe fase gestart van de wetenschappelijke samenwerking op SDG 2 tussen Nederland en de CGIAR.

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding Via de bilaterale programma's in de focuslanden wordt door ambassades met subsidies en bijdragen aan publieke, private en maatschappelijke partners geïnvesteerd in vergroting van toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel. Zo worden bijvoorbeeld in Benin en Burundi schoolkinderen dagelijks van gezonde maalt ijden voorzien die geleverd worden door lokale boer(inn)en.

Met de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) en CARE (subsidies) wordt in Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique ingezet op het substantieel vergroten van het aantal kwetsbare consumenten dat het gehele jaar toegang heeft tot gezonde, voedzamere en betaalbare diëten.

Met UNICEF (bijdrage) wordt in Niger, Burkina Faso, Sudan en Burundi gewerkt aan betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders.

Samenwerking met andere donoren en versterken van lokaal beleid wordt gestimuleerd door een Nederlandse bijdrage aan de Scaling Up Nutrition (SUN) movement. Daarnaast wordt de Netherlands Working Group on International Nutrition (NWGN) ondersteund ten behoeve van kennisuitwisseling tussen maatschappelijke en private actoren en kennisinstellingen. Ook wordt er een bijdrage geleverd aan het Micronutrient Forum, ten behoeve van de internationale conferentie die in oktober 2023 in Den Haag zal plaatsvinden.

2.2 Water

Verbeterd waterbeheer

In 2024 wordt opvolging gegeven aan de VN 2023 Water Conferentie. Dit vindt plaats via centraal (departement) en decentraal (ambassades) gefinancierde programma's met multitilaterale partners, nationale overheden in focuslanden, RVO, maatschappel ijke organisaties, bedrijven en kennisinstellingen.

Ombuigingen in de begroting zullen worden opgevangen zonder bestaande juridische verplichtingen open te breken. Ook bestuurlijke verplichtingen, aangegaan in het kader van bovengenoemde Water Actie Agenda, zullen worden nagekomen in lijn met verwachtingen die Nederland op de VN 2023 Waterconferentie heeft gewekt; we tonen ons een betrouwbare partner. Hiervoor wordt het uitgavenritme van ambassades wat vertraagd en wordt de balans in uitgaven vanuit Den Haag en uitgaven vanuit de ambassades aangepast.

Goed scorende programma's met de Asian Development Bank en de Wereldbank, onderdeel van de Water Actie Agenda, zullen een impuls geven aan resultaatbereiking: meer waterzekerheid en weerbaarheid tegen droogte en overstromingen voor miljoenen mensen en gemeenschappen in regio's waar tientallen miljoenen mensen kwetsbaar zijn voor de impact van deze extremen. Programma's die te weinig scoren op directe resultaatbereiking en te weinig perspectief bieden dat ze resultaten indirect zullen bestendigen, zullen worden afgebouwd.

De streefwaarde dat gemiddeld 3 miljoen mensen voordeel ondervinden van de Nederlandse inspanningen op verbeterd waterbeheer, blijft gehandhaafd. De verhoging van de resultaatdoelen zoals voorzien in de Internationale Klimaat Strategie (in 2030 minimaal vier miljoen extra mensen minder kwetsbaar voor wateronzekerheid als gevolg van klimaatverandering) wordt geschrapt.

Drinkwater en sanitaire voorzieningen (WASH)

Binnen het drinkwater, sanitatie en hygiëne programma (WASH) blijft financiële innovatie en hefboomwerking van ODA-investeringen, die een veelvoud aan binnenlandse private investeringen in de partnerlanden mobiliseren voor uitbreiding en verbetering van water- en sanitaire diensten, een speerpunt. Programma's van Aqua4All en het FINISH programma lopen hierin voorop.

Met UNICEF is een derde fase gestart van het ASWA programma in 8 landen in Afrika, waarvan de meeste in de focusregio's Sahel en Hoorn van Afrika. Ook dit programma maakt deel uit van de Water Actie Agenda. Het heeft een operationele component: uitbreiding van veilige water- en sanitaire diensten, op een manier dat ze bestand zijn tegen klimaatschokken. Het heeft ook een strategische component: verbetering van randvoorwaarden die dienstverlening in stand houden; een gendertransformatieve aanpak legt hiervoor de basis.

De streefwaarden dat in 2024 2,2 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang krijgen tot veilig drinkwater en 3,8 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen blijft gehandhaafd. Dit is in lijn met de 30/50 miljoen doelstelling voor de periode 2016-2030. Verhoging van de resultaatdoelen zoals voorzien in de Internationale Klimaat Strategie (in 2030 zeven miljoen mensen extra toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen) wordt geschrapt.

2.3 Klimaat

In 2024 staan de beleidsdoelen uit de BHOS-nota en Internationale Klimaat-strategie op het terrein van klimaatadaptatie, bossen en toegang tot hernieuwbare energie centraal. De ombuigingen slaan neer op de budget-plaats «klimaat algemeen bijdragen» waar de multilaterale klimaatfondsen onder vallen. Deze keuze is ingegeven door het feit dat binnen deze fondsen in mindere mate gestuurd kan worden op de in beleidsnota en klimaatstrategie gestelde prioriteiten. De multilaterale klimaatfondsen zijn de meest zichtbare vorm van klimaatfinanciering. Daardoor kan een beperktere bijdrage aan die fondsen ten onrechte de indruk wekken dat Nederland onvoldoende gecommitteerd is aan de internationale afspraken over klimaatfinanciering. Een ander nadeel van een beperktere bijdrage is dat de Nederlandse invloed in het bestuur van een fonds afneemt.

Klimaatprogramma's

Om adaptatie en weerbaarheid te vergroten in kwetsbare landen dragen we onder andere bij aan het Africa Adaptation Acceleration Program van de Afrikaanse ontwikkelingsbank. Gelet op de toename van klimaatgerela-teerde rampen vergroten we de inzet op early warning en early action initiatieven en ondersteunen we een samenwerking tussen onder meer het Rode Kruis en de World Meteorological Organization.

Om de verhoogde doelstelling op toegang tot hernieuwbare energie voor 100 miljoen mensen in OS-landen in 2030 te bereiken, verhoogt Nederland selectief de bijdrage aan succesvolle programma's binnen de energietoe-gangsportefeuille en vernieuwt Nederland de resultaatafhankelijke subsidieregeling SDG 7 Results in samenwerking met innovatieve bedrijven, ontwikkelingsorganisaties en kennisinstellingen.

Nederland draagt bij aan multilaterale klimaatfondsen zoals de Climate Investment Funds (CIF), de Global Environment Facility, het LeastDeveloped Countries Fund en UN Environment Programme (UNEP)

Nederland in de besturen daarvan invloed kan uitoefenen. Bij het omvangrijke Groene Klimaatfonds (GCF) is Nederland relatief gezien een bescheiden donor en blijft dit in het licht van de ombuigingen. Nederland hecht aan de private sector klimaatinzet van multilaterale banken en ondersteunt hiervoor onder meer het IFC Climate Advisory Partnership en EBRD High Impact Partnership for Climate Action.

We blijven ons inzetten om de private sector te bewegen tot versnelling en uitbreiding van klimaat-relevante investeringen in ontwikkelingslanden. Om te zorgen voor meer privaat financierbare projecten vergroten we de projectontwikkelingsfaciliteit van het nationale klimaatfonds Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) dat de weerbaarheid van ontwikkelingslanden tegen klimaatverandering versterkt en bijdraagt aan emissiereductie.

In en rond de drie belangrijkste regenwoudgebieden van de wereld zet Nederland zich voortdurend in voor behoud en herstel van bos en de daarin levende biodiversiteit. Dit doet het door binnen de EU, relevante coalities en internationale fora het beleid te beïnvloeden, duurzame landbouw en ontbossingsvrije handel te stimuleren en innovatieve en schaalbare programma's voor duurzaam bosbeheer en landgebruik te ondersteunen. Nederland draagt bij aan het Central African Forest Initiative (CAFI), een multi-donor fonds voor bosbescherming in het Congobekken, en Nederland geeft mede vorm aan flankerend beleid en ondersteuning van productielanden in de implementatie van de EU-verordening ontbossingsvrije producten.

In lijn met de Kamerbrief d.d. 26 april 2023 (Kamerstuk 26407, nr. 147) en ter opvolging van het Global Biodiversity Framework leggen we onder meer een sterkere focus op natuurlijke oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken en zet ik de inzet voort om biodiversiteit beter te integreren in ontwikkelingssamenwerking. Ook spannen we ons ervoor in de financiering van multilaterale ontwikkelingsbanken voor biodiversiteit te laten stijgen.

Klimaatdiplomatie

Klimaatdiplomatie blijft een belangrijke rol spelen. Op multilaterale bijeenkomsten en in bilaterale relaties blijft Nederland het belang van klimaat-ambitie- en actie onderstrepen en zoekt daarbij de samenwerking met gel ijkgezinden, bijvoorbeeld in de Group of Friends for an ambitious EU Climate Diplomacy. We richten de klimaatdiplomatie ook op de vergroening van multilaterale banken.

In combilanden worden de posten ondersteund met de klimaat- en energieresponsfaciliteit van RVO om bij te dragen aan klimaattransities en versterking klimaatweerbaarheid.

Op klimaatgebied spelen vrouwen een belangrijke rol als agents of change. Het feministisch buitenlandbeleid is dan ook van belang voor zowel de uitvoering van gefinancierde programma's als de klimaatdiplomatie.

Duurzaam gebruik van grondstoffen en circulaire economie Nederland zet in op internationale multi-stakeholder partnerschappen om verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden te vergroten en de klimaat-impact ervan te verkleinen, o.a. via het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM), de Climate Smart Mining Facility van de

Wereldbank en het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development. Ook steunt Nederland een platform dat gericht is op een betere positie van vrouwen in de mijnbouw.

Om de duurzaamheidstransitie te versnellen en toegang tot de daarvoor benodigde grondstoffen te borgen zal Nederland inzetten op het concreet vormgeven van grondstoffenbeleid dat aansluit op het EU Action Plan on Critical Raw Materials en tegelijkertijd in nauwe verbinding staat met het nationale programma circulaire economie.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A.    Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

  • het bijdragen aan mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen;
  • het bevorderen van vrouwenrechten en gendergel ijkheid;
  • versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;
  • versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;
  • vergroting van kansen en perspectieven voor jongeren;
  • een toename van het aantal goed opgeleide professionals en versterking van beroeps- en hoger onderwijs.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van programma's van multilaterale organisaties, niet gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meeste perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van mondiale gezondheid en SRGR, vrouwenrechten en gender gel ij kheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.
  • Het financieren van programma's gericht op het versterken van het maatschappel ijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strate gische partnerschappen.
  • Het steunen van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via het Global Partnership for Education en het financieren van programma's gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren, zoals Generation Unlimited en de programma's die de nexus tussen onderwijs en werkgelegenheid bevorderen.
  • De versterking van beroeps- en hogeronderwijsinstellingen en versterking van kennis en vaardigheden van jongeren en mid career professionals via het Orange Knowledge Programma (OKP) en kennisplatforms.

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen, invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve duurzame ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen, waaronder vrouwen, meisjes en LHBTIQ+.
  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD en uitvoering van SRGR

en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO's en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het onder steunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredespro cessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.
  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de interna tionale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in interna tionale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).
  • Het bevorderen van toegang tot beroeps- en hoger onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden de nodige kennis, vaardigheden en competenties te laten ontwikkelen en hen perspectief te bieden op een inkomen.

C. Beleidswijzigingen

Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een ombuiging op de begroting van BHOS van totaal EUR 3,5 miljard in de periode 2023 t/m 2026. Deze ombuigingen zijn in deze begroting voor 2024 en verder verwerkt. De intensiveringen uit het coalitieakkoord en de BHOS-nota zijn hierbij uitgezonderd van ombuigingen conform staand beleid. Op de reguliere budgetten is vervolgens een vast percentage gekort. Voor artikel 3 betekent dit dat er meer gekort is op het reguliere budget dan op de intensiveringen daarbinnen. Het extra budget voortkomend uit MEV is ingezet om de ombuigingen te dempen.

Zoals uitgewerkt in de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie zal extra worden bijgedragen aan mondiale gezondheid en SRGR, met focus op primaire gezondheidszorg en SRGR, via internationale organisaties en fondsen zoals de WHO en de Global Financing Facility (GFF), maar ook door opschaling van SRGR programma's die op landenniveau in onze focuslanden en -regio's worden uitgevoerd. Met inzet op primaire gezondheidssystemen wordt de capaciteit van landen versterkt om ziekten zoals TBC en hiv te bestrijden, adequate zorg en informatie te bieden op het gebied van SRGR, maar ook de weerbaarheid versterkt tegen pandemieën. Ook zal het kabinet zich inspannen voor het versterken van de innovatie-kracht op het terrein van gezondheid en het vergroten van betrokkenheid van de private sector. Tenslotte zal het kabinet komend jaar bijdragen aan het Team Europe Initiative op lokale productie van vaccins, medicijnen en medische producten, waarbij Nederland zich specifiek zal inzetten voor het vergroten van de rol van het bedrijfsleven.

De inzet op beroeps- en hoger onderwijs bljft ongewijzigd. Daarbij voorziet het kabinet geen steun voor de Innovative Finance Facility for Education (IFFED), omdat dit initiatief de afgelopen jaren niet van de grond is gekomen en te risicovol is.

Naar aanleiding van de evaluatie van de Twinningfaciliteit Suriname-Nederland die in 2022 is afgerond, zal de mogelijkheid voor een nieuwe faciliteit voor duurzame maatschappelijke samenwerking tussen beide landen worden onderzocht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 13 Budgettaire gevolgen van

beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (bedragen x € 1.000)

   
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Verplichtingen

782 314

563 268

309 676

1 709 533

477 025

359 795

582 195

 

Uitgaven:

Programma-uitgaven totaal

901 132

813 224

802 998

753 679

809 384

897 979

897 979

3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten    579 156    507 965    508 537    489 091    508 523    556 784    556 784

 

Subsidies (regelingen)

Mondiale gezondheid en SRGR

139 449

162 178

201 576

186 731

215 936

278 022

278 094

Global Fund to Fight Aids, Malaria

             

and Tuberculosis

52 000

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

Mondiale gezondheid en SRGR    9 280    16 397    17 825    17 975    17 825    17 975    17 975

Bijdrage aan agentschappen Rijksdienst voor ondernemend Nederland    78    137    139    140    142    172    100

 

Bijdrage aan

(inter-)nationale organisaties

WHO/PAHO

5 638

6 713

6 713

6 713

6 713

6 713

6 713

Mondiale gezondheid en SRGR

188 464

196 338

184 882

180 130

170 505

156 500

156 500

UNFPA

72 995

48 300

60 000

60 000

60 000

60 000

60 000

UNAIDS

23 000

23 000

23 000

23 000

23 000

23 000

23 000

Partnershipprogramma WHO

15 773

14 402

14 402

14 402

14 402

14 402

14 402

Global Fund to Fight Aids, Malaria

             

and Tuberculosis

0

0

0

0

0

0

0

UNICEF

9 000

0

0

0

0

0

0

Vrouwenrechten en keuzevrijheid

63 479

0

0

0

0

0

0

Nog te verdelen

Nog te verdelen    40 500    0    0    0

3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid    51 675    49 667    47 609    43 197    46 240    52 439    52 439

 

Subsidies (regelingen)

             

Vrouwenrechten

39 526

33 067

34 109

29 697

40 240

46 439

46 439

Opdrachten

             

Vrouwenrechten

188

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan

(inter-)nationale organisaties

             

Vrouwenrechten

5 483

6 600

7 500

7 500

0

0

0

UNWOMEN

6 478

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

Nog te verdelen

 

Nog te verdelen

4 000

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

3.3 Maatschappelijk middenveld

200 486

198 442

182 859

164 098

193 293

219 206

219 206

Subsidies (regelingen)

Twinningsfaciliteit Suriname

60

850

0

0

0

0

0

Versterking

             

maatschappeljk middenveld

179 768

175 857

167 592

148 837

184 798

211 711

211 711

Opdrachten

Versterking maatschappeljk middenveld

10 720

6 000

6 000

6 000

2 000

2 000

2 000

Versterking maatschappeljk middenveld Monitoringsfonds

102

1 417

1 282

1 291

1 000

   

Bijdrage aan

(inter-)nationale organisaties Versterking maatschappelijk middenveld    9 836    10 318    7 985    7 970    5 495    5 495    5 495

 

Nog te verdelen

Nog te verdelen

 

4 000

         
 

3.4 Onderwijs

69 815

57 150

63 993

57 293

61 328

69 550

69 550

Subsidies (regelingen)

             

Onderzoekprogramma's

1 425

1 500

1 500

1 500

1 500

0

0

Opdrachten

Onderwjs

77

200

200

200

200

100

100

Onderzoekprogramma's

0

2 000

2 000

1 500

1 500

1 500

1 500

Hoger Onderwijs

32 184

40 932

57 940

54 093

58 128

67 950

67 950

Bijdrage aan

(inter-)nationale organisaties

             

Onderwijs

2 879

2 518

2 353

0

0

0

0

Global partnership for education

33 250

10 000

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

 

Tabel 14 Budgetflexibiliteit beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang

Geschatte budgetflexibiliteit

2024

Juridisch verplicht

76%

Bestuurlijk gebonden

3%

Beleidsmatig gereserveerd

7%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

14%

De budgetten voor alle beleidsdoelen op dit artikel zijn voor het overgrote deel juridisch verplicht of beleidsmatig gereserveerd, voornamelijk inten siveringsmiddelen uit het coalitieakkoord. In de loop van 2023 zullen nog een aantal nieuwe verplichtingen worden aangegaan voor de centrale budgetten voor SRGR en mogelijk onderwijs.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Voor ODA-middelen wordt niet gestuurd op kanalen maar wordt gekozen voor het kanaal waarmee de middelen het meest effectief ingezet kunnen worden. Besluitvorming daarover vindt gedurende het jaar plaats. Tegen deze achtergrond een toelichting per instrument.

  • Subsidies: Betreft met name subsidies voor Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM). In 2024 is daarvoor ca. EUR 170 miljoen gereserveerd. Het VMM-programma loopt tot eind 2025.
  • Opdrachten: betreft o.a. opdrachten voor het Kennisontwikkelingspro gramma via de Nuffic dat loopt tot eind 2024. Het programma voor beroeps- en hoger onderwijs heeft verwachte uitgaven van ca.

EUR 46,6 miljoen. Daarnaast o.a. een opdracht van EUR 25 miljoen voor IFFIm van Gavi (looptijd 2021-2030).

  • Bijdragen: Betreft o.a. bijdragen aan VN-organisaties zoals UNFPA (EUR 50 miljoen), UNAIDS (EUR 23 miljoen) en UNWOMEN

(EUR 6 miljoen). Loopt ijden variëren maar deze bijdragen zijn structureel van aard. Verder betreft het bijdrages via de Wereldbank voor o.a.

GFF Every women & child (EUR 30 miljoen). Naast bijdragen aan deze organisaties betreft het ook bijdragen via ambassades. Voor 2024 is de raming EUR 153 miljoen aan bijdragen via de posten.

3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie 2023-2030 vormt het kader voor de inzet van het kabinet op het terrein van gezondheid in 2024.

Het verbeteren van toegang tot primaire gezondheidszorg en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) is daarbinnen een belangrijk speerpunt. Nederland bljft zich inzetten voor keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes, goede informatievoorziening en toegang tot anticonceptie. Hierbij zet het kabinet in op die thema's en rechten van groepen die onder druk staan, en waar andere donoren minder in durven te investeren, zoals veilige abortus, seksuele voorlichting en de gezondheid van jongeren en gemarginaliseerde groepen. Vanwege de ombuigingen krijgen sommige centraal gefinancierde organisaties en de ambassades in SRGR-focuslanden hiervoor minder middelen dan eerder voorzien.

Onder subsidies wordt via het SRGR partnerschappen programma gedurende de periode 2021-2025 zeven partnerschappen ondersteund, bestaande uit het Nederlands en zuidelijk maatschappelijk middenveld. Deze partnerschappen zijn vooral gericht op capaciteitsversterking, waarbij de nadruk ligt op pleitbezorging voor het vergroten van kennis en toegang tot SRGR voor jongeren alsmede op meer respect voor SRGR van mensen aan wie deze nog wordt onthouden. In aanvulling hierop worden ook internationale NGO's gesteund die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid, informatievoorziening en toegang tot SRGR dienstverlening. Daarbij is het uitgangspunt voor Nederland dat politieke en diplomatieke inzet voor SRGR en gendergelijkheid en behoud van de internationale verworvenheden samengaan met financiële steun. Ook de verhoogde Nederlandse bijdrage aan het Global Fund voor de bestrijding van aids, TBC en malaria (GFATM) is onder subsidies gebracht, evenals de bijdrage aan de vaccinalliantie Gavi.

Inzet in de focusregio's krijgt voor een belangrijk deel gestalte via landenspecifieke programma's. Hierbij ligt ook nadruk op versterking van primaire gezondheidssystemen, innovatie en SRGR.

Via opdrachten wordt het PDP programma gefinancierd, gericht op het bevorderen van de ontwikkeling van geneesmiddelen, vaccins en diagnostica om armoede en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen te voorkomen en te bestrijden.

Een aantal internationale organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid krijgt algemene vrijwillige en/of geoormerkte bijdragen (WHO, UNFPA, UNAIDS, UNICEF, GAVI/IFFIm). In de samenwerking met deze organisaties krijgt versterking van primaire gezondheidssystemen, maar ook het belang van toegang tot basisgezondheidzorg voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en het belang van onderlinge samenwerking, vooral in hun landenprogramma's, bijzondere beleidsaandacht. Ook blijft Nederland een financier van het suppliesprogramma van UNFPA. De bijdrage aan de Global Financing Facility for Every Woman, Every Child is verhoogd. Dit fonds onder de Wereldbank steunt lage- en lage-midde-ninkomens landen in het versterken van hun gezondheidssystemen op het gebied van onder andere SRGR, maar ook moeder- en kindzorg.

Deze bijdrage wordt niet meer apart geregistreerd onder 'vrouwenrechten en keuzevrijheid' maar is onder bijdragen aan internationale organisaties gebracht.

3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Alle instrumenten van buitenlands beleid moeten worden ingezet om gendergelijkheid te bevorderen en te kunnen bereiken. Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn daarom geïntegreerd in de speerpunten en anderen prioritaire beleidsterreinen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Drie instrumenten waarmee verschillende partnerschappen gericht op het versterken van vrouwenrechten en gendergel ijkheid worden gesteund, zijn: Leading from the South (LFS) II, Power of Women (POW) en Women, Peace and Security (WPS). Deze instrumenten vormen het SDG 5 fonds samen met de SRGR partnerschappen, die worden gefinancierd vanuit begrotingsartikel 1. Vanuit begrotingsartikel 3.2 worden de meeste SDG 5 programma's gefinancierd alsook bijdragen aan enkele andere organisaties (waaronder UN Women) en bijdragen op landenniveau.

Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties hebben een cruciale rol bij het aanjagen, agenderen, bepleiten en monitoren van vrouwenrechten en gendergel ijkheid. Het LFS II programma ondersteunt via vier vrouwen fondsen direct vrouwenrechtenorganisaties in het Zuiden en versterkt Zuidelijk zeggenschap.

Het POW programma, ontworpen op basis van geleerde lessen uit het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) II, wordt uitgevoerd door zes consortia van vrouwenrechtenorganisaties. Programma's zijn vooral gericht op versterking van pleitbezorging voor politieke en economische participatie en leiderschap van vrouwen en het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. POW en LFS II laten zien dat Nederland investeert in vrouwenrechtenorganisaties en leiderschap, waar Nederland zich ook internationaal hard voor maakt als co-lead van de Generation Equality Forum (GEF) Actie Coalitie voor Feminist Movements and Leadership.

Het WPS instrument is de opvolger van de programma's die vielen onder het derde Nederlandse Nationaal Actieplan 1325 (NAP) (2016-2020). De WPS-programma's worden uitgevoerd door acht consortia van NGO's en dragen bij aan de uitvoering van het vierde NAP 1325 (2021 - 2025). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de steun voor de volwaardige deelname van vrouwen aan conflictpreventie, vredesonderhandelingen, vredes- en wederopbouw en bescherming van vrouwen en meisjes in conflictsituaties.

Voor alle programma's onder het SDG 5 fonds geldt dat zij meer dan voorgaande programma's zijn gericht op focusregio's alsook deelname en leiderschap van (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties versterken.

3.3    Maatschappelijk middenveld

De ruimte voor het maatschappelijk middenveld ('civic space') staat in grote mate onder druk. Het kabinet blijft dan ook inzetten op steun aan het versterken van het maatschappelijk middenveld in zijn rol als pleiter en beïnvloeder. De in 2021 gestarte 42 strategische partnerschappen onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld geven tot en met 2025 uitvoering aan deze inzet. Als gevolg van de ombuigingen binnen de BHOS-begroting kan in dit kader minder worden geïnvesteerd in monitoring, evaluatie en leren.

Ook wordt samengewerkt met het CIVICUS-netwerk, dat de handelings ruimte voor maatschappel ijke organisaties mondiaal meet. Afhankel ijk van de financiële ruimte wordt ook de samenwerking met partnerorganisatie ICNL voortgezet. ICNL ondersteunt overheden en ngo's voor een adequate wetgeving ten behoeve van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen.

Via het Civic Space Fund (CSF), gekanaliseerd via ambassades, worden direct lokale partners gesteund. De drempel voor de Flex-optie van het Civic Space Fund zal op EUR 25.000 blijven, een wijziging die is doorgevoerd naar aanleiding van de motie Hammelburg ( 36 200 XVII nr 16). Het Voice-fonds, dat de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem geeft, vindt plaats in tien geselecteerde landen en ondersteunt gediscrimineerde groepen. Het gaat met name om jongeren en ouderen, inheemse groepen en etnische minderheden, LHBTQI+ groepen, mensen met een beperking en vrouwen en meisjes die te maken hebben met geweld en uitbuiting.

3.4    Onderwijs

De focus van de Nederlandse onderwijsinzet op beroeps- en hoger onderwijs blijft ongewijzigd. Het meerjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma zal stap voor stap van start gaan. Door de ombuigingen zijn uitgaven naar verwachting pas in 2024 voorzien. Het programma is gericht op de groei van een ondernemende, jonge en weerbare generatie met meer perspectief op de arbeidsmarkt en in de samenleving, waarbij wordt aangesloten bij de prioriteiten van een land en de keuzes zoals vastgelegd in het meerjarenstrategisch kader van de betreffende ambassade. Onderwijs wordt ingezet als middel voor inclusieve duurzame ontwikkeling. Het kabinet zet de bestaande inzet op de nexus tussen onderwijs en werk voor jongeren in negen landen in focusregio's zoveel mogelijk voort (zie artikel 1.3).

Daarnaast levert Nederland een bijdrage aan Generation Unlimited(GenU), een publiek-privaat-jongeren partnerschap dat zich richt op het versterken van vaardigheden van jongeren en begeleiding naar de arbeidsmarkt.

Het Orange Knowledge Programme (OKP) wordt in 2024 afgerond. De Nederlandse deelname aan het Global Partnership for Education (GPE) wordt na afloop van het lopende contract (in 2025) beëindigd. De bijdrage aan GPE is in 2023 volledig betaald. De ruimte die hierdoor is ontstaan is voldoende om de toegepaste korting in 2024 en 2025 op te vangen.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

  • A. 
    Algemene doelstellingen

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtsstaatontwik-keling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

  • B. 
    Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Programma's en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesopbouw, conflictbemiddeling en inclusief bestuur met nadruk op de focus regio's (Sahel, MENA, Hoorn van Afrika en de Grote Meren regio). Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensie begroting) en het Stabiliteits-fonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.
  • Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse NGO's (Dutch Relief Alliance).
  • Programma's gericht op de ontwikkeling van een effectiever en efficiënter humanitair systeem, o.a. gericht op innovatie, data-ontwik-keling, psychosociale zorg en naleving van oorlogsrecht.
  • Programma's gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchte lingen in de regio.
  • Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan betere migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding van mensen smokkel/handel en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  • Programma's gericht op Veiligheid en Rechtsorde in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in landen in de Sahel, MENA, Hoorn van Afrika en in de Grote Meren regio. Onder deze programma's valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en clustermunitie programma's.
  • De nadruk ligt daarbij steeds meer op het bereiken van resultaten onder Sustainable Development Goal 16, wat zich specifiek richt op vrede, justitie en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.
  • Innovatie richt zich vooral op een nog grotere synergie bereiken tussen de verschillende thema's en programma's binnen deze landen op het terrein van veiligheid en rechtsorde. Bijvoorbeeld door een samenwerking te stimuleren tussen verschillende Nederlandse partners die actief zijn op lokaal bestuur en politieke partijenversterking, waarbij ook speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren.
  • Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.
  • Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.
  • Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.
  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan door tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding van mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.
  • Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/ EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.
  • Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastge-meenschappen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

  • Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.
  • Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO's voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.
  • Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen VN organisaties onderling en met de Internationale Financiële Instellingen, waaronder tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPO en via de strategische dialoog van het VN Peacebuilding Fund.
  • Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpre ventie, onder meer via het 'Comprehensie Approach Action Plan', het 'EU wide Security Sector Reform framework en de 'Joint Communication on Capacity Building in support of security and development waarb i jNederland eigen 'best practices' inbrengt.
  • Bevordering van aandacht voor conflictpreventie en een inclusieve en mensgerichte benadering van vredesopbouw, , o.a. via de New Agenda for Peace van de VN.
  • Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen, inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidswijzigingen

Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een ombuiging op de begroting van BHOS van totaal EUR 3,5 miljard in de periode 2023 t/m 2026. Deze ombuigingen zijn in deze begroting voor 2024 en verder verwerkt. De intensiveringen uit het coalitieakkoord en de BHOS-nota zijn hierbij uitgezonderd van ombuigingen conform staand beleid. Op de reguliere budgetten is vervolgens een vast percentage gekort. Het extra budget voortkomend uit MEV is ingezet om de ombuigingen te dempen en om de ombuiging op humanitaire hulp terug te draaien.

In 2023 kwam het onderzoek naar het Nederlandse humanitaire hulpbeleid in de periode 2015-2021 beschikbaar, uitgevoerd door de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De aanbevelingen bevestigen op meerdere terreinen de door het kabinet ingeslagen weg. De keuze van de Nederlandse partners - VN, Rode Kruis, Dutch Relief Alliance (DRA) - wordt door IOB in de evaluatie onderschreven. De uitkomsten van het onderzoeken hebben niet tot grote beleidswijzigingen geleid, wel tot enkele kleinere accentverschillen.

De huidige situatie omtrent asiel en migratie in Nederland en wereldwijd laat een urgent belang zien van succesvolle mondiale migratiesamen-werking. Het Kabinet heeft extra middelen ter beschikking gesteld vanuit de BHOS-begroting: het reguliere budget voor migratiesamen-werking is structureel verhoogd naar EUR 59 miljoen. De extra middelen worden aangewend om migratiepartnerschappen te ontwikkelen met voor Nederland belangrijke landen van herkomst- en transit in Noord-Afrika, de Sahel en het Midden Oosten, met als doel het beperken van irreguliere migratie, het bevorderen van terugkeer bij onrechtmatig verblijf en de bescherming van migranten. Het uitgangspunt is een effectief, duurzaam en gelijkwaardig partnerschap op basis van wederzijdse belangen, dat samen met het partnerland wordt vormgegeven, binnen de kaders van internationaal en Europees recht. De bilaterale inzet en Europese inzet liggen hierbij in elkaars verlengde. Omdat een partnerschap gebaseerd is op wederzijdse belangen, en die belangen niet noodzakelijkerwijs op hetzelfde beleidsterrein liggen, moet er vanuit een bredere interdepartementale lens gekeken worden. Er bestaat immers een veelzijdig instrumentarium vanuit de kabinetsbrede inzet en ook kan op veel terreinen geleerd worden van partnerlanden. Het afgelopen jaar is getracht om middels een interdepartementaal team de externe inzet bijeen te brengen om vanuit de vele verschillende belangen vruchtbare migratiesamenwerking te bewerkstelligen en bewaken. Met alle landen is de dialoog nu gaande en in een aantal landen zien we eerste positieve ontwikkelingen en resultaten. Het hele BHOS-instrumentarium kan worden toegevoegd en ook andere departementen kijken hoe ze kunnen bijdragen aan brede relatie. Gezien de complexiteit van de uitdagingen op het gebied van migratie bljft geduld en een zekere realiteitszin geboden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 15 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (bedragen x € 1.000)

2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028

Verplichtingen    1 631 883    1 753 849    531 190    1 031 939    520 378    1 183 837    789 137

Uitgaven:

Programma-uitgaven totaal    943 326    1 041 712    1 012 165    1 044 062    1 065 301    1 112 260    1 112 260

520 229    584 017    520 017    520 017    520 017    520 017    520 017

4.1 Humanitaire hulp

 

Subsidies (regelingen)

             

Noodhulpprogramma's

123 442

117 000

117 000

117 000

117 000

117 000

117 000

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Noodhulpprogramma's

269 786

352 000

288 000

288 000

288 000

288 000

288 000

Noodhulpprogramma's non-ODA

1

1 017

1 017

1 017

1 017

1 017

1 017

UNHCR

33 000

35 000

35 000

35 000

35 000

35 000

35 000

UNRWA

19 000

19 000

19 000

19 000

19 000

19 000

19 000

Wereldvoedselprogramma

75 000

60 000

60 000

60 000

60 000

60 000

60 000

Opvang en bescherming in de regio

4.2 en migratiesamenwerking    218 578    247 000    291 295    325 978    337 850    357 000    357 000

 

Subsidies (regelingen)

             

Opvang in de regio

5 274

5 000

5 000

5 000

5 000

5 000

5 000

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Opvang in de regio

179 513

192 000

227 295

261 978

273 850

293 000

293 000

Migratie en ontwikkeling

33 791

50 000

59 000

59 000

59 000

59 000

59 000

4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling    204 519    210 695    200 853    198 067    207 434    235 243    235 243

 

Subsidies (regelingen)

Legitieme stabiliteit

6 070

5 500

7 000

11 000

11 000

18 950

18 950

Inclusieve vredes- en politieke processen

14 750

3 500

15 500

13 000

12 000

13 000

13 000

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

2 229

0

0

0

0

0

0

Functionerende rechtsorde

32 010

38 165

35 153

35 153

40 000

44 488

44 488

Opdrachten

             

Inclusieve vredes- en politieke processen

1 427

0

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Legitieme stabiliteit

3 100

0

4 000

4 000

4 000

12 000

12 000

Functionerende rechtsorde

102 499

102 680

101 200

98 414

100 434

103 000

103 000

Inclusieve vredes- en politieke processen

42 434

40 850

36 500

35 000

38 500

42 305

42 305

Nog te verdelen

Nog te verdelen    20 000    0    0    0

Budgetflexibiliteit

 

Tabel 16 Budgetflexibiliteit beleidsartikel 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

Geschatte budgetflexibiliteit

2024

Juridisch verplicht

85%

Bestuurlijk gebonden

1%

Beleidsmatig gereserveerd

7%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

8%

Het budget voor humanitaire hulp is voor het merendeel juridisch verplicht.

In 2022 zijn meerjarige subsidies verleend aan de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Nederlandse Rode Kruis onder het subsidiebeleidskader Humanitaire hulp 2022-2026. Dit subsidieplafond is geheel benut.

De bijdragen aan UNHCR, UNRWA en het Wereldvoedselprogramma zijn geheel juridisch verplicht. Voor wat betreft de bijdragen noodhulppro-gramma's is ca. EUR 174 miljoen juridisch verplicht.

Voor thematische prioriteiten rond humanitaire hulp (o.a. MHPSS) zal rond de jaarwisseling 2023/2024 een subsidiebeleidskader zijn gepubliceerd, dit is voor een bedrag van EUR 15 miljoen opgenomen als bestuurlijk gebonden.

Het beleidsmatig gereserveerde bedrag is bestemd voor verdere invulling aan crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp waaronder de «country-based pooled funds» en een ophoging van de bijdrage aan het Central Emergency Relief Fund (CERF). Binnen het humanitaire budget blijft een bedrag voor acute crises, in aanvulling op het bestaande instrumentarium (DRA, CERF).

Ook het thema opvang en bescherming in de regio en migratiesamen-werking is vrijwel volledig juridisch verplicht.

De subsidies zijn eind 2023 geheel juridisch verplicht, volgend uit toekenningen uit het subsidiebeleidskader 'Migration and Displacement 2023-2028.

De bijdragen zijn juridisch verplicht voor ca. EUR 250 miljoen, dit betreft met name:

  • het bilaterale partnerschapsprogramma PROSPECTS met de Wereldbank, IFC, UNHCR, UNICEF en ILO.
  • het bilaterale partnerschap programma COMPASS met IOM.
  • bijdragen aan de opvang van vluchtelingen in de Afghanistan regio, Oekraïne regio, Mena en Hoorn van Afrika

Bestuurlijk gebonden is een toekenning aan ambassades in de regio's MENA, Hoorn van Afrika en Afghanistan om lokalisering op dit thema te bevorderen.

Beleidsmatig gereserveerd betreft de migratiepartnerschappen.

De programma's op het gebied van veiligheid en rechtstaatontwikkeling (artikel 4.3) zijn geheel juridisch verplicht.

Dit betreft landenprogramma's waarvoor de ambassades middelen gedelegeerd hebben gekregen.

Subsidies verstrekt uit centrale middelen betreft onder meer het strategische partnerschap met VNG-I. Voor 2024 worden subsidies toegekend onder het subsidiebeleidskader ‘Contributing to safe and peaceful societies'.

De bijdragen verstrekt uit centrale middelen voor veiligheid en rechts-staatontwikkeling betreft o.a. het VN Peace Building Fund. Hiernaast zijn bijdragen voor veiligheid en rechtsorde verplicht aan het UN programma Global Programme Rule of Law & Human Rights, UNDP-DPPA Joint programme conflict prevention, het Multi-Year Appealvan UNDPPA, IDEA, ICMP en IDLO. Onder opdrachten is het begrote bedrag volledig verplicht in een onderzoeksprogramma onder een consortium geleid door Clingendael.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

4.1    Humanitaire Hulp

Onder dit artikel vallen:

  • Ongeoormerkte bijdragen aan het wereldwijde VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF), UN-OCHA en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) ten behoeve van de snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van de humanitaire hulp; Deze bijdragen zijn opgehoogd zoals voorzien in het coalitieakkoord en de beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is'.
  • Ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR, UNRWA, UNICEF, WHO en WFP, eveneens ten behoeve van snelle beschikbaarheid en flexibiliteit;
  • Crisisspecifieke bijdragen aan VN-organisaties, het Internationale Rode Kruis en subsidies aan Nederlandse NGO's (Dutch Relief Alliance-DRA);
  • Bijdragen ten behoeve van versterking van de responscapaciteit van lokale actoren en innovatie van het humanitaire systeem;
  • Bijdragen ten behoeve van de integratie van specifieke thema's in humanitaire hulp, zoals geestelijke gezondheid en psychosociale steun en onderwijs;
  • Bijdragen ten behoeve van de hervorming van het systeem voor internationale humanitaire hulpverlening.

Zoals gebruikelijk informeert het kabinet de Tweede Kamer aan het begin van het nieuwe begrotingsjaar over de humanitaire crises en de Nederlandse inzet op het gebied van noodhulp in het afgelopen jaar.

Deze brief zal daarnaast ook een vooruitblik op de financiële inzet van humanitaire middelen in 2024 bieden.

4.2    Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

Opvang en bescherming in de regio

Nederland draagt bij aan een partnerschap met Wereldbank/IFC/ILO/ UNICEF/UNHCR in een strategisch samenwerkingskader waarbinnen landen specifieke programma's worden uitgewerkt, met de focus op onderwijs en werk voor vluchtelingen en kwetsbare lokale bevolking. Het partnerschap voorziet eveneens in een meer strategische beleidsdialoog met deze organisaties die een voortrekkersrol spelen bij de transformatie van een humanitaire naar een ontwikkelingsaanpak in landen die veel vluchtelingen opvangen. Het programma wordt geleidelijker opgehoogd dan voorzien in de beleidsnota ‘Doen waar Nederland goed in is' vanwege de ombuigingen binnen de BHOS begroting.

Nederland werkt met NGO's gericht op opvang en bescherming in de regio.

Nederland steunt via subsidies en bijdragen programma's gericht op onderwijs voor vluchtelingenkinderen, toegang tot voorzieningen, bescherming van kwetsbare groepen en werk voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen.

In 2023 zijn landenprogramma's in de regio's MENA, Hoorn van Afrika en Afghanistan opgestart via de ambassades.

Migratiesamenwerking

Bijdragen aan programma's voor migratie en ontwikkeling van IOM en maatschappelijke organisaties in Nederland ter bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers uit ontwikkelingslanden.

Via bijdragen het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiemana-gement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten, bestrijding mensensmokkel/-handel, datacollectie en onderzoek, voorkomen van irreguliere migratie en het bevorderen van terugkeer en herintegratie.

4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

Onder legitieme stabiliteit wordt vooral via het instrument subsidies met een beperkt aantal multilaterale en niet-gouvernementele organisaties samengewerkt en is op landenniveau een aantal NGO's actief.

Bevordering van inclusieve vredes- en politieke processen, bestaande uit conflictpreventie, conflictbemiddeling en inclusief bestuur op lokaal en nationaal niveau, wordt voor het overgrote deel uitgevoerd via subsidies aan een mix van nationale en internationale NGO's. Daarnaast wordt bijgedragen aan het United Nations Peace Building Fund.

Subsidies voor een beter functionerende rechtsorde worden geheel gefinancierd via een aantal grote, internationaal opererende organisaties op het gebied van democratisering, lokaal bestuur, politieke partijen en parlementen samen met lokale organisaties. Via de landenprogramma's van ambassades worden zowel bijdragen als subsidies vertrekt.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A.    Algemene doelstellingen

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

B.    Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.
  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse deskundigen als deskundigen uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.
  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.
  • Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
  • Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling, zoals KNVBWorldCoaches.

Stimuleren H

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.
  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.
  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.
  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.
  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.
  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.
  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.
  • Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.
  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDG's.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
  • De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG-afspraken.

C. Beleidswijzigingen

Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een ombuiging op de begroting van BHOS van totaal EUR 3,5 miljard in de periode 2023 t/m 2026. Deze ombuigingen zijn in deze begroting voor 2024 en verder verwerkt. De intensiveringen uit het coalitieakkoord en de BHOS-nota zijn hierbij uitgezonderd van ombuigingen conform staand beleid. Het extra budget voortkomend uit MEV is ingezet om de ombuigingen te dempen. Binnen artikel 5 liggen de verplichtingen met de Internationale Financiële Instellingen in veel gevallen langdurig vast. De nog beschikbare vrije ruimte is voor een groot gedeelte teruggegeven ten behoeve van de ombuigingen. Nederland zal zodoende de komende jaren minder bijdragen aan zgn. Technische Assistentie fondsen van bijvoorbeeld het IMF. Ook zijn in 2023 de Algemene Vrijwillige Bijdragen aan UNDP en UNICEF lager vastgesteld dan aanvankelijk voorzien. Het budget dat is vrijgekomen op basis van de MEV, wordt onder andere aangewend om de kortingen op de Nederlandse bijdragen aan de Technische Assistentie fondsen en de Algemene Vrijwillige Bijdragen aan UNDP en UNICEF in 2024 te verminderen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 17 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1.000)

2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028

Verplichtingen    532 027    772 132    67 954    308 303    296 350    100 158    109 265

Uitgaven:

Programma-uitgaven totaal    417 023    363 839    318 214    450 799    499 875    1 455 701    2 036 819

 

5.1 Multilaterale samenwerking

348 175

319 553

218 595

200 926

213 938

236 251

236 251

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

UNIDO

1 367

1 531

1 950

1 950

1 950

1 950

1 950

UNDP

30 000

28 250

39 000

34 000

30 000

30 000

30 000

UNICEF

33 000

31 250

44 000

38 806

33 000

33 000

33 000

Speciale multilaterale activiteiten

8 151

13 577

14 587

8 946

31 764

54 077

54 077

Assistent deskundigenprogramma

10 092

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

Internationale Financiële Instellingen

29 633

8 000

14 158

8 324

8 324

8 324

8 324

Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen

67 280

79 789

87 789

91 789

91 789

91 789

91 789

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

6 652

8 156

8 111

8 111

8 111

8 111

8 111

Bijdrage aan IFI's voor steun Oekraine

162 000

140 000

         

Nog te verdelen

Nog te verdelen

 

0

0

0

0

   
 

5.2 Overig armoedebeleid

68 848

103 216

92 376

83 989

82 789

112 972

112 972

Subsidies (regelingen)

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

7 522

8 385

9 298

7 978

8 220

9 315

9 315

Nationale SDG implementatie

500

650

650

650

650

650

650

 

Opdrachten

Nationale SDG implementatie

0

155

200

200

200

200

200

Programmamiddelen Oekraine - Inkind steun

 

5 300

         
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

UNESCO

4 083

4 337

4 400

4 400

4 400

4 400

4 400

Diverse ondersteunende activiteiten

2 321

23 874

8 993

9 586

3 665

23 636

23 636

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

2 121

2 529

300

0

0

0

0

Schuldverlichting

52 220

57 736

68 285

60 925

65 404

74 521

74 521

Voorlichting op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking

81

250

250

250

250

250

250

 

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI

5.4 en/of toerekeningen

0

  • 58 930

7 243

165 884

203 148

1 106 478

1 687 596

 
 

Ontvangsten

62 344

45 088

43 815

39 126

34 254

30 648

28 806

Ontvangsten en restituties met betrekking

5.20 tot leningen

23 146

22 182

17 659

16 220

13 078

9 472

7 630

 

5.21 Ontvangsten OS

37 438

21 176

24 426

21 176

21 176

21 176

21 176

 

5.22 Koersverschillen OS

0

0

0

0

0

0

0

 

5.23 Diverse ontvangsten non-ODA

1 760

1 730

1 730

1 730

0

0

0

Tabel 18 Uitsplitsing verplichtingen

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Verplichtingen

532 027

772 132

67 954

308 303

296 350

100 158

109 265

waarvan garantieverplichtingen

246 017

0

0

       

waarvan overige verplichtingen

286 010

772 132

67 954

       

Budgetflexibiliteit

 

Tabel 19 Budgetflexibiliteit beleidsartikel 5 Multilaterale samenwerking overige inzet

en

Geschatte budgetflexibiliteit

2024

Juridisch verplicht

89%

Bestuurlijk gebonden

2%

Beleidsmatig gereserveerd

8%

Nog niet ingevuld / vrij te besteden

2%

In 2023 zijn de Algemene Vrijwillige bijdragen voor UNDP en UNICEF meerjarig verplicht. Hierbij was de intentie om te blijven voldoen aan de zgn. UN-Funding Compact afspraken over de verhouding tussen geoormerkte en ongeoormerkte financiering aan VN-instellingen. Op grond van de ingeboekte ombuigingen zou hieraan in 2024 en 2025 slechts deels worden voldaan. De MEV-meevaller is onder andere gebruikt om minder te korten op de UN-Funding Compact afspraken. Voor de Internationale Financiële Instellingen liggen de verplichtingen langjarig vast. Vandaar dat de budgetten op artikel 5 vrijwel volledig verplicht zijn. Daarnaast zijn er budgetten op artikelonderdelen «Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling» en «Diverse ondersteunende activiteiten» nog niet juridisch verplicht. De andere artikelonderdelen zijn volledig juridisch danwel bestuurlijk verplicht.

Om de inzichtelijkheid van de BHOS-begroting verder te verbeteren is begrotingsartikel 5.4 gecreëerd, het «verdeelartikel». De ontwikkeling van het ODA-budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI en wordt hiervoor bijgesteld. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp in beginsel niet direct doorvertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de BNI-raming wordt bijgesteld. Daarnaast kan er sprake zijn van nog te verdelen toerekeningen aan het ODA-budget. Vanwege de gevolgen van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) 2023, is het bufferartikel gebruikt om de hogere uitgaven van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen deels op te vangen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

5.1    Multilaterale Samenwerking

Onder dit artikel vallen activiteiten die armoede bestrijden in ontwikkelingslanden en een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen en klimaatafspraken:

  • Bijdragen aan VN-instellingen, zoals UNDP, UNICEF en UNIDO.
  • Bijdragen aan de begrotingen van Internationale Financiële Instellingen (IFI's), waaronder regionale ontwikkelingsbanken zoals de African Development Bank(AfDB) en fondsen via middelenaanvullingen en kapitaalverhogingen.
  • Bijdragen aan specifieke programma's, assistent deskundigenprogramma's en trustfondsen.

5.2    Overig Armoedebeleid

  • Compensatie van de Wereldbank (IDA) en de regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichtingsactiviteiten, zoals Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI). Dit geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte om een sterker eigen armoedebeleid te voeren.
  • Activiteiten op de posten voor cultuur en sport. Ook is er budget voor kortlopende, eenjarige ODA-activiteiten.
  • Bijdrage aan UNESCO, waarvan EUR 1,8 miljoen kwalificeert als non-ODA.
  • Eventuele koersverliezen worden op dit artikel geregistreerd. Deze verliezen kunnen zich voordoen als betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar afwijken van de door het ministerie vooraf vastgestelde corporate rate.

5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

Het ODA-plafond wordt aangepast op basis van ontwikkelingen van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp niet direct vertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers weer toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de raming wordt bijgesteld. Daarnaast kan er sprake zijn wijzigingen in toerekeningen aan het ODA-budget, zoals de toerekening van uitgaven van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen. Gedurende het begrotingsjaar worden de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om fluctuaties in de BNI-ontwikkeling en toerekeningen op te vangen. Vanwege de gevolgen van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) 2023-I, is het bufferartikel gebruikt om de hogere uitgaven van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen deels op te vangen.

Verder is op artikel 5.4 een overboeking met het Ministerie van Financiën verwerkt. De begroting van Buitenlandse Zaken draagt ook bij aan de verwerking van de asieltegenvaller. Dit is eveneens op artikel 5.4 verwerkt. Om een bijdrage te leveren aan de ombuigingen op de BHOS-begroting is het betaalritme van de betalingen aan de Wereldbank voor de International Development Association gewijzigd. Dit zorgt voor lagere betalingen in 2023-2026 en een hogere betaling in 2027 De reeks loopt t/m 2029, waarbij in 2029 nog EUR 113,9 miljoen wordt overgeboekt naar de BHOS-begroting om de reeks budgetneutraal te maken.

Op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB) is het ODA-budget meerjarig naar boven bijgesteld. De positieve mutatie in 2024 na de concept-MEV was EUR 164,9 miljoen. Dit is grotendeels ingezet om Humanitaire Hulp (artikel 4.1) te ontzien van een ombuiging vanwege de gevolgen van de MPP 2023-I. Het restant van de mutatie wordt ingezet om de ombuiging op de overige BHOS-artikelen, evenals de bijdrage vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken, te dempen. De publicatie van de definitieve Macro Economische Verkenning van het CPB heeft daarna geleid tot een kleine positieve bijstelling van het ODA-budget (EUR 7,2 miljoen). Deze bijstelling is technisch verwerkt op het verdeelartikel 5.4.

Ontvangsten

De ontvangsten op artikel 5 betreffen restituties op ontwikkelingssamen-werkingsprogramma's die een lagere realisatie kennen dan oorspronkel ijk voorzien. Vanwege bevoorschotting komt het voor dat hierbij restsaldi ontstaan. Ook worden de ontvangsten met betrekking tot aflossingen op begrotingsleningen van de NIO op dit artikel verwerkt. Daarnaast worden koerswinsten, als deze zich voordoen, op dit artikel geregistreerd.

  • 6. 
    Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk

In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de ontwerpbegroting 2023 en de ontwerpbegroting 2024 en opmerkelijke verschillen nader toegelicht. De mutaties tot en met de eerste suppletoire begroting 2023 waaronder de hogere uitgaven voor eerstejaarsopvang asielzoekers zijn eerder in de eerste suppletoire begroting 2023 toegelicht. Als gevolg van hogere kosten voor eerstejaarsopvang asielzoekers neemt het BHOS-budget tot en 2026 af. Dit heeft tot gevolg dat het budget op diverse thema's is aangepast. De mutaties zijn in de begroting op artikel en subartikelniveau verwerkt.

 

Tabel 20 Uitgaven beleidsartikel 1 € 1000)

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (bedragen x

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Stand ontwerpbegroting 2023

 

639 664

603 396

623 919

680 654

690 871

 

Mutatie Nota van wijziging 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2023

 
  • 67 422
  • 48 433
  • 56 563
  • 37 369

11 108

 

Mutaties suppletoire begroting

             

prinsjesdag 2023

 

30 610

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

 

0

46 534

6 339

1 572

0

 

Stand ontwerpbegroting 2024

579 628

602 852

601 497

573 695

644 857

701 979

701 979

Naar aanleiding van de verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen heeft een herschikking binnen het ODA-budget plaatsgevonden. Door een hogere bezetting in het COA stijgt de asieltoerekening. Als gevolg van hogere uitgaven voor eerstejaarsopvang asielzoekers neemt het BHOS-budget tot en met 2026 af. Dit heeft tot gevolg dat het budget op diverse thema's is aangepast.

Bij de eerste suppletoire begroting 2023 is deze ombuiging technisch verdeeld over de beleidsartikelen. Met de ontwerpbegroting 2024 is vorm gegeven aan de inhoudelijke invulling van de ombuigingen.

 

Tabel 21 Ontvangsten beleidsartikel 1 x € 1000)

Duurzame economische ontwikkeling, handel

en investeringen (bedragen

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Stand ontwerpbegroting 2023

 

6 264

6 264

6 264

6 264

6 264

 

Mutatie Nota van wjziging 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2023

 

7 736

7 736

7 736

7 736

7 736

 

Mutaties suppletoire begroting prinsjesdag 2023

 

10 000

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2024

38 583

24 000

14 000

14 000

14 000

14 000

14 000

De ontvangsten op artikel 1 zijn toe te schrijven aan de hogere geraamde ontvangsten op het DTIF-instrument. De ontvangsten voor Dutch Good Growth Fund (DGGF) zijn verder naar verwachting hoger dan begroot.

Dit wordt onder andere veroorzaakt door hogere premieontvangsten en terugbetalingen op wisselfinancieringen voor DGGF

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Stand ontwerpbegroting 2023

 

913 510

950 469

1 121 397

1 156 882

1 143 882

 

Mutatie Nota van wijziging 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2023

 
  • 120 850
  • 94 098
  • 121 160
  • 76 223

0

 

Mutaties suppletoire begroting prinsjesdag 2023

 

75 348

2 082

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

 

0

47 391

  • 2 504
  • 3 026

0

 

Stand ontwerpbegroting 2024

816 870

868 008

905 844

997 733

1 077 633

1 143 882

1 143 882

Naar aanleiding van de verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen heeft een herschikking binnen het ODA-budget plaatsgevonden. Door een hogere bezetting in het COA stijgt de asieltoerekening. Als gevolg van hogere uitgaven voor eerstejaarsopvang asielzoekers neemt het BHOS-budget tot en met 2026 af. Dit heeft tot gevolg dat het budget op diverse thema's is aangepast.

Bij de eerste suppletoire begroting 2023 is deze ombuiging technisch verdeeld over de beleidsartikelen. Met de ontwerpbegroting 2024 is vorm gegeven aan de inhoudelijke invulling van de ombuigingen.

Tabel 23 Uitgaven beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Stand ontwerpbegroting 2023

 

849 037

855 626

882 979

892 979

897 979

 

Mutatie Nota van wjziging 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2023

 
  • 109 595
  • 85 282
  • 107 698
  • 67 733

0

 

Mutaties suppletoire begroting

             

prinsjesdag 2023

 

54 300

1 200

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

 

19 482

31 454

  • 21 602
  • 15 862

0

 

Stand ontwerpbegroting 2024

901 132

813 224

802 998

753 679

809 384

897 979

897 979

Naar aanleiding van de verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen heeft een herschikking binnen het ODA-budget plaatsgevonden. Door een hogere bezetting in het COA stijgt de asieltoerekening. Als gevolg van hogere uitgaven voor eerstejaarsopvang asielzoekers neemt het BHOS-budget tot en met 2026 af. Dit heeft tot gevolg dat het budget op diverse thema's is aangepast.

Bij de eerste suppletoire begroting 2023 is deze ombuiging technisch verdeeld over de beleidsartikelen. Met de ontwerpbegroting 2024 is vorm gegeven aan de inhoudelijke invulling van de ombuigingen.

 
 

2022    2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Stand ontwerpbegroting 2023

1 073 712

1 042 312

1 114 460

1 112 260

1 112 260

 

Mutatie Nota van wijziging 2023

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2023

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e incidentele suppletoire

           

begroting 2023

30 000

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2023

  • 140 706
  • 113 099
  • 141 026
  • 93 105

0

 

Mutaties suppletoire begroting

           

prinsjesdag 2023

78 706

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

82 952

70 628

46 146

0

 

Stand ontwerpbegroting 2024    943 326    1 041 712

1 012 165

1 044 062

1 065 301

1 112 260

1 112 260

Naar aanleiding van de verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen heeft een herschikking binnen het ODA-budget plaatsgevonden. Door een hogere bezetting in het COA stijgt de asieltoerekening. Als gevolg van hogere uitgaven voor eerstejaarsopvang asielzoekers neemt het BHOS-budget tot en met 2026 af. Dit heeft tot gevolg dat het budget op diverse thema's is aangepast.

Bij de eerste suppletoire begroting 2023 is deze ombuiging technisch verdeeld over de beleidsartikelen. Met de ontwerpbegroting 2024 is vorm gegeven aan de inhoudelijke invulling van de ombuigingen.

Tabel 25 Uitgaven beleidsartikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Stand ontwerpbegroting 2023

 

385 989

688 597

998 465

1 128 870

1 484 266

 

Mutatie Nota van wjziging 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e incidentele suppletoire begroting 2023

 

140 000

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2023

 
  • 112 995
  • 397 987
  • 704 826
  • 825 389
  • 4 896
 

Mutaties suppletoire begroting prinsjesdag 2023

 
  • 49 155

182 787

165 049

189 897

220 012

 

Nieuwe mutaties

 

0

  • 155 183
  • 7 889

6 497

  • 243 681
 

Stand ontwerpbegroting 2024

417 023

363 839

318 214

450 799

499 875

1 455 701

2 036 819

Naar aanleiding van de verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen heeft een herschikking binnen het ODA-budget plaatsgevonden. Door een hogere bezetting in het COA stijgt de asieltoerekening. Als gevolg van hogere uitgaven voor eerstejaarsopvang asielzoekers neemt het BHOS-budget tot en met 2026 af. Dit heeft tot gevolg dat het budget op diverse thema's is aangepast.

Bij de eerste suppletoire begroting 2023 is deze ombuiging technisch verdeeld over de beleidsartikelen. Met de ontwerpbegroting 2024 is vorm gegeven aan de inhoudelijke invulling van de ombuigingen.

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

 

Stand ontwerpbegroting 2023

 

43 866

42 330

37 908

32 888

28 834

 

Mutatie Nota van wijziging 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2023

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2023

 

1 222

1 485

1 218

1 366

1 814

 

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2024

62 344

45 088

43 815

39 126

34 254

30 648

28 806

De ontvangsten op artikel 5.20 zijn een bijstelling van de raming van de ontvangsten naar aanleiding van aflossingen van begrotingsleningen verstrekt door NIO.

Bijlage 2: Moties en toezeggingen

Tabel 27 Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

2-6-2022 Tweeminutendebat Raad Buitenlandse    Motie 21 501-02 nr. 2493 (gewijzigd) - Van    Aan voldaan per brief d.d. 21 juni 2022,

Zaken Handel d.d. 2 juni 2023    der Lee/Thijssen over uitstellen van de Joint Kamerstuk 21501-02-2504

Economic Dialogue met China

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

7-6-2022

9-6-2022

22-6-2022

8-7-2022

8-7-2022

8-7-2022

4-10-2022

4-10-2022

Tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022

Tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022

Tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022

Tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022

Tweeminutendebat Wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Gevolgen oorlog Oekraïne voor Nederlands bedrijfsleven d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Gevolgen oorlog Oekraïne voor Nederlands bedrjfsleven d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Gevolgen oorlog Oekraïne voor Nederlands bedrjfsleven d.d. 2 juni 2022

Tweeminutendebat Toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan d.d. 31 mei 2022

Tweeminutendebat Energieraad d.d.

22 juni 22

Tweeminutendebat Herstel en Wederopbouw Oekraïne d.d. 8 juli 2022

Tweeminutendebat Herstel en Wederopbouw Oekraïne d.d. 8 juli 2022

Tweeminutendebat Herstel en Wederopbouw Oekraïne d.d. 8 juli 2022

Motie 27 925 nr. 903 - Kuzu over het Afghaanse regime ervan doordringen dat meisjes weer moeten worden toegelaten op alle scholen

Motie 27 925 nr. 905 - Brekelmans c.s. over zich internationaal verzetten tegen erkenning van de taliban

Motie 27 925 nr. 906 - Piri/Van der Lee over een aanpak voor de bescherming van Afghaanse vluchtelingen in de regio Motie 27 925 nr. 908 - Hammelburg/

Boswijk over nog deze zomer een langetermijnstrategie voor Afghanistan aan de Kamer sturen

Motie 33 625 nr. 338 - Hammelburg c.s. over structureel investeren in pandemische paraatheid en de versterking van gezondheidssystemen wereldwijd Motie 33 625 nr. 339 - Van der Lee c.s. over afspraken over faciliteren van kennis- en technologieoverdracht bij een nieuwe pandemie

Motie 34 952 nr. 164 - Hammelburg over het centraal stellen van de OESO-richtlijnen voor imvo in de Afrikastrategie Motie 34 952 nr. 165 - Hammelburg over het Afrikaanse maatschappelijk middenveld een belangrjke rol geven bj de Afrikastrategie Motie 34 952 nr. 166 - Klink/Amhaouch over het bevorderen van duurzame voedselproductie in Afrika Motie 34 952 nr. 168 - Amhaouch/Klink over het in de Afrikastrategie opnemen van een intensievere handelsrelatie tussen Nederland en Afrika op agrarisch gebied

Motie 34 952 nr. 171 - Klink over het EU-importbeleid weer baseren op de beginselen van de WTO SPS Agreement

Motie 36 045 nr. 77 - Hammelburg c.s. over het inzetten van in Nederland aanwezige kennis en expertise voor herstelhulp

Motie 36 045 nr. 78 - Hammelburg over een concreet plan voor handels- en investeringsakkoorden met het oog op diversificatie van handelspartners Motie 36 045 nr. 82 - Amhaouch c.s. over het huidige financieringsinstrumentarium geschikt maken voor getroffen bedrjven als gevolg van de oorlog in Oekraïne

Motie 27 925 nr. 904 - Kuzu over een monitoringssysteem ontwikkelen voor de hulpverlening aan de Afghaanse bevolking Motie 21 501-33 nr. 940 - Teunissen c.s. over aansluiten bj de oproep van Spanje om in EU-verband uit het Energy Charter Treaty te stappen

Motie 36 045 nr. 98 - Hammelburg c.s. over met de Oekraïense autoriteiten de specifieke behoefte voor acuut herstel van vitale infrastructuur en graanuitvoer in kaart brengen

Motie 36 045 nr. 99 - Van der Lee/Thjssen over onderzoeken welke maatregelen in EU-verband kunnen worden genomen om speculatie op commodities tegen te gaan

Motie 36 045 nr. 100 - Thijssen/Van der Lee over financiële steun voor de wederopbouw van Oekraïne voor het overgrote deel uit additionele middelen financieren

Aan voldaan per brief d.d. 7 juli 2022, Kamerstuk 34954-177 "

Aan voldaan per brief d.d. 7 juli 2022, Kamerstuk 34954-177

In behandeling

Aan voldaan per brief d.d. 7 juli 2022, Kamerstuk 34954-177

Aan voldaan per brief d.d. 21 oktober 2022, Kamerstuk 36180-25

Aan voldaan per brief d.d. 21 oktober 2022, Kamerstuk 36180-25

Aan voldaan per brief d.d. 30 mei 2023, Kamerstuk 2023Z09575

Aan voldaan per brief d.d. 30 mei 2023, Kamerstuk 2023Z09575

Aan voldaan per brief d.d. 6 juli 2022, Kamerstuk 36045-105

Aan voldaan per brief d.d. 30 mei 2023, Kamerstuk 2023Z09575

Aan voldaan per brief door LNV d.d.

11 oktober 2022, Kamerstuk 21501-32-1468

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Aan voldaan per brief d.d. 24 juni 2022, Kamerstuk 36180-1

Motie overgenomen door EZK

Aan voldaan per brief d.d. 7 juli 2022, Kamerstuk 34952-177

Aan voldaan per brief d.d. 2 december 2022, Kamerstuk 21501-33-999

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Notaoverleg over de beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 september 2022

Notaoverleg over de beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.

TweecjMofemeêover-Saqlfifijavier^ö^3-2024,

structurele kennishub in combinatielanden

^iQ^y^brtëlïe^.d. 17 mei 2023, 76 Kamerstuk 36180-60

Motie 36 180 nr. 15 - Thijssen en Kröger over de beoogde doelstellingen borgen in toekomstige strategieën

In behandeling

Tabel 28 Door bewindslieden gedane toezeggingen

2-6-2022 Tweeminutendebat Wereldwijde    Toezegging R: in de Global Health strategie Aan voldaan per brief d.d. 21 oktober 2022,

aanpak Covid-19    nemen we mee hoe er om wordt gegaan met Kamerstuk 36180-25

eventuele vaccin-overschotten

7-6-2022 Algemene Europese Beschouwingen    EK Toezegging M om R te vragen om, zodra Aan voldaan per brief d.d. 23 november 2022,

er een oplossing is om voedsel uit Oekraïne Kamerstuk 36 200-V, A te krijgen, toe te lichten hoe deze oplossing eruit zien

7-6-2022 Vragenuur    Toezegging R om brief inzake noodhulp Aan voldaan per brief d.d. 17 juni 2022,

aan Suriname    Kamerstuk 20361-202

7-6-2022 Algemene Europese Beschouwingen

7-7-2022 Commissiedebat Herstel en Wederopbouw Oekraïne

7-7-2022 Commissiedebat Herstel en Wederopbouw Oekraïne

7-7-2022 Commissiedebat Herstel en Wederopbouw Oekraïne

7-7-2022 Commissiedebat Herstel en Wederopbouw Oekraïne

11-7-2022 EK-plenair debat CETA

22-9-2022 Algemene Politieke Beschouwingen

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

28-9-2022 Notaoverleg BHOS

T03441 - EK Toezegging M om R te verzoeken te Kamer te informeren over de bereikte oplossingen ten aanzien van de export van graan uit Oekraïne

Toezegging: R stuurt de Kamer een overzicht met wat Nederland en de EU-lidstaten in kind en in cash aan hulp, herstel en wederopbouw hebben gegeven en toegezegd aan Oekraïne Toezegging: R informeert de Kamer schriftelijk over de maatregelen die worden genomen om corruptie te voorkomen bj het herstel en de wederopbouw van Oekraïne

Toezegging: R kijkt naar de inzet van het BHOS-instrumentarium om risico's voor bedrijven die hulp aan Oekraïne willen bieden te verminderen Toezegging: R informeert de Kamer schriftelijk over de input van de landbouwraden in Afrika over het handelsperspectief van Nederland om voedselonzekerheid te reduceren EK - Toezegging R om in het BNC-fiche concreet zal worden ingegaan op de actiepunten die in het duurzaamheidshoofdstuk van deze mededeling staan

Toezegging MP om de Kamer te informeren over de stand van zaken inzake het politieke akkoord tussen de EU en Mercosur en inzake de gesprekken over Duurzaamheidsvoorwaarden

TZ202210-023/TZ202210-029 - Toezegging R om de Kamer nog voor de begrotingsbehandeling te informeren over de opties om MKB-fondsen en kernkapitaal zo optimaal mogelijk in elkaars verlengde te laten fungeren

TZ202210-024 - Toezegging R om de Grondstoffenstrategie zo mogelijk voor het eind van 2022 naar de Kamer te sturen TZ202210-025 - Toezegging R om de Afrikastrategie in het eerste kwartaal van 2023 aan de Kamer te sturen TZ202210-026 - Toezegging R om de Kamer zo snel mogelijk te informeren over de uitvoering van motie Karabulut over het niet afvaardigen van de delegatie naar het WK voetbal in Qatar

TZ202210-027 - Toezegging R dat de Internationale migratiestrategie voor het einde van het jaar aan de Kamer wordt gestuurd

TZ202210-028 - Toezegging R om de Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de uitkomst van het overleg over de SDG-toets TZ202210-029 - Toezegging R om de Kamer per brief te informeren over een vangnetregeling voor internationale klimaatinvesteringen van ondernemers TZ202210-030 - Toezegging R om in de Internationale Klimaatstrategie terug te komen op de vraag van het lid Kröger (GL) hoe de scope 3-emissie worden meegenomen in he IMVO-beleid en het

TweedlaRlamfer,avEZigavfiit'vioarb!?dl2i:3-l20i2.4,

TZ202210-031 - Toezegging R om in het Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling aandacht te zullen besteden aan de grondoorzaak voor crisis

Aan voldaan per brief d.d. 23 november 2022, Kamerstuk 36 200-V, A

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Aan voldaan per brief d.d. 27 september 2022, Kamerstuk 36045-113

Aan voldaan per brief d.d. 2 september 2022

Aan voldaan per brief d.d. 20 oktober 2022, Kamerstuk 31985-79

Aan voldaan per brief d.d. 31 oktober 2022, Kamerstuk 36180-28

Aan voldaan per brief d.d. 9 december 2022, Kamerstuk 32852-224

Aan voldaan per brief d.d. 30 mei 2023, Kamerstuk 29237-183

Aan voldaan per brief d.d. 19 oktober 2022, Kamerstuk 32735-359

In behandeling

Aan voldaan per brief d.d. 28 oktober 2022, Kamerstuk 36180-26

Aan voldaan per brief d.d. 31 oktober 2022, Kamerstuk 36180-28

Aan voldaan per brief d.d. 7 oktober 2022, Kamerstuk 31793-231

36 410 XVII, nr. 2    77

Aan voldaan per brief d.d. 25 november 2022, Kamerstuk 36180-29

19-10-2022 Commissiedebat Raad Buitenlandse    TZ202210-139 - Toezegging R om circulariteit Aan voldaan per brief d.d. 9 december 2022,

Zaken Handel    mee te nemen in de grondstoffenstrategie Kamerstuk 32852-224

Bijlage 3: Subsidieoverzicht

Bedragen zijn gebaseerd op de kasramingen per individuele verplichting geregistreerd in het managementinformatiesysteem per 1 juli 2023.

De toerekening van de geregistreerde subsidieverplichtingen aan de relevante subsidieregelingen is handmatig tot stand gekomen. Er wordt een voorbehoud gemaakt omtrent de juistheid en volledigheid van de gegevens opgenomen in onderstaand subsidieoverzicht.

 

Tabel 29 Subsidies (bedragen x

1.000 euro)1

           

Naam subsidieregeling (met hyperlink naar vindplaats)

Art    Betaald 2022

Kasraming

2023

Kasraming

2024

Kasraming

2025

Laatste evaluatie (jaartal + hyperlink vindplaats)

Volgende evaluatie

(jaartal)

Einddatum subsidie

(regeling jaartal)

Fonds Verantwoord

1.1 Ondernemen 2019-2022

1.143

388

211

0

 

2024

2023

Subsidieprogramma Fonds

1.1 Bestrijding Kinderarbeid

4.908

2.914

8.939

0

 

2024

2022

1.1 Subsidieregeling BZ 2006

9.796

11.769

5.658

1.932

2022

2027

2027

1.2 Dutch Trade and Investment Fund

0

17.000

17.786

0

 

2024

2023

1.2 Subsidieregeling BZ 2006

16.514

18.345

9.019

9.000

2022

2027

2027

1.3 DHI regeling

1.777

3.096

904

0

2023

 

2023

1.3 Dutch Good Growth Fund

10.043

18.000

59.834

0

2020

2027

2027

1.3 Dutch Trade and Investment Fund

0

1.000

0

0

 

2024

2023

Financiering ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten in

1.3 ontwikkelingslanden (DRIVE)

13.572

23.000

293.994

0

2020

2025

2027

FMO - IDF infrastructuurfonds voor

1.3 de MOL's

20.000

20.000

27.496

0

2018

2024

2028

Fonds Duurzaam Ondernemen

1.3 en Voedselzekerheid

1.367

167

775

0

 

2024

2021

Fonds Verantwoord

1.3 Ondernemen 2019-2022

3.124

3.619

5.847

0

 

2024

2022

1.3 PSD Apps

0

2.434

0

0

2017

2024

2014

1.3 Subsidieregeling BZ 2006

116.429

159.667

97.574

64.327

2022

2027

2027

 

0

0

0

0

     
 

0

0

0

0

     

Driving Nutrition Impact through

2.1 ImplEmenting NaTional PolicieS

15.005

26.804

11.629

6.234

 

2026

2022

2.1 Drylands Soudan-Sahel Program

4.446

12.738

9.923

6.548

 

2024

2030

Fonds Duurzaam Ondernemen

2.1 en Voedselzekerheid

8.760

6.122

1.366

0

 

2024

2021

2.1 Subsidieregeling BZ 2006

94.869

112.372

98.056

59.960

2022

2027

2027

2.2 Fonds Duurzaam Water

5.564

8.053

8.443

4.500

2020

 

2020

2.2 Subsidieregeling BZ 2006

51.204

56.118

61.624

27.481

2022

2027

2027

2.3 Access to Energy Fund (AEF)

5.000

10.000

0

0

2018

2024

2022

2.3 Subsidieregeling BZ 2006

93.702

69.868

33.849

25.615

2022

2027

2027

 

0

0

0

0

     
 

0

0

0

0

     

Fonds Bestrijding Seksuele

3.1 Uitbuiting Kinderen

0

4.962

4.968

4.919

   

2025

3.1 SRGR Partnerschap Fonds 2021-2025

79.412

50.120

68.718

36.387

 

2024

2025

3.1 Subsidieregeling BZ 2006

109.203

115.780

103.218

107.802

2022

2027

2027

3.2 Leading from the South

16.022

34.869

11.374

150

2022

 

2025

3.2 Power of Women

11.722

19.592

11.320

530

 

2024

2025

3.2 Subsidieregeling BZ 2006

763

1.081

902

515

2022

2027

2027

3.2 Women, Peace and Security

10.893

8.708

5.574

348

2021

 

2025

3.3 NGO's Corona crisis

0

14

0

0

   

2025

Art

Naam subsidieregeling (met hyperlink naar vindplaats)

Betaald 2022

Kasraming

2023

Kasraming

2024

Kasraming

2025

Laatste evaluatie (jaartal + hyperlink vindplaats)

Volgende evaluatie

(jaartal)

Einddatum subsidie

(regeling jaartal)

3.3

Power of Voices Partnerschappen

173.970

187.823

182.639

125.019

 

2024

2025

3.3

Strategische Partnerschappen pleiten en beïnvloeden

0

489

0

0

2023

 

2020

3.3

Subsidieregeling BZ 2006

4.746

3.928

3.533

2.450

2022

2027

2027

3.4

Subsidieregeling BZ 2006

1.425

1.725

1.425

1.425

2022

2027

2027

   

0

0

0

0

     
   

0

0

0

0

     

4.1

Humanitaire hulp 2022-2026

112.584

115.170

106.817

106.997

2023

 

2027

4.1

Noodhulp Nederlandse

NGO's 2018-2021

0

884

0

0

2023

 

2021

4.1

Subsidieregeling BZ 2006

9.539

15.623

3.501

303

2022

2027

2027

4.2

Migratie en Ontwikkeling 2019-2022

4.101

3.045

17

0

2023

n.v.t.

2023

4.2

Subsidieregeling BZ 2006

0

720

0

0

2022

2027

2027

4.3

Adressing Root Causes

0

338

0

183

2023

 

2021

4.3

Subsidieregeling BZ 2006

53.486

62.577

45.390

31.514

2022

2027

2027

   

0

0

0

0

     
   

0

0

0

0

     

5.1

Subsidieregeling BZ 2006

411

153

92

36

2022

2027

2027

5.2

Subsidieregeling BZ 2006

7.102

7.447

2.596

1.345

2022

2027

2027

   

0

0

0

0

     
   

0

0

0

0

     
 

Totaal Subsidieregelingen

1.072.603

1.218.521

1.305.012

625.521

     

1 De subsidieregeling NGO's Corona crisis is een regeling die is ingezet om budget binnen bestaande subsidieovereenkomsten te heralloceren voor de aanpak van de Corona crisis. De evaluatie van deze geheralloceerde budgetten gebeurt binnen de evaluaties van de afzonderlijke subsidieovereenkomsten.

Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

 

Tabel 30 Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

Thema

Subthema

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel(en)

Bijdragen aan het structurele internationale verdienvermogen van Nederland

Alle subthema's

Periodieke rapportage

2028

Periodieke rapportage voor het thema

BHOS art 1.1, 1.2

 

Bijdrage handelsinstrumentarium aan

Onderzoek

2024

Onderzoek digitale verdienkansen

1.2

 

internationaal verdienvermogen

Effectenonderzoek

2025

Evaluatie vergroening    1.2

handelsinstrumentarium

 

Bijdrage financierings-instrumentarium aan internationaal verdienvermogen

Onderzoek

2024

Onderzoek internationale    1.2

concurrentiekracht 1.2 financieringsinstrumentarium

 

Bijdrage beleid aan een duurzaam handels- en investeringssysteem en MVO

Effectenonderzoek

2027

Effectenonderzoek handels- en investeringsbeleid met speciale aandacht klimaattransitie, impact op OS-landen en diversificatie handelsstromen

1.1

   

Beleidsevaluatie

2027

Evaluatie

IMVO beleid

1.1

Private Sector Development ten behoeve van waardig werk en economische groei

Alle subthema's

Periodieke

Rapportage

2029

Periodieke rapportage voor het thema

BHOS art 1.3, deel 1.1

 

Versterking ondernemingsklimaat

Effectenonderzoek

DRIVE

2024

Inzicht in de impact en uitvoering van

het    1.3

infrastructuurprogramma inclusief aanbevelingen

   

Mid-term evaluatie VMP CNV en

FNV, Agriterra

2025

Inzicht in de implementatie en tussentijdse resultaten

1.3

   

Ex post effectevaluatie

LEAD

2025

Inzicht in de lange-termijn effecten van 13 jeugdwerkgelegenhei1d.3 programma's

   

Effectenonderzoek

PADEO

op landenniveau

2026

Inzicht in productiviteitsgroei van lokaal mkb en invloed van de    1.3

directe versterking mkb op het lokale ondernemingsklimaat

 

Handel voor ontwikkeling

End term evaluatie: Practice for Change - Solidaridad

2024

Inzicht of en zo ja hoe het verduurzamen van handel bijdraagt aan de toename van handel, en vice versa; en inzicht in de trade-offs tussen beide doelstellingen

1.3

   

Mid-term evaluatie IDH, Solidaridad

2024, 2027

Inzicht in de implementatie en tussentijdse resultaten

1.3

 

Financiële sector ontwikkeling

Onderzoek

2025

CGAP - onderzoek naar barrières voor financiële inclusie in fragiele staten

1.3

   

Impactevaluatie

MASSIF

2026

Inzicht in de implementatie en effecten van de nieuwe strategie van MASSIF

1.3

 

TweedeDSaUcG^adejiKir 2023-Growth Fund

Inzicht in de

-2024,n36>e440 XVJsjenr. 23    80

ontwikkeling binnen 1.3

DGGF spoor 2

Beleidscoherentie en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Alle subthema's

Periodieke

Rapportage

2024

Periodieke rapportage voor het thema

Doelstellingen van

BHOS art 2.

Beleid breder.

Nadere uitwerking

Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn beleidsdirecties zelf verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van regulier ex ante onderzoek, midterm reviews en methodologisch minder complexe ex post evaluaties.

Ex ante onderzoek betreft in de regel geen grote, aanbestede studies en rapporten voor het parlement, maar kleinere onderzoeksanalyses, waarmee directies flexibel, inspelend op de actualiteit en beschikbare kennis het beleid kunnen (bij)sturen. Dergel ijke analyses kunnen in beperkte mate jaren vooruit gepland worden. Directies laten ook regelmatig midterm reviews en ex durante studies uitvoeren in de vorm van reguliere rapportages aan het parlement, zoals de Resultatenrapportage Ontwikkelingssamenwerking.

In de regel is bij Buitenlandse Zaken de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie IOB verantwoordelijk voor het verrichten van de methodologisch complexere ex post evaluaties en omvangrijke syntheses-tudies, waaronder ook de periodieke rapportages. Beleidsdirecties en IOB overleggen welke strategische vragen daarbij relevant zijn in aanvulling op de voorwaarden waaraan de periodieke rapportage moet voldoen.

Het uitgangspunt van deze overleggen is (1) optimaal eigenaarschap van de directies over de onderbouwing van en verantwoording over het beleid en de uitvoering en tegelijkertijd (2) borging van de onafhankelijke werkwijze en inhoudelijke oordeelsvorming van IOB tijdens het onderzoekproces. Zowel tijdens de voorbereiding als de uitvoering van het evaluatieonderzoek is er op belangrijke momenten interactie met relevante betrokken partijen. Dit betreft de fasen van het opstellen van startnotities, het bepalen van de voorlopige centrale vraagstelling en de Terms of Reference en de tussentijdse conceptteksten van het onderzoek in de speciaal voor elke evaluatie samen te stellen referentiegroep. Deze laatste bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken (beleids-)directies, (veelal wetenschappelijke) externe, onafhankelijke deskundigen en IOB-onderzoekers. De laatste jaren is het de praktijk om de referentiegroepen voor complexere evaluaties breed samen te stellen. Ook wordt steeds vaker een bredere groep stakeholders daarbuiten geconsulteerd en bj het evaluatieproces betrokken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert verschillende manieren om in haar inzicht- en kennisbehoeften te voldoen. Naast de evaluaties door IOB en de directies zelf, wordt er regelmatig nauw samengewerkt met externe kennisinstellingen om beleidsonderzoek uit laten voeren. Voor deze meerjarige onderzoeksprogramma's wordt zowel direct samengewerkt met universiteiten en denktanks, zoals Clingendael en Wageningen University & Research, maar ook indirect, via NWO en zogenaamde kennisplatforms. Daarnaast voorziet het Ministerie in haar leerbehoefte door advies in te winnen bij de adviesraden die aan het Ministerie gekoppeld zijn, te weten de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De Eerste en Twee Kamer wordt separaat ingelicht over de (meerjarige) werkprogramma's van deze adviesraden.

Voor veel van de subthema's die in de Strategische Evaluatie Agenda voor BHOS worden beschreven, zijn in de afgelopen jaren zogenaamde 'Theories of Change' opgesteld. Daarin wordt de beleidstheorie per thema beschreven. Deze Theories of Change zijn in 2018 gepubliceerd op Theory of Change Ontwikkelingssamenwerking | Publicatie | Rjksoverheid.nl. De

Theories of Changes worden regelmatig herzien op basis van opgedane inzichten, zie bijvoorbeeld Theory of Change - Private Sector Ontwikkeling (oktober 2022) | Publicatie | Rjksoverheid.nl.

Thema: Bijdragen aan het structurele internationale verdienvermogen van Nederland (SDG's 8,9,12)

Doel van dit thema is het bjdragen aan het succesvol opereren van het internationaal opererende Nederlandse bedrjfsleven door gerichte ondersteuning van bedrjven en door het verbeteren van het internationaal handelsverkeer.

Het thema sluit goed aan op de missie van Directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB) die gericht is op «het bevorderen van een sterke Nederlandse concurrentiepositie, een open wereldeconomie en duurzame globalisering».

Het beleidsthema is ingedeeld in de volgende subthema's:

  • Bjdrage handelsinstrumentarium aan internationaal verdienvermogen
  • Bjdrage financieringsinstrumentarium aan internationaal verdienver-mogen
  • Bjdrage beleid aan een duurzaam handels- en investeringssysteem en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)

Toelichting inzichtbehoefte en onderzoeksagenda De inzichtbehoefte richt zich op de volgende vragen:

  • In hoeverre is de beleidsinzet (activiteiten, instrumenten en capaciteit) op het gebied van internationaal ondernemen effectief en efficiënt in het stimuleren en ondersteunen van duurzaam internationaal ondernemen?
  • In hoeverre draagt onze beleidsinzet bij aan versterking van het internationaal verdienvermogen van Nederland, nu en in de toekomst (denk ook aan de digitaliserings- en duurzaamheidstransities)?

Deze kennisvragen worden mede beantwoord door de CBS internationali-seringsmonitoren (elk kwartaal) en de jaarl jkse CBS-publicatie Nederland Handelsland. Daarnaast voert CBS ook een jaarl jks onderzoeksprogramma uit op het gebied van internationale handel (DGBEB-breed). Ook de monitoring door RVO van de trends, resultaten en impact van het door RVO uitgevoerde handelsinstrumentarium draagt bij aan onze kennisbehoefte.

Thema: Private Sector Development ten behoeve van waardig werk en economische groei (SDG 8)

Private sector ontwikkeling richt zich op het behalen van de doelstellingen van SDG 8: waardig werk en duurzame economische groei. Nederland focust daarbij op het micro-, midden- en kleinbedrijf (mkb), omdat is aangewezen dat vooral het mkb (inclusief micro-bedrjven en de informele sector) bijdraagt aan waardig werk en aan duurzame economische groei. Het uiteindel jke doel is de vermindering van armoede en ongel jkheid, met name onder vrouwen en jongeren7.

Het mkb wordt via drie aanpakken in portfolio's ondersteund en deze aanpakken komen in de SEA terug als subthema's. Dit zijn:

  • 1. 
    het ontwikkelen van een goed ondernemingsklimaat in een aantal focuslanden, waardoor het lokale mkb beter kan ondernemen.
  • 2. 
    het bevorderen van meer en betere handel voor ontwikkeling, waardoor het mkb meer kan handelen en kan werken aan duurzame productie en handel.
  • 3. 
    het versterken van de financiële sector, zodat het mkb beter in staat wordt gesteld om veilig te sparen en te investeren.

Het beleid voor private sector ontwikkeling betreft het volledige budget op begrotingsartikel 1.3 en een deelbudget op artikel 1.1 waar de programma's gericht op de bestrijding van kinderarbeid uit gefinancierd worden. De meerjarige strategie voor private sector ontwikkeling loopt tot en met 2030, het jaar waarin de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's) moeten worden gehaald. De looptijd van deze SEA is daarop afgestemd en de periodieke rapportage van deze SEA wordt in 2029 afgerond. De geleerde lessen uit deze rapportage kunnen dan gebruikt worden voor het aanscherpen van de strategie in 2030.

Subthema Versterking ondernemingsklimaat

Binnen dit subthema ligt de nadruk op het versterken van het ondernemingsklimaat en het mkb in focuslanden. Een sterk lokaal ondernemingsklimaat zorgt ervoor dat het mkb kan groeien en dat er meer en betere werkgelegenheid ontstaat. We streven naar systeemveranderingen in het ondernemingsklimaat door te investeren in fundamentele veranderingen, die beïnvloeden hoe het gehele ecosysteem van private sector actoren, regelgeving, infrastructuur en diensten functioneert.

Interventies richten zich daarom enerzijds op het ondernemingsklimaat door verbetering van lokale wet- en regelgeving, versterking van economische instituties en goede fysieke en digitale infrastructuur. Dit draagt bij aan betere (financiële) dienstverlening voor het mkb en is gerelateerd aan de inzet op het subthema Versterking financiële sector. Anderzijds steunen we programma's die diensten rechtstreeks verlenen aan het mkb, bijvoorbeeld via training en financiering met de nadruk op het creëren van duurzame werkgelegenheid voor jongeren en vrouwen. In een tiental pilotlanden wordt met een geïntegreerde aanpak geëxperimenteerd onder de noemer 'programmatische aanpak voor duurzame economische ontwikkeling' (PADEO).

Interventies richten zich daarom enerzijds op het ondernemingsklimaat door verbetering van lokale wet- en regelgeving, versterking van economische instituties en goede fysieke en digitale infrastructuur. Dit draagt bij aan betere (financiële) dienstverlening voor het mkb. Anderzijds steunen we programma's die diensten rechtstreeks verlenen aan het mkb, bijvoorbeeld via training en financiering met de nadruk op het creëren van duurzame werkgelegenheid voor jongeren en vrouwen. In een tiental pilotlanden wordt met deze geïntegreerde aanpak geëxperimenteerd onder de noemer 'programmatische aanpak voor duurzame economische ontwikkeling' (PADEO).

Inzichtbehoefte

De beschikbare kennis over dit subthema is groot en varieert van wetenschappelijke literatuur tot aan de kennis die wordt opgedaan via programma-evaluaties.8 De inzichtenbehoefte is daarom gericht op landen-niveau. Gezien de keuze om in een select aantal landen gefocust te werken, is er behoefte aan meer inzicht in hoe en onder welke voorwaarden kan worden bijgedragen aan de versterking van het ondernemingsklimaat in deze landen. Daarbij wordt specifiek gekeken naar de voorwaarden voor productiviteitsgroei bij het lokale mkb. Welke kennis is benodigd, in welke sectoren is dit opportuun en wat voor type interventies zijn effectief? Een andere centrale vraag is hoe het direct versterken van het lokale mkb bij kan dragen aan het versterken van het ondernemingsklimaat. Deze leervragen worden in de eerste plaats meegenomen in evaluaties voor de PADEO-pilotlanden.

Een andere inzichtenbehoefte binnen dit subthema betreft jeugdwerkge-legenheid. Op het gebied van jeugdwerkgelegenheid zijn de afgelopen jaren al veel inzichten opgedaan. In opdracht van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) heeft de ILO in 2022 een 'systematische literatuurstudie' uitgevoerd naar de ontwikkelingsimpact van arbeidsmarkt-programma's op jongeren. Dit onderzoek bevestigt eerdere constateringen, o.a. van de beleidsdoorlichting van artikel 1 door de IOB, namelijk dat er behoefte is aan meer inzicht in de langetermijneffecten van werkgelegenheidsprogramma's. Dit zijn effecten die enkele jaren na afloop van de interventie nog waarneembaar zijn. Een andere inzichtenbehoefte voor jeugdwerkgelegenheid concentreert zich op hoe de bestaande programma's ingericht kunnen worden om resultaten op te schalen. Op dit moment zijn diverse evaluaties van jeugdwerkgelegenheidsprogramma's nog in uitvoering en deze zullen naar verwachting ook inzicht geven op deze vragen. De inzichten uit deze evaluaties worden opgenomen bij de volgende strategische evaluatie agenda en beïnvloeden de inzichtenbehoefte van de geplande ex post evaluatie van het LEAD programma.

Toelichting onderzoeksagenda

Op basis van de lokale inzichtenbehoefte van de PADEO pilotlanden, zal in de periode 2023-2026 onderzoek gedaan worden naar de twee centrale inzichtenbehoeften binnen dit subthema. Dit betreft de effectiviteit van de interventies die bijdragen aan productiviteitsgroei bij lokaal mkb en de invloed van het versterken van het lokale mkb op het ontwikkelen van het lokale ondernemingsklimaat. In samenwerking met de betreffende ambassades en de RVO, zal het onderzoek in 2023 worden vormgegeven en worden de eerste resultaten in 2026 verwacht.

In 2025 zal er een ex post evaluatie plaatsvinden van het LEAD-programma waarin onderzoek wordt gedaan naar de lange termijn effecten op jeugdwerkgelegenheid en hoe interventies functioneren in een specifieke context.

Ten slotte zullen er in 2025 tussentijdse evaluaties worden opgeleverd voor het vakbondsmedefinancieringsprogramma dat wordt uitgevoerd door FNV Mondiaal en CNV Internationaal en het New Decade for Cooperative Agri Development programma dat wordt uitgevoerd door Agriterra. Het doel van deze evaluaties is om inzicht te krijgen in de relevantie, coherentie, en de tussentijdse resultaten van de programma's, wat bijdraagt aan verdere besluitvorming over en het vormgeven van deze partnerschappen.

Subthema: Handel voor ontwikkeling

Binnen dit subthema ligt de focus op de verbetering van markt- en handelssystemen, om zo de internationale handelskansen voor ontwikkelingslanden en stakeholders daar te vergroten en regionale markten te versterken. Daarnaast zetten we in op het verbeteren van inkomens en uitbannen van kinderarbeid door het verhogen van de internationale vraag naar, en aanbod van duurzame producten in waardeketens.

Inzichtbehoefte

In de beleidsdoorlichting van artikel 1 en de IOB-evaluatie Partners in Ontwikkeling wordt een gedifferentieerde aanpak aanbevolen om het bedrijfsleven te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking. Er is behoefte aan meer inzicht in welke type bedrijven, in welke sectoren aan maximale ontwikkelingsimpact kunnen bijdragen.

Binnen handel voor ontwikkeling wordt zowel ingezet op het vergroten en verduurzamen van de handelsstromen, o.a. door het verhogen van duurzame standaarden. Er is veel onderzoek gedaan naar wat voor type interventies bijdragen aan een toename van handel. Dit zijn met name programma's die zich richten op handelsfacilitatie. Deze dragen positief bij aan de toename van handelsstromen door het verminderen van transactiekosten voor handel. Van deze interventies stelt de IOB in de 'Better ways of trading-evaluatie' dat dit substantieel kan bijdragen aan de toename van handel. De inzichtenbehoefte concentreert zich dan ook op de relatie tussen de toename van handel en verduurzaming ervan. Bij verduurzaming van de handelsstromen valt te denken aan het verbeteren van economische en sociale aspecten rondom handel en het vergroenen en inclusief maken van handelsstromen. De impactevaluatie van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) tussen 2016 en 2020, laat zien dat publiek-private samenwerking, waarbij coalities worden gesmeed tussen bedrijven, overheden en gemeenschappen, effectief b ijdraagt aan de verduurzaming van waarde-ketens(/handel). Interventies op wereldwijde schaal die zowel de vraag- als aanbodzijde betrekken, waarbij systematisch wordt ingezet op relevantie, coherentie (opschalen en versnellen) en innovatie, dragen positief bij aan sectortransformatie. Zoals ook door de Wereldbank (2019) wordt gesignaleerd, bestaat een spanningsveld tussen het beogen van meer en duurzame handel, waarbij het niet altijd evident is dat toename van handel leidt tot verduurzaming van productie en vice versa. Er is behoefte aan inzicht in de trade-offs die optreden bij het werken aan deze doelstellingen en onder welke voorwaarden deze gemitigeerd kunnen worden. Belangrijk is daarbij inzicht in hoe verhoging van duurzame standaarden bijdraagt aan ontwikkelingsimpact en kwetsbare groepen, en juist niet uitsluit van handel met Europa.

Toelichting onderzoeksagenda

De onderzoeken naar het betrekken van het (Nederlandse) bedrijfsleven bij het behalen van de SDG's zullen gebundeld worden met kennisvragen uit andere subthema's voor private sector ontwikkeling en gezamenlijk worden opgepakt. Deze thematiek heeft raakvlakken met het subthema 'versterking ondernemingsklimaat' en is verweven met de onderzoeksagenda die is opgesteld voor het combibeleid hulp en handel. Binnen het subthema 'handel voor ontwikkeling' worden deze onderzoeken dus niet geagendeerd.

In deze onderzoeksagenda ligt in 2023 en 2024 de nadruk op het inventariseren van kennis rondom het vergroten van de handelsstromen en het verduurzamen van de handelsstromen en de trade-offs die hierbij optreden. Deze onderwerpen zullen in samenwerking met belangrijke uitvoerders en kennispartners worden geagendeerd en onderzocht, waarna kennis en inzichten zullen worden uitgewisseld. De uitkomst van dit proces bepaalt mede of deze thema's in de komende jaren verder worden uitgewerkt in de SEA. Op het moment van het schrijven van de strategische evaluatie agenda zijn de resultaten van dit proces nog niet bekend, de belangrijkste eerste inzichten zullen meegenomen worden in de volgende strategische evaluatie agenda.

Er zullen verschillende evaluaties van 'handel voor ontwikkelingsprogramma's' worden uitgevoerd, die bijdragen aan inzicht op de genoemde onderwerpen. Dit betreft onder andere het Practice for Change programma (2024). Deze evaluatie zal meer inzicht bieden in elementen die bijdragen aan zowel het vergroten als het verduurzamen van de handelsstromen. Daarbij worden de belangrijkste kennis en inzichten geïnventariseerd rondom de trade-offs tussen het verhogen van standaarden en duurzame economische ontwikkeling en hoe die kunnen worden geminimaliseerd.

Ten slotte zullen er tussentijdse evaluaties worden opgeleverd voor het programma Catalyzing Private Sector Solutions for the SDG's (2024) dat wordt uitgevoerd door het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en het Pathways to Prosperity programma (2027) dat wordt uitgevoerd door Solidaridad. Het doel van deze evaluaties is om inzicht te krijgen in de relevantie, coherentie en tussentijdse resultaten van de programma's, wat bijdraagt aan verdere besluitvorming over en het vormgeven van deze partnerschappen.

Subthema Versterking financiële sector

Binnen dit subthema ligt de nadruk op het versterken van de financiële sector in ontwikkelingslanden. Voor veel kleine en middelgrote ondernemers is er een zeer beperkte toegang tot financiële diensten, namelijk sparen, kredieten, verzekeringen, hypotheken en lease producten. Onvoldoende toegang van deze ondernemers tot financiële dienstverlening is een belangrijke rem op economische ontwikkeling met als gevolg dat lage inkomensgroepen vast blijven zitten in een armoedesituatie.

Inzichtbehoefte

Er is veel literatuur beschikbaar waarin wordt aangetoond dat de toegang tot financiële diensten bijdraagt aan de inkomensgroei van mkb-ondernemers en aan vermindering van armoede en ongelijkheid. Zo wordt in de MASSIF evidence map aangetoond dat ondernemingen groeien als ze meer toegang tot krediet krijgen. Er is ook veel literatuur beschikbaar waarin wordt aangetoond dat mkb-ondernemers, in het bijzonder vrouwel ijke ondernemers en ondernemers in rurale gebieden, obstakels ondervinden bij de toegang tot financiële diensten. Zie bijvoorbeeld de literatuur synthese rondom het Women in Rural and Agricultural Livelihoods (WIRAL) programma van de Consultative Group to Assist the Poor (CGAP).

De inzichtenbehoefte binnen dit subthema is dat we willen we weten hoe we onze uitvoerders/partners gerichter kunnen laten investeren, zodat een onderneming daadwerkelijk bijdraagt aan meer werkgelegenheid en minder armoede voor achtergestelde groepen. Hierbij valt onder meer te denken aan welk type investeringen (gift, lening of combinatie van beiden) er nodig zijn en welke mate van revolverendheid daarbij hoort.

Toelichting onderzoeksagenda

Om aan bovengenoemde inzichtenbehoefte te voldoen wordt nauw samengewerkt met belangrijke partners, omdat zij dezelfde inzichtenbehoefte hebben. Aan de hand van studies en evaluaties proberen deze organisaties hun interventies te verbeteren. Zo zullen het Dutch Good Growth Fund spoor 2 (2027) en MASSIF (2026) een impact evaluatie doen. Bij de Dutch Good Growth Fund spoor 2 zal het nieuwe concept 'inclusieve ontwikkeling' geëvalueerd worden. De vorige evaluatie beval aan om meer op de meest kwetsbaren te focussen, wat tot meer ontwikkelingsimpact moet leiden. Bij MASSIF wordt de 'Next Frontier 2017-2026 strategie en bijbehorende Theory of Change (ToC) geëvalueerd. MASSIF ging zich risicovoller opstellen in die strategie en in de nieuwe ToC werd de interventiestrategie voor o.a. vrouwen, plattelandsbewoners en ondernemingen in fragiele staten aangescherpt. Ook komt in 2023 een studie van MASSIF uit die relevant is voor alle programma's die met het mkb werken: creëren mkb bedrijven daadwerkelijk meer (hoge kwaliteit) banen dan grote bedrijven?

Verder worden kennisinstituties ondersteund die kennisoverdracht tussen partners onderling bevorderen. Zo rondt CGAP in 2025 een onderzoek af naar de barrières voor financiële inclusie in fragiele staten, waar armoede zich steeds meer concentreert. We onderzoeken hoe we de inzichten en kennis van kennisinstellingen zoals UNCDF en CGAP beter kunnen verbinden aan onze uitvoerende partners zoals bijvoorbeeld FMO, zodat ze deze kennis en inzichten kunnen gebruiken voor het vergroten van de effectiviteit van hun programma's en activiteiten. Daarnaast zal in samenwerking met diverse betrokken partijen, in 2023 een studie gedaan worden over verschillende (beschikbare/niet-beschikbare) vormen van financiële inclusie voor cacaoboeren in Ghana en Ivoorkust. Speciale aandacht zal er zijn voor zogenaamde «ketenfinanciering» (financiering van boeren door grote spelers in de waardeketen, bijvoorbeeld multinationals) en de voorwaarden waaraan deze vorm van financiering ten minste moet voldoen om de positie van de boer daadwerkelijk te versterken.

Thema: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (SDG 2, 6, 7)

In de tweede helft van 2023 en de eerste helft van 2024 worden de twee Periodieke Rapportages afgerond die antwoord zullen geven op een aantal kennis- en inzichtvragen binnen BHOS Artikel 2 zoals die in voorgaande jaren zijn geformuleerd. De eerste PR zal lering trekken uit de uitvoering van het Nederlands klimaatbeleid in Ontwikkelingslanden tussen 2016 en 2021. De tweede PR binnen dit beleidsartikel trekt conclusies over de coherentie van Nederlandse interventies en de effecten daarvan op het gebied voedselzekerheid, water en klimaat, zowel binnen het eigen beleid als in de lokale context, in diezelfde periode.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt aan duurzame ontwikkeling om, in ontwikkelingslanden, armoede te verminderen en (klimaat)weerbaarheid te vergroten. Specifiek zet de minister hierbij in op het verbeteren van landbouwproductie en voedselzekerheid (BHOS artikel 2.1); het verbeteren van waterbeheer, drinkwater en sanitatie (BHOS artikel 2.2); het verbeteren van toegang tot schone energie, bos- en grondstoffenbeheer - en van het klimaat in het algemeen (BHOS artikel 2.3).

Het beleid op deze onderwerpen staat beschreven in verschillende, (sub)thema-specifieke, strategieën zoals de internationale klimaatstrategie (IKS); de gemene deler van deze strategieën is het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen. Ongeacht het inhoudelijke onderwerp, werkt de minister onder dit thema steeds aan duurzame toegang tot basisvoorzieningen zoals WASH, schone energie en een voedzaam dieet enerzijds en aan duurzame productie van die basisvoorzieningen, inclusief de bescherming van (bron-)ecosystemen als stroomgebieden, bossen en landbouwgronden, anderzijds. De beleidsdoelstellingen die de minister hanteert zijn gekoppeld aan de Sustainable Development Goals (SDG's - 2, 6, 7, 13, 15) en, net als de SDG's, geformuleerd tot 2030.

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) van 2024 richt zich op de inzichtbe-hoeften en onderzoeksagenda tot aan 2030 - en beoogt kennis en inzichten te genereren die gebruikt kunnen worden op het moment dat de nieuwe beleidsdoelstellingen, voor de periode na 2030, geformuleerd gaan worden.

Inzichtbehoefte voor het thema

Het beleid op het thema 'Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat' is veelzijdig. Dat biedt kansen maar ook risico's, het kan respectievelijk systeem-brede oplossingen maar ook versnippering faciliteren.

De doeltreffendheid en effectiviteit van individuele interventies binnen de verschillende portfolio's wordt op reguliere wijze geëvalueerd. De deelstudies die in deze SEA tussen 2024 en 2029 gepland staan beogen overkoepelende inzichten op portfolio- en themaniveau te genereren.

De belangrijkste vraag, waar ieder van de vijf deelstudies een antwoord op zal formuleren, is of en hoe de optelsom van individuele interventies en activiteiten succesvol is geweest in het bereiken van de portfolio-beleids-doelstellingen. Inzicht in de relevantie en de duurzaamheid (zowel groen als bestendig) van, de resultaten van, het uitgevoerde beleid per portfolio is belangrijke input om de kwaliteit van de inzet te kunnen waarderen. Inzicht in de meerwaarde van samenwerken met het bedrijfsleven of van investeren in systeemversterking is belangrijk om de efficiëntie van de investeringen te kunnen waarderen.

De Periodieke Rapportage in 2028 zal in een synthese van de vijf deelstudies antwoord kunnen geven op de vraag in welke mate en langs welke wegen Nederland erin slaagt om, binnen de ecologische grenzen, de productie van en toegang tot basisvoorzieningen te verbeteren - ook voor de allerarmsten en ook na 2030.

Toelichting onderzoeksagenda voor het thema

Deze SEA-periode zal eind 2028 afgesloten worden. Omdat de huidige beleidsdoelstellingen en de SDG's geformuleerd zijn tot aan 2030, is 2028 een goed moment om de balans op te maken en conclusies te trekken uit geleerde lessen van de afgelopen jaren in een Periodieke Rapportage.

Met de in de tabel genoemde deelstudies wordt het beleid van de minister geëvalueerd binnen de bestaande thematische kaders. Door de parallelle planning ontstaat de mogelijkheid om:

  • In 2025 geleerde lessen over WASH te beschouwen in samenhang met de tussentijdse bevindingen over Voeding en Toegang tot Energie
  • In 2026 geleerde lessen over Productie en Productiviteit, Partnerschappen, Financieringsvormen etc. voor Water (tussentijds uit IWRM), Voedselzekerheid en Energie met elkaar te vergelijken
  • In 2027 geleerde lessen over stroomgebied beheer, landgebruik, bossen en biodiversiteit in samenhang met elkaar te beschouwen.

Door dit inzicht in de parallellen tussen portfolio's van de subthema's, kan er thema-breed met meer synergie gewerkt worden en wordt het uitwisselen van kennis en ervaring tussen de subthema's eenvoudiger.

Thema: Sociale vooruitgang (SDG 3,5,8)

Het Nederlandse beleid onder het thema Sociale vooruitgang beoogt menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling. Er zijn vier subthema's: mondiale gezondheid en seksuele reproductieve gezondheid en rechten; Vrouwenrechten en gendergelijkheid; maatschappelijk middenveld en onderwijs.

Subthema Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

Het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids.

Subthema Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid.

Subthema Maatschappeljk middenveld

Versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties.

Subthema Onderwijs

Versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren.

Inzichtbehoeften periodieke rapportage 2025

De specifieke onderzoeksvragen voor de periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 3 zijn deels afhankelijk van de uitkomsten van lopende deelonderzoeken. Eind 2023 zal een ToR worden opgesteld voor deze studie.

Inzichtbehoeften Versterking Maatschappelijk Middenveld beleidskader (MM, MS, vrouwenrechten en gendergelijkheid)

Het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) loopt van 1 januari 2021 tot 31 december 2025 en omvat 6 beleidsinstrumenten. Met het oog op de ontwikkeling van een beleidskader voor de periode daarna heeft DSO de volgende inzichtbehoeften:

Inzicht in de algehele voortgang van het algehele VMM beleidskader, waarvoor een meta-evaluatie van de mid-term reviews (MTRs) van de 42 partnerschappen en 4 Leading from the South fondsen is gepland. Deze meta-evaluatie heeft de volgende doelen:

  • De beoordeling van de kwaliteit van de MTRs aan de hand van een selectie van de IOB evaluatie kwaliteitscriteria en het nut van verzamelde informatie en geformuleerde conclusies voor partnerschappen en BZ.
  • Aggregatie en synthese van bevindingen, geleerde lessen en andere bevindingen uit de MTRs om bewijs te leveren met betrekking tot evaluatievragen gerelateerd aan (OECD-DAC criteria) effectiviteit, coherentie en duurzaamheid.
  • Het leveren van input en/of aanbevelingen met betrekking tot 'good practices' en uitdagingen voor de ontwikkeling van het toekomstige beleidskader en om mogelijk hiaten in gegevens te identificeren op zowel partnerschap- als BuZa niveau.

Inzicht in de relevantie, efficiëntie, effectiviteit, coherentie en van het beleidskader en de verschillende beleidsinstrumenten. Hiervoor zijn ex-durante onderzoeken, Third Party Monitoring, Data Quality Assessments & MTR gepland in een selectie van landen en van de internationale lobby & advocacy met o.a. de volgende vragen:

  • In hoeverre hebben de partnerschappen bijgedragen aan versterkte capaciteit voor het maatschappel ijk middenveld?
  • In hoeverre heeft het versterkte maatschappel ijk middenveld kunnen bijdragen aan verbeteringen op het gebied van mensenrechten, gender, ruimte voor het maatschappelijk middenveld en relevante thematische onderwerpen?
  • Hoe heeft het Nederlandse Ministerie invulling gegeven aan zijn rol als strategische partner in de verschillende partnerschappen?
  • Welke lessen kunnen daaruit worden geformuleerd voor toekomstige beleidsontwikkeling?

Inzicht in het effect op de langere termijn, waarvoor een studie gepland is voor 2024/2025 die zal kijken naar programma's die van start zijn gegaan in het vorige subsidiekader en doorlopen in het huidige subsidiekader. Door het huidige en het vorige programma gezamenlijk te evalueren kunnen zowel onderzoeksvragen met betrekking tot implementatie als onderzoeksvragen over effectiviteit en duurzaamheid van behaalde resultaten worden gesteld. In 2023 zal voor deze studie een ToR worden opgesteld.

Inzichtbehoeften subthema mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De SRGR evaluatie en de geïntegreerde studies op het gebied van VMM, SRGR en WRGE leveren belangrijke inzichten op voor dit subthema. Naast deze studies is er wat betreft het product development programma (PDP) een inzichtbehoefte met betrekking tot de effectiviteit van het zowel de individuele PDP-activiteiten als wel als de relevantie en effectiviteit van het PDP-financieringsmechanisme. De geplande MTR zal zich op het gebied van de individuele PDP activiteiten richten op relevantie, efficiëntie, effectiviteit en coherentie met daarbij aandacht voor o.a. interne processen en relaties met donoren en andere belanghebbenden onderzoeken. Ook wordt gekeken naar de rol en meerwaarde van PDP's, bijvoorbeeld door PDP-implementatiestrategieën en hun effectiviteit te onderzoeken. Op het gebied van het PDP-financieringsmechanisme zal het onderzoek zich richten op het verzamelen van tot nu toe geleerde lessen over de twee lange termijndoelen van PDP IV: hoe dragen PDP's bij aan verbeterde toegang tot en gebruik van nieuwe gezondheidsproducten door de doelpopulatie, en of PDP's effectief zijn in het opbouwen van een sterk onderzoeks- en bevoorradingssysteem in LMIC's.

Inzichtbehoeften subthema onderwijs

De onderwijs inzichtbehoeften richten zich enerzijds op verantwoording van de investeringen van Nederland op gebied van basisonderwijs en anderzijds op de vraag hoe effectiviteit van beroeps en hoger onderwijsprogramma's gemeten kan worden. De studie hoger onderwijs, waarvoor de TOR nog ontwikkeld moet worden, zal naar verwachting bijdragen aan het ontwikkelen van een MEL plan voor het beroeps en hoger onderwijs programma.

Thema: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (SDG 4,10,16)

Het Nederlandse beleid onder het thema vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling, kent drie sub-thema's: opvang en bescherming in de regio (en migratiesamenwerking), humanitaire hulp, en veiligheid en rechtsorde. Het beleid zet in op het bieden van perspectief aan mensen in veelal fragiele landen waar geweld, uitsluiting en rechteloosheid domineren, het vergroten van hun, veiligheid en het behoud van de waardigheid van mensen in nood. De aanpak bestaat uit de identificatie van de grondoorzaken van instabiliteit en conflict en basisvoorwaarden voor een menswaardig bestaan, het vergroten van lokale weerbaarheid en daardoor het vinden van duurzame oplossingen voor instabiliteit en humanitaire crisissituaties. De belangen van burgers, de mensgerichte benadering, staan hierbij centraal evenals aandacht voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen.

De inzichtbehoeften voor de strategische evaluatie agenda worden hieronder nader uitgewerkt per subthema.

Subthema Humanitaire Hulp

Het kerndoel van ons humanitaire beleid is het redden van levens, het verlichten van lijden en het beschermen en herstellen van de waardigheid van door crisis getroffen mensen.9

Concreet betekent dit dat het beleid zich concentreert op humanitaire diplomatie en noodhulp, met specifieke aandacht voor:

  • Het opkomen voor de belangen van mensen in nood;
  • Bescherming en empowerment van vrouwen en meisjes;
  • Preventie en bestrijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag en andere vormen van machtsmisbruik (SEAH);
  • Geestelijke gezondheid en psychosociale steun in crisissituaties.

Hierbij zetten wij qua werkwijze in op:

  • Lokalisering: versterking van de positie en capaciteit van lokale hulpverleners;
  • Innovatie gericht op het effectiever en efficiënter maken van noodhulp;
  • Hervorming van het systeem voor internationale humanitaire hulpverlening.

Inzichtbehoefte en toelichting onderzoeksagenda De inzichtbehoeften spelen met name op de volgende terreinen:

  • Werkt risicodeling tussen donoren, intermediaire organisaties en lokale uitvoerders? In navolging van de uitgangspunten van de zogeheten Grand Bargain moet getoetst worden of betere afspraken over risico's en welke partijen deze risico's dragen resultaat hebben gehad.
  • Werkt de methode om anticiperende actie in noodsituaties (anders dan natuurgeweld) toe te passen? Vanuit de uitgangspunten van anticiperende actie moet onderzocht worden of betere methoden voor voorspelling van dergelijke rampen ('man made') zijn toegepast.
  • De afgelopen jaren heeft Nederland geestelijke en psychosociale aspecten een belangrijke rol gegeven in crisisrespons via aandacht voor MHPSS (Mental Health en Psychosocial Support). Dit heeft ook geleid tot meer financiële en beleidsruimte voor een MHPSS-inclusieve crisisrespons. Van «automatische» inbedding van MHPSS is echter nog geen sprake, om vele redenen, waaronder capaciteit. Belangrijke vragen die beantwoord moeten worden zijn: Welke elementen waren doorslaggevend voor het vergroten van de internationale beleidsruimte en bereidheid van donoren om in te zetten op een MHPSS-inclusieve aanpak, en voor grote intermediaire actoren (RCRC, VN, INGOs) om deze ruimte te benutten en door te zetten? Welke rol speelde de Nederlandse diplomatie hierin? Wat zijn bepalende factoren aan de hand waarvan inzet op MHPSS door het humanitaire systeem en de vredesopbouw-architectuur bestendigd en verder verstrekt kan worden?

Subthema Opvang en bescherming in de regio (en migratie-samenwerking)

Nederland zet in op het verbeteren van perspectief en duurzame leefomstandigheden voor vluchtelingen en gastgemeenschappen door bij te dragen aan betere bescherming, onderwijs en andere voorzieningen, en kansen op werk. Zo krijgen vluchtelingen en ontheemden dichtbij huis adequate bescherming, hulp en kansen om een nieuw (tijdelijk) bestaan op te bouwen. In lijn met SDG 10.7 zet Nederland zich daarnaast in voor veilig, ordelijk en regulier verlopende migratie. Prioriteiten hierbij zijn de bescherming van mensenrechten, het voorkomen van irreguliere migratie, het tegen gaan van mensensmokkel- en handel, het vergroten van bewustzijn van potentiële migranten van de risico's van irreguliere migratie en het faciliteren van vrijwillige terugkeer en duurzame herintegratie.10

Inzichtbehoefte en onderzoeksagenda voor de verschillende partnerschappen Opvang in de Regio

Met het Prospects partnerschap wordt een nieuwe manier van werken tussen humanitaire en ontwikkeling georiënteerde partners beoogd. Het doel is om door samenwerking op programmatisch niveau, aanvullende impact te creëren voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen ten opzichte van een aanpak waarin iedere organisatie voornamel ijk individueel programmeert. Er is zowel binnen BZ als in het algemeen weinig kennis beschikbaar over de effectief hiervan. De inzichtbehoeften laten zich als volgt vertalen:

  • In hoeverre is Prospects effectief gebleken in het creëren van perspectief voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen in landen van opvang door middel van steun op het gebied van onderwijs, bescherming en werk? In hoeverre draagt Prospects bij aan inclusie in landen van opvang?
  • In hoeverre heeft programmatische samenwerking tussen partners tot aanvullende impact voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen in landen van opvang geleid?

Migratiepartnerschappen

Het voornaamste doel van de migratiepartnerschappen is het bevorderen van terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers, het beperken van irreguliere migratie, het versterken van reguliere migratie en het beschermen van migranten langs de migratieroutes. Momenteel zijn de migratiedialogen met de acht partnerlanden gaande. Om inzicht te bieden in het effect van de lopende dialogen, zijn op zowel kwantitatief als kwalitatief niveau indicatoren opgesteld die bijgehouden worden sinds begin 2023. Een evaluatie van de migratiepartnerschappen door IOB of een externe onderzoek partner is gewenst, met name om het beleid op migratiepartnerschappen te evalueren. Hierbij is het van belang om in deze evaluatie specifiek te kijken naar de extra gelden (EUR 25 miljoen) die in 2023 toegekend zijn voor migratiepartnerschappen, mogelijk in combinatie met een evaluatie van de extra gelden (EUR 7 miljoen) die via het ministerie van Justitie & Veiligheid toegekend zijn aan programmering op het gebied van de migratiepartnerschappen. De inzichtbehoeften laten zich als volgt vertalen:

  • In hoeverre zijn deze extra gelden voor migratiepartnerschappen effectief gebleken in het versterken van de samenwerking en dialoog met de acht partnerlanden?
  • In hoeverre heeft de programmatische samenwerking met de partnerlanden tot effectievere hulp voor (potentiële) migranten geleid?

COMPASS

Het COMPASS partnerschap tussen NL en IOM is gericht op het bevorderen van de bescherming van migranten en het tegengaan van irreguliere migratie middels een 'ecologische' benadering met interventies op individueel, huishouden, gemeenschap en structureel niveau. Het programma voorziet een evidence-based benadering en een flexibele structuur, waarbij tussentijds leren en bijsturen centraal staat. Een mid-term evaluatie heeft reeds plaatsgevonden en concludeert dat de structuur van het programma 'fit for purpose' is. Het programma loopt dit jaar af, en een vervolgfase is reeds in ontwikkeling (2024-2027). De inzichtbehoefte is als volgt:

  • Hoe effectief is het COMPASS programma geweest in het bereiken van de doelstellingen?
  • Hoe duurzaam zijn de effecten?

Subsidiekader locally led development

In 2023 zal DSH/MO een subsidiekader publiceren met als doel het versterken van locally-led development op het gebied van migratie en ontheemding. Om het streven ten aanzien van lokalisatie kracht bj te zetten, wordt met dit subsidiebeleidskader een vernieuwende aanpak toegepast om de beleidsdoelstellingen op het gebied van migratiesamen-werking en opvang in de regio te realiseren. Lokaal geleide ontwikkeling vormt het uitgangspunt van dit subsidiebeleidskader. Binnen het subsi-diebeleidskader wordt onderscheid gemaakt tussen subsidie aanvragers (intermediary partners) en de beleidsdoelgroep (in-country partners). Deze intermediary partners dienen primair als doel te hebben om in-country partners te ondersteunen in hun streven om zichzelf te organiseren, bescherming te bieden aan migranten en vluchtelingen en/of hun stem effectiever kenbaar te maken. Met in-country partners wordt gedoeld op lokale NGO's en stichtingen, jongeren- en vrouwencollectieven, vakbonden, religieuze organisaties en andere grassroots initiatieven.

De inzichtbehoefte voor een evaluatie is als volgt:

  • Hoofdvraag: in hoeverre heeft de ondersteuning aan in-country partners tot gewenste capaciteitsversterking geleid?
  • En in hoeverre heeft dat tot effectievere steun aan migranten, vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen geleid?

Subthema Veiligheid & Rechtsorde (V&R)

Stabiliteit en veiligheid zijn voorwaarden voor duurzame vrede en ontwikkeling. In het V&R beleid is ervoor gekozen om het concept van «legitieme stabiliteit» centraal te stellen. V&R activiteiten zijn gericht op het vergroten van fysieke veiligheid voor mensen, het versterken van de rechtsorde met een duidelijke focus op de behoeften van de betrokken populaties zelf, vredesprocessen en legitiem politiek bestuur. De duiding van inclusief en legitiem bestuur vanuit het perspectief van de bevolking staat hierbij centraal.11

Inzichtbehoefte

Binnen de directie zijn vanuit de herziene Theory of Change de meest belangrijke leervragen geformuleerd.

  • Inzicht in welke samenwerkingsstrategie (partnerschappen, diplomatie, enz.) het beste werkt voor Nederland bij verschillende soorten

V&R autoriteiten?

  • Inzicht of een sterke NL focus op lokalisatie (lokaal geleide ontwikkeling) leidt tot betere resultaten
  • Inzicht in hoe NL het beste de verbinding kan ondersteunen tussen het lokale en nationale niveau (qua V&R resultaten, OS resultaten of institutionele hervorming)

Toelichting onderzoeksagenda

  • Gewenst inzicht: welke samenwerkingsstrategie werkt het beste voor Nederland bij verschillende soorten V&R autoriteiten
  • Herkomst van de leervraag: de steeds terugkerende vragen hoe je bijdraagt aan een legitieme, op behoeften gebaseerd social contract waarbij vaak sprake is van zowel formele als informele leveranciers van recht en veiligheid.
  • Gewenst inzicht: leidt een sterke NL focus op lokalisatie (lokaal geleide ontwikkeling) tot betere resultaten?
  • Herkomst van de leervraag: De vele vragen in de Theory of change betreffen lokalisatie en de benadering waarin de mensen centraal staan. Leidt het ruimte bieden aan lokale krachten in het ontwerp van interventies ook tot betere resultaten?
  • Gewenst inzicht: hoe kan Nederland het beste de verbinding ondersteunen tussen het lokale en nationale niveau
  • Herkomst van de leervraag: Terugkerende vragen gaan hier over de manier waarop locale projecten zich verhouden tot meer systemische verandering op national niveau. Op lokaal niveau is gebleken dat er vooruitgang mogelijk is om degenen die zorgen voor veiligheid en recht meer transparant te laten werken. De leervraag gaat over de manier waarop opschaling en 'trickle up' naar national niveau mogelijk wordt en daarmee tot systeemverandering leidt.

Gewenst inzicht op dwarsdoorsnijdende onderwerpen.

Op dit beleidsthema is ook nog sprake van inzichtbehoeften ten aanzien van de werkwijze die het meest effectief is. Het gaat hierbij om de principes van lokalisatie ('locally led development) en adaptiviteit, evenals de behoefte naar meer inzicht op de samenhang tussen de subthema's. Op basis van (lopende en geplande) herziening van de interventielogica ('theories of change') worden leervragen verder uitgewerkt. Tevens wordt gekeken naar de mate waarin de principes van lokalidatie en adaptiviteit nog breder (dus dit thema overstijgend) tot inzichtbehoeften leidt. Deze zullen worden meegenomen in de Strategische Evaluatie Agenda bij de Begroting van 2025.

Thema: Feministisch Buitenlandbeleid (FBB) - overstijgend thema (alle SDG's)

Dit beleidsthema is opgenomen in de Strategische Evaluatie Agenda voor zowel Buitenlandse Zaken (hoofdstuk 5 van de begroting) als voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hoofdstuk 17 van de begroting). Beschrijving beleidsthema De invoering van het feministisch buitenlands beleid (FBB) houdt in dat Nederland in het gehele buitenlandbeleid streeft naar verkleining van ongelijkheid en het bevorderen van een gelijkwaardige positie van mannen, vrouwen en non-binaire personen. Er is daarbij bijzondere aandacht voor de positie van LHBTIQ+ personen. Dit geldt niet alleen voor onderwerpen die al een sociaal aspect hebben, zoals ontwikkelingssamenwerking, maar juist ook voor diplomatie, veiligheid en buitenlandse handel.

Het FBB betekent dat Nederland gaat toewerken naar een nog structurelere integratie van een genderperspectief in alle aspecten van het buitenlandbeleid: diplomatie, veiligheid, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Hoe de invulling van een Nederlands beleid er precies uit komt te zien is op basis van brede consultaties in het najaar van 2022 bepaald en vastgelegd in de 12Kamerbrief van 8 november 2022. De kern is vastgelegd in de zogenoemde '4 R-en' benadering: rights, representation, resources en reality check.

Dit dient nader vorm en inhoud te krijgen middels verschillende actielijnen, te weten:

  • Sterke agendabepalende rol blijven spelen
  • Verankering van een genderlens in de gehele beleidscyclus; inclusief de toepassing van genderanalyses als basis van de beleids- en strategievorming.
  • Genderbudgettering.
  • Grondoorzaken van machtsstructuren en ongelijkheid worden onderzocht en onderdeel van beleidsafwegingen en besluitvorming.
  • Betrekken en raadplegen van lokale maatschappelijke vrouwenorganisaties en deskundigen.
  • Tussentijdse evaluatie van beleid op impact voor vrouwen en LHBTIQ+ personen en zo nodig bijsturen.
  • Practice what you preach: meer inzet op training en kennisontwikkeling; diversiteit, inclusie en genderpariteit op alle functieniveaus binnen het ministerie; delegaties zijn divers samengesteld en zijn een inclusieve vertegenwoordiging. Hierbij geldt de richtlijn: comply or explain.

Toelichting inzichtbehoefte en onderzoeksagenda Baseline Feministisch Buitenland Beleid per DG

Sinds de aankondiging van het FBB in mei 2022 is er meer aandacht voor en inzet op de bevordering van de rechten van vrouwen en meisjes en LHBTIQ+ personen en in mindere mate van andere gemarginaliseerde groepen. Deze intensivering verschilt per en binnen de vier DG's van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In het algemeen l ij kt een en ander teveel afhankel ijk van individuele inzet en invulling.

De basisvraag is dan ook: wat is de kennis van de 4R'en en de actiel ijnen en in hoeverre worden deze toegepast? Hoe ontwikkelen de kennis en implementatie zich ook op basis van nadere integratie van FBB-principes in de beleidscyclus (MvT, jaarplancyclus, consulair, bilaterale en multilaterale diplomatie, programmabeheer, etc.)? In deze baseline zal ook gekeken worden naar specifieke inzichtbehoeften per subthema, zoals bijvoorbeeld FBB in veiligheidsbeleid, FBB in klimaatbeleid en/of FBB in handelsbeleid.

Mid-term review Feministisch Buitenland Beleid per DG Om tijdig bij te kunnen sturen is het van belang om een tussentijdse evaluatie te plannen die de toepassing van de 4R benadering ten opzichte van baseline meet, best practices inventariseert en mogelijke uitdagingen in kaart brengt.

Looptijd en verdere uitwerking SEA

De loopt ijd van dit thema is 7 jaar om ruimte te geven aan de inbedding van FBB-principes binnen alle DG's en zal in de loop van de tijd nader uitgewerkt worden met eventuele specifieke studies op subthema's, zoals FBB in veiligheidsbeleid, FBB in klimaatbeleid en FBB in internationale handel.

Overig onderzoek: evaluatieagenda voor de geïntegreerde aanpak van ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen

Synthesestudie 2028

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) heeft in de BHOS nota van juni 2022 een nieuwe aanpak aange-kondigd om gecombineerd in te zetten op handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking met als doel het aanpakken van grote uitdagingen zoals klimaatverandering en digitalisering met betrokkenheid van het Nederlandse en lokale bedrijfsleven. De innovatiekracht, investeringskracht en het ondernemerschap van het Nederlandse bedrijfsleven kunnen ontwikkelingssamenwerking versterken en aanvullen. Dit moet resulteren in ‘win-win-situaties', waarbij er enerzijds bijgedragen wordt aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en lokale economische ontwikkeling, en anderzijds aan het vergroten van het toekomstige Nederlands verdienver-mogen door meer aandacht voor de grote transities die op ons afkomen.

Naast deze geïntegreerde aanpak voor digitale- en duurzaamheidstran-sities in de 14 combinatielanden13(in zogeheten ‘combitracks’), beschrijft de nota zes werkwijzen waarop buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking elkaar kunnen versterken. Het is op het moment van het schrijven van de SEA voor de BHOS-begroting 2024 nog niet precies duideljk, of- en hoe de evaluaties van de «Zes werkwijzen voor win-win situaties» in hetzelfde SEA (sub)beleidsthema worden ondergebracht als de combitracks. In de SEA van 2025 wordt hier meer duidelijkheid in geboden. De SEA voor 2024 richt zich daarom op de inzichtenbehoefte en de onderzoeksagenda voor de combitracks die bijdragen aan digitale- en/of duurzaamheidstransities in de 14 combinatielanden.

Inzichtenbehoefte

In de beleidsevaluatie Partners in Ontwikkeling (2021) en de beleidsdoor-lichting van BHOS artikel 1 (2022) evalueert de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluaties (IOB) onder meer de samenhang tussen de beleidsdoelstellingen voor het bevorderen van Nederlandse handel en investeringen en ontwikkelingssamenwerking. IOB constateert dat er onvoldoende wordt gestuurd op het behalen van coherentie en synergie tussen handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking14. De door IOB onderzochte evaluaties geven geen goed inzicht in de mate van effectiviteit van het beleid en de instrumenten die aan deze doelstellingen bijdragen. Volgens IOB zouden bij bestaand beleid en in het ontwerp van nieuw beleid en nieuwe instrumenten, de beleidsdoelen voor bevordering van handel en investeringen voor Nederlandse bedrijven geoperationaliseerd moeten worden. Daarbij wordt ook inzichtelijk gemaakt hoe dit bijdraagt aan een lokale veranderopgave waarbij lokale behoeften en kwetsbare groepen centraal staan. IOB beveelt aan om dit beleid gericht in te zetten in middeninkomenslanden met een ontwikkelingsuitdaging, aangezien de gecombineerde inzet hier het meest effectief kan zijn. Ten slotte beveelt IOB aan om het voorgaande te verwerken in een gezamenlijke beleidstheorie. Een beleidstheorie zet uiteen hoe de interventies bijdragen aan de doelstellingen en biedt een kader waarmee de evaluatie van het beleid kan worden vormgegeven.

Deze bevindingen werden ook gedeeld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland tijdens het 'Public Private Partnerships-symposium' dat in 2023 is georganiseerd. Tijdens dit symposium zijn belangrijke lessen gedeeld over samenwerking met het Nederlands bedrijfsleven voor ontwikkeling, in de vorm van publiek private partnerschappen (PPPs). Enkele relevante inzichten voor dit beleidsthema zijn het belang om vanaf het begin van het partnerschap oog te hebben voor de specifiek e lokale context, duidel ijke doelen en verwachtingen van de betrokkenen vast te stellen en realistisch en flexibel te zijn tijdens de uitvoering. Ten slotte wordt het belang benadrukt om op basis van continue reflectie en leren, de partnerschappen effectiever vorm te geven en aan te passen aan de veranderende context.

In de de-elevaluatie 'Klimaatfinanciering voor ontwikkeling 2016-2019 (2022)' constateert IOB dat ODA-financiering als hefboom voor het verkrijgen van private sector financiering, vooral commercieel interessant is voor projecten in de middeninkomenslanden. Daarbij constateert IOB dat in klimaatactie programma's, waarbij de private sector is betrokken, het ondernemingsklimaat te weinig aandacht krijgt. IOB beveelt aan om een hogere prioriteit te geven aan het verbeteren van het ondernemingsklimaat voor investeringen in klimaatactie. Het verbeteren van het ondernemingsklimaat heeft grotere kans van slagen als dit gepaard gaat met directe steun aan bedrijven en als deze steun door de ontvangende regering wordt gewaardeerd. Waar Nederland dit niet zelf kan doen zou het de multilaterale ontwikkelingsbanken moeten aanmoedigen dit te doen.

In de BHOS nota van 2022 is een beleidsinzet gekozen die beoogt tegemoet te komen aan deze geleerde lessen. Op basis van de nota is er een gemeenschappelijke aanpak (en bijbehorende beleidstheorie) opgesteld voor de geïntegreerde aanpak van ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen in de 13 combinatielanden door de verantwoordelijke beleidsdirecties DIO, DDE en IGG middels 'combitracks'. Een volgende stap is om inzicht te krijgen in hoe effectief deze nieuwe aanpak is en hoe deze bijdraagt aan de gestelde beleidsdoelen. De beleidstheorie is hierin leidend. Een belangrijke assumptie in de beleidstheorie is dat de gezamenlijke inzet op ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen elkaar versterkt en daarmee bijdraagt aan synergie op de verschillende beleidsdoelstellingen. Deze assumptie staat centraal in de onderzoeksagenda die hieronder verder wordt toegelicht.

Toelichting onderzoeksagenda

In totaal wordt er in 14 combinatielanden gewerkt aan combitracks die een bijdrage leveren aan digitale- en/of duurzaamheidstransities. Binnen alle combitracks worden de beleidsdoelstellingen geoperationaliseerd vanuit de landencontext en worden ambities geformuleerd om Nederlandse oplossingen in te zetten voor de digitale en duurzame transitie. Binnen de combitracks wordt de bijdrage aan synergie tussen de verschillende interventies geconcretiseerd, zodat de bijdrage aan synergie achteraf kan worden geëvalueerd. In deze evaluaties wordt onderzocht hoe de gezamenlijke inzet op ontwikkelingssamenwerking enerzijds en handel &

investeringen anderzijds elkaar versterkt. Daarin wordt onder meer gekeken naar de effecten van de aanpak op verbeterde samenwerking tussen de betrokken actoren (betreft onder andere bedrijven, OS-partners en kennisinstellingen), verbeterde effectiviteit ten aanzien van de interventies, de mate waarin interventies elkaar versterken en inzicht in de langere termijn resultaten van de combitracks. De evaluaties vinden in eerste instantie plaats op het niveau van de individuele combitracks, om vervolgens een synthese te maken van de inzichten, zodat er ook inzichten worden geboden op het algehele beleid van digitale- en duurzaamheidstransities in combina-tielanden.

Naast de evaluaties op landenniveau, zal ook met kennisinstellingen onderzocht worden welke bestaande wetenschappelijke literatuur nog meer inzicht kan geven in de geformuleerde leervragen. Op het moment van het schrijven van de SEA zijn er nog geen resultaten te melden, aangezien dit eind 2023 en begin 2024 zal worden vormgegeven. Een concretere beschrijving van het proces en de opgeleverde inzichten zal bij de volgende SEA worden opgenomen.

Bijlage 5: Rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen

 

Tabel 32 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen

en Rechtspersonen met

een Wettel ijke Taak 2024

 

Naam organisatie    Ministerie

ZBO/RWT

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen

 

Ministerie voor Buitenlandse

Invest International

Handel en

Development B.V.

Ontwikkelingssamenwerking

RWT

 

1.2

 

14,48 mln.

 

Ministerie voor Buitenlandse

Invest International Public

Handel en

Programmes B.V.

Ontwikkelingssamenwerking

           

RWT

 

1.2

 

8,499 mln.

 

Ministerie voor Buitenlandse

Invest International Public

Handel en

Programmes B.V.

Ontwikkelingssamenwerking

           

RWT

 

1.3

 

122 mln.

 

Bijlage 6: Meerjarige juridische verplichtingen

Tabel 33 Uitwerking meerjarige juridische verplichtingen (bedragen x € mi

ljoen)

   

2024 BUDGET    2025 BUDGET

2026 BUDGET

2027 BUDGET    2028 BUDGET

Totaal budget artikel 1    590

 

574

645

702    702

 

Totaal vrije ruimte artikel 1    35

 

12

3

4

3

 

1.1 Duurzame handelsystemen (IMH)

 

35    32

 

33

34

34

wv. Juridisch verplicht

 

26    17

 

17

17

17

wv. Bestuurlijk verplicht

 

2    15

 

16

16

16

wv. Beleidsmatig gereserveerd

 

6

     

1

Totaal vrije ruimte

 

1 0

 

0

1

0

1.2 Nederlandse handel (DIO)

 

98    101

 

93

92

92

wv. Juridisch verplicht

 

29    22

 

22

22

13

wv. Bestuurlijk verplicht

 

61 68

 

68

68

68

wv. Beleidsmatig gereserveerd

         

9

Totaal vrije ruimte

 

8 11

 

3

2

2

1.3 PSD (DDE)

 

457    440

 

519

575

575

wv. Juridisch verplicht

 

283    224

 

219

219

219

wv. Bestuurlijk verplicht

 

148    216

 

247

252

255

wv. Beleidsmatig gereserveerd

     

53

104

101

Totaal vrije ruimte

 

26 12

 

3

4

3

2024 BUDGET 2025 BUDGET 2026 BUDGET 2027 BUDGET 2028 BUDGET

 

Totaal budget artikel 2    906

998

1.078

1.144

1.144

 

Totaal vrije ruimte artikel 2    214

296

490

660

590

 

2.1 Voedselzekerheid

392

393

413

439

439

wv. Juridisch verplicht

370

278

202

87

73

wv. Bestuurlijk verplicht

         

wv. Beleidsmatig gereserveerd

 

115

155

161

165

Totaal vrije ruimte

22

0

56

191

201

2.2 Water

194

189

211

234

234

wv. Juridisch verplicht

182

102

86

59

54

wv. Bestuurlijk verplicht

         

wv. Beleidsmatig gereserveerd

 

87

89

103

103

Totaal vrije ruimte

12

0

36

72

77

2.3 Klimaat

319

415

454

471

471

wv. Juridisch verplicht

122

102

36

21

21

wv. Bestuurlijk verplicht

         

wv. Beleidsmatig gereserveerd

18

18

20

53

138

Totaal vrije ruimte

179

295

398

397

312

2024 BUDGET 2025 BUDGET 2026 BUDGET 2027 BUDGET 2028 BUDGET

 

Totaal budget artikel 3    803

754

809

898

898

 

Totaal vrije ruimte artikel 3    116

3

39

46

46

 

3.1 Mondiale gezondheid en SRGR

509

489

509

557

557

wv. Juridisch verplicht

372

336

73

42

85

wv. Bestuurlijk verplicht

20

10

77

77

77

wv. Beleidsmatig gereserveerd

Totaal vrije ruimte

117

143

358

438

395

3.2 Vrouwenrechten en gender

48

43

46

52

52

wv. Juridisch verplicht

46

24

1

0

0

wv. Bestuurljk verplicht

2

2

6

6

6

wv. Beleidsmatig gereserveerd

Totaal vrije ruimte

0

17

39

46

46

3.3 Maatschappelijk middenveld

183

164

193

219

219

wv. Juridisch verplicht

178

156

34

0

0

wv. Bestuurljk verplicht

wv. Beleidsmatig gereserveerd

5

8

7

 

219

Totaal vrije ruimte

0

0

152

219

0

3.4 Onderwjs

64

57

61

70

70

wv. Juridisch verplicht

16

9

2

1

0

wv. Bestuurljk verplicht

wv. Beleidsmatig gereserveerd

48

48

59

69

70

Totaal vrije ruimte

0

0

0

0

0

2024 BUDGET 2025 BUDGET 2026 BUDGET 2027 BUDGET 2028 BUDGET

 

Totaal budget artikel 4    1012

979

1021

1112

1112

 

Totaal vrije ruimte artikel    79

0

0

150

365

 

4.1 Humanitaire Hulp

520

455

476

520

520

wv. Juridisch verplicht

402

397

106

8

5

wv. Bestuurljk verplicht

wv. Beleidsmatig gereserveerd

64

58

370

400

400

 

2024 BUDGET

2025 BUDGET

2026 BUDGET

2027 BUDGET

2028 BUDGET

Totaal vrije ruimte

54

0

0

112

115

4.2 Opvang in de regio

292

326

338

357

357

wv. Juridisch verplicht

269

252

250

247

50

wv. Bestuurlijk verplicht

7

7

7

7

7

wv. Beleidsmatig gereserveerd

5

67

81

100

100

Totaal vrije ruimte

11

0

0

3

200

4.3 Veiligheid en rechtsorde

200

198

207

235

235

wv. Juridisch verplicht

186

146

90

52

35

wv. Bestuurljk verplicht

 

50

50

50

50

wv. Beleidsmatig gereserveerd

 

2

67

98

100

Totaal vrije ruimte

14

0

0

35

50

2024 BUDGET    2025 BUDGET    2026 BUDGET    2027 BUDGET    2028 BUDGET

Totaal budget artikel 5

301

285

297

349

349

 

Totaal vrije ruimte artikel 5

5

0

21

34

29

 

5.1 Multilaterale samenw

 

209

201

214

236

236

wv. Juridisch verplicht

 

190

185

91

85

59

wv. Bestuurlijk verplicht

 

5

5

17

23

55

wv. Beleidsmatig gereserveerd

 

14

11

85

104

104

Totaal vrije ruimte artikel 5.1

 

0

0

21

24

18

5.2 Overig armoedebeleid

 

92

84

83

113

113

wv. Juridisch verplicht

 

77

75

74

89

89

wv. Bestuurlijk verplicht

           

wv. Beleidsmatig gereserveerd

 

10

9

9

24

24

Totaal vrije ruimte

 

5

0

0

0

0

Conform de toezegging aan kamerlid Van der Graaf tijdens het WGO d.d. 15 juni 2023 over de Jaarverantwoording 202215 bevat dit onderdeel een meerjarige uitwerking van de juridisch verplichte budgetten inclusief een toelichting. Deze tabel is exclusief overprogrammering.

Toelichtingen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringenDe

programmering van artikel 1 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten waaruit een verdeling van de uitgaven over de jaren plaatsvindt waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Voor sub-beleidsartikel 1.1 duurzame handelsystemen, zijn er diverse programma's ter bestrijding van kinderarbeid en ter bevordering van IMVO. Voor sub-beleidsartikel

1.2 versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, gaat het om programma's met uitvoeringspartners RVO (o.a. Starters International Business, handelsmissies) en Invest International (o.a. Dutch Trade and Investment Fund). Ook zijn verplichtingen aangegaan voor de Wereldtentoonstelling in Osaka. De programma's met RVO zijn in het lopende jaar juridisch verplicht en in de jaren erna bestuurlijk verplicht. Voor sub-beleidsartikel 1.3 private sectorontwikkeling, zijn er meerjarige verplichtingen aangegaan op het gebied van infrastructuur (o.a. DRIVE, D2B, ORIO) die in latere jaren tot uitbetaling komen, maar ook op het gebied van jeugdwerkgelenegheid (Challenge Fund). Deze programma's zijn juridisch verplicht. Ruimte voor beleidsmatige verplichtingen (realiseren van intensiveringen op het gebied van vergroening handelsinstrumentarium, combi-natieaanpak) ontstaat vanaf 2026.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

De programmering onder artikel 2 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten waaruit een verdeling van de uitgaven over de jaren plaatsvindt waarvoor de overeenkomst is aangegaan. In 2023 zijn bijvoorbeeld meerjarige verplichtingen aangegaan om uitvoering te gegeven aan de Water Action Agenda in navolging van de VN-waterconferentie. Voor de sub-beleidsartikelen 2.1 voedselzekerheid en 2.2 water wordt een groot deel van de budgetten gealloceerd op basis van meerjarige landenstrategieën van posten, voor zover deze kaders nog niet juridisch zijn verplicht, valt het overige deel van dit financiële meerjarige kader onder beleidsmatige verplichtingen omdat Nederland daarover bilaterale afspraken maakt als een betrouwbare en voorspelbare partner in ontwikkelingssamenwerking. Het sub-beleidsartikel 2.3 bevat beleidsmatige verplichtingen voor multilaterale klimaatfinanciering en klimaatafspraken zoals bijdragen aan de Global Environment Facility, UNEP en verdragscontributies in het kader van het Kyoto en Montreal protocol.

Artikel 3: Sociale Vooruitgang

De programmering onder artikel 3 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten waaruit een verdeling van de uitgaven over de jaren plaatsvindt waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Voor artikel 3.1 zijn middelen bestuurlijk gereserveerd voor vaste bijdrages aan o.a. UNAIDS, UNFPA en de WHO. De beleidsmatig gereserveerde middelen hebben voornamelijk betrekking op de intensiveringsmiddel uit het regeerakkoord. Voor artikel 3.2. zijn middelen meerjarig vastgelegd voor de partnerschappen voor Power of Women, WPS en LFS. Bestuurlijk zijn middelen gereserveerd voor de vaste bijdrage aan UNWOMEN. Voor artikel 3.3 liggen de middelen meerjarig vast voor de partnerschappen voor VMM. De beleidsmatig gereserveerde middelen betreffen het Civic Space Fund. Voor artikel 3.4 zijn meerjarige verplichtingen aangegaan voor de lopende onderwijsprogramma's. Vanaf 2024 zijn middelen beleidsmatig gereserveerd voor het nieuwe Beroeps- en Hogeronderwijs programma.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

De programmering onder artikel 4 bestaat uit meerjarige juridische overeenkomsten waaruit een verdeling van de uitgaven over de jaren plaatsvindt waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Voor artikel 4.1 humanitaire hulp is het grootste deel van het budget t/m 2025 meerjarig juridisch verplicht. Dit betreft onder andere de VN-organisaties (WFP, UNHCR, UNRWA), CERF en de Dutch Relief Alliance en het Rode Kruis. Voor artikel 4.2 opvang en bescherming in de regio liggen de middelen ook meerjarig juridisch vast. Het betreft hier met name het PROSPECTS programma (2024-2027) en COMPASS. Aan diverse NGO's is een meerjarige toekenning afgegeven in 2023. Met betrekking tot 4.3 veiligheid en rechtstaatontwikkeling is een deel van het programma via gedelegeerde landenprogramma's vastgelegd. De bijdrage aan het Peace Building Fund is verplicht t/m 2026.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

Binnen art 5.1 zijn de nieuw aan te gane verplichtingen voor de middelenen kapitaalaanvullingen ten behoeve van de regionale ontwikkelingsbanken vanaf 2024 als bestuurl ijk verplicht aangegeven. De Algemene Vrijwillige Bijdragen aan UNDP en UNICEF voor 2024 en verdere jaren zijn opgenomen als beleidsmatig gereserveerd. Ook de financiering van het Assistent Deskundigenprogramma en Technische Assistentie programma's is voor de komende jaren als beleidsmatig gereserveerd weergegeven waarbij de voorgenomen reservering naar beneden is bijgesteld om binnen het beschikbare budget te blijven. Binnen artikel 5.2 zijn de bijdragen aan

UNESCO verplichte bijdragen die vanaf 2023 als juridisch verplicht zijn aangemerkt evenals de toekomstige uitgaven voor schuldverlichting. De overige programma's zijn als beleidsmatig gereserveerd opgenomen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 410 XVII, nr. 2 102

1

Referentie

2

   Zie hoofdstuk 3 van deze Memorie van Toelichting.

3

   Motie 36350, nr. 20 en Motie 36350 XVII, nr. 8

4

Conform de motie 35 925-XVII nr. 21 - Klink die de regering verzoekt om internationaal actieve mkb'ers ook gebruik te laten maken van fondsen als Invest International.

5

Kamerbrief over Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl

6

Kamerbrief stappenplan mondiale voedselzekerheid | Kamerstuk | Rjksoverheid.nl

7

Voor de toelichting en onderbouwing van deze strategie, zie ook Theory of Change - Private Sector Ontwikkeling (oktober 2022) | Publicatie | Rjksoverheid.nl

8

ECDPM 'How to involve the private sector in development cooperation' (2015); OECD 'SME and Entrepreneurship Outlook' (2019); OECD 'Enabling SMEs to scale up' (2018); ILO 'Productivity'

9

Theory of Change Humanitaire Hulp (2018); Mensen Eerst: Nederlandse koers humanitaire diplomatie en noodhulp (2019); Kamerbrief Humanitaire Hulp en diplomatie (2022)

10

Theory of Change, Migratie en Ontwikkeling (2018); Kamerbrief inzake voortgang opvang vluchtelingen in de regio (2021)

11

Theory of Change Veiligheid en Rechtsorde (2018)

12

Kamerstuk 34952-182

13

   Vooralsnog worden de combitracks in 13 landen ingezet, omdat de situatie in Oekraïne een andere aanpak vereist.

14

   IOB definieert coherentie als dat het ene beleid geen schade brengt aan het andere beleid en synergie als de meerwaarde die ontstaat door positieve interacties en samenwerking binnen het beleid (Beleidsdoorlichting artikel 1, p.31)

15

TZ202306-187


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.