Ministeriële verantwoordelijkheid en koningshuis

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning i houdt in dat ministers i en niet de Koning maar de ministers verantwoording moeten afleggen voor beleidsdaden. De Koning maakt wel deel uit van de regering, maar heeft geen macht of verantwoordelijkheid.

In de Grondwet volgt dit uit artikel 42

  • 1. 
    De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
  • 2. 
    De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

In de praktijk wordt de verantwoordelijkheid breder uitgelegd. Het gaat niet alleen om beleidsdaden en niet uitsluitend om de Koning.

1.

Wat betekent de regel in de praktijk?

De Koning levert geen inhoudelijke bijdrage aan (de vorming van) beleid. Wel tekent de Koning op grond van artikel 47 van de Grondwet alle wetten en koninklijke besluiten. Die worden echter altijd medeondertekend door een of meer ministers of staatssecretarissen (contraseign). Die medeondertekening maakt de minister(s) of staatssecretaris(sen) verantwoordelijk.

In de praktijk wordt de verantwoordelijkheid breder uitgelegd. Het gaat niet alleen om beleidsdaden, maar ook om andere publieke uitingen van de Koning, zoals redevoeringen, interviews en publieke optredens.

De verantwoordelijkheid moet zo worden uitgelegd dat het aanzien van het koningschap niet aangetast mag worden, door welke daad dan ook. Het is daarbij uiteraard zaak dat er goed contact is tussen Koning en ministers (in de praktijk: de minister-president). De Koning dient zich bewust te zijn van zijn positie.

2.

Privédomein Koning

Artikel 41 van de Grondwet bepaalt dat de Koning, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis inricht. Dat betekent dat er bijvoorbeeld vrijheid is om hofpersoneel aan te stellen. Die vrijheid is niet onbeperkt, want ook hier moet worden voorkomen dat de Koning (het koningschap) in opspraak komt.

Het staatsbelang en het privéleven van de Koning zijn niet altijd van elkaar te scheiden, denk aan buitenlandse reizen en grote uitgaven, zoals voor vakanties, een boot of een buitenverblijf. Waar de grens tussen privé en publiek belang precies ligt, moet van geval tot geval worden bezien.

Hhierbij is goed contact tussen Koning en minister-president van groot belang. Bedacht kan worden dat bijvoorbeeld ziekte van de Koning een privézaak is, maar dat vanwege het staatsbelang in ieder geval ook de ministers daarvan op de hoogte moeten zijn.

3.

Afgeleide verantwoordelijkheid leden koninklijk huis

Problemen rond voorgenomen huwelijken van prinsessen in 1964 en 1965 hebben geleid tot oprekking van het begrip 'ministeriële verantwoorde­lijkheid' in relatie tot het koningshuis. De ministers van staat Drees i en Oud i adviseerden in 1965 het kabinet tot een bredere invulling. Het ging volgens hen daarbij om een afgeleide ministeriële verantwoordelijkheid voor andere leden van het koninklijk huis: hoe dichter bij de troon (Koning), hoe groter de verantwoordelijkheid.

Daarbij ging het eveneens om het voorkomen van discussies over het koningschap. Als de echtgeno(o)t(e) of een kind van de Koning in opspraak komt, kan dat het aanzien van de Koning schaden. Alleen de Koning is onschendbaar (de ministers zijn verantwoordelijk), maar andere familieleden kunnen wel zorgen voor problemen die de positie van de Koning schenden.

Om dat te voorkomen, is eveneens goed contact nodig en moet bij het aanvaarden van functies rekening worden gehouden met mogelijke politieke gevoeligheden. Dat geldt allereerst voor de troonopvolger, maar ook voor andere (naaste) familieleden van de Koning.

4.

Rol minister-president

Hoewel alle ministers de verantwoordelijkheid dragen, is er een bijzondere rol voor de minister-president. In de jaren 1964-1966 bleek het nogal te schorten aan contact tussen koningshuis en ministers. Vooral bij de verwikkelingen rond de huwelijken van Irene en Beatrix hadden de ministers vaak een informatieachterstand. De minister-president (als eerste De Jong i) nam daarop de rol op zich van tussenpersoon tussen ministers en Koning.

Vanaf eind 1968 is de praktijk ontstaan dat er wekelijks contact is tussen de minister-president en het staatshoofd. Aanvankelijk was er elke zaterdag telefonisch contact, vanaf midden 1969 bezoekt de minister-president wekelijks op maandag de Koning (meestal op Huis Ten Bosch).

De Koning heeft het recht geïnformeeerd te worden, aan te moedigen en te waarschuwen (volgens de leer van de Britse journalist en publicist Walter Bagehot). Voor de minister-president is goed geïnformeerd zijn eveneens van belang. Het gesprek duurt als regel anderhalf uur. Overigens spreekt de Koning ook van tijd tot tijd andere ministers.

 

Brief over ministeriële verantwoordelijkheid (7800-III, nr 8)