Verslag - Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden) - Hoofdinhoud
Dit verslag is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 35482 - Wet opheffing verpandingsverboden i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden); Verslag |
---|---|
Documentdatum | 02-10-2024 |
Publicatiedatum | 02-10-2024 |
Nummer | KST35482B |
Kenmerk | 35482, nr. B |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
35 482 |
Wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden) |
B |
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID1 Vastgesteld 1 oktober 2024 Het wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. Inleiding De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD en JA21 hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel heeft de leden van deze fracties aanleiding gegeven tot het maken van enkele opmerkingen en het stellen van een aantal vragen. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA Onverpandbare vorderingen zullen na inwerkingtreding van deze wet verpand kunnen worden waardoor de kredietverlening aan met name het midden- en kleinbedrijf (MKB) zal worden verruimd.2 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben nog een aantal vragen aan de regering omdat zij nog onvoldoende in staat zijn om te kunnen inschatten of het effect van deze wet daadwerkelijk zo positief is voor het MKB als door de regering wordt verwacht. Zij kunnen de in het geding zijnde belangen thans nog onvoldoende wegen om een dergelijke principiële inbreuk op de contractsvrijheid te kunnen steunen. |
1 Samenstelling: Croll (BBB) (ondervoorzitter), Marquart Scholtz (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Van de Sanden (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66) (voorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL) 2 Kamerstukken II 2019-2020, 35 482, nr. 3, p. 1. |
kst-35482-B ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024 |
Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 35 482, B 1 |
Reeds eerder is het probleem van de lege boedelproblematiek besproken.1 Gewone schuldeisers zullen nog vaker preferente schuldeisers voor zich moeten dulden en zien hun kans op een uitkering uit de failliete boedel nog verder slinken, zo stellen genoemde leden. Uit het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer begrijpen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA dat er momenteel onderzoek door het WODC wordt gedaan naar de lege boedelproblematiek. Zij vragen of de regering de uitkomsten van dit (aanvullend) onderzoek met deze Kamer kan delen en in het geval dit onderzoek nog niet is afgerond horen zij graag wanneer die afronding kan worden verwacht.
Verder wijzen de leden van GroenLinks-PvdA op het Advies van de Commissie insolventierecht wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden van 29 februari 2024. Naar aanleiding van dit advies vragen de hier aan het woord zijnde leden of en zo ja, hoe de verwachte verruiming van het krediet mogelijk weer wordt verkleind door een terughoudender opstelling van kredietverleners die niet in staat zijn een pandrecht te vestigen of dit niet willen. Ook vragen zij of er inzicht is in de aard van de kredietverleners die naar verwachting een pandrecht zullen bedingen en de aard van de kredietverleners die dit niet kunnen of doen. Is het bijvoorbeeld zo dat met name banken zullen profiteren van een dan preferente positie en kleine leveranciers niet en als dit het geval blijkt, is dit dan niet juist nadelig voor het MKB in het geval zij leverancier zijn, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA.
Het onderhavige wetsvoorstel is primair van belang om de zekerheidspositie van kredietverstrekkers te verbeteren met de verwachting dat hiermee ook de mogelijkheid van krediet wordt verruimd, zo stellen genoemde leden. Zij informeren of er onderzoek bestaat waaruit blijkt dat dit ook zal worden gerealiseerd. Anders geformuleerd vragen zij of het aannemelijk is dat kredietverstrekkers slechts een (klein) deel van hun toegenomen zekerheid zullen aanwenden voor de verwachte verruiming. Wat is het verband van de verruiming van de kredietruimte (met mogelijk 1 miljard) en de kans dat een onderneming insolvent raakt en waarom wordt dit wetsvoorstel niet betrokken bij de bredere herziening van het insolventierecht waarin de lege boedelproblematiek wel een expliciet punt van aandacht zal zijn, zo vragen deze leden tot besluit.
Vragen en opmerkingen van de fractie van de VVD
Ter verduidelijking op onderdelen van onderhavig wetsvoorstel leven de volgende vragen bij de leden van de VVD-fractie.
De rechtbank Amsterdam heeft dit jaar bij vonnis van 26 juni 2024 in de zaak van een curator tegen een bank overwogen dat ingevolge artikel 3:83 lid 1 BW vorderingsrechten overdraagbaar zijn, dat dit ook geldt voor vorderingsrechten uit publiekrechtelijke rechtsverhoudingen en dat uit artikel 3:228 BW volgt dat vorderingsrechten die overdraagbaar zijn, tevens verpandbaar zijn.2 De leden van de fractie van de VVD vragen de regering wat onderhavig wetsvoorstel betekent voor vorderingsrechten uit publiekrechtelijke rechtsverhoudingen, zoals vorderingen uit hoofde van de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) of Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).
In het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Duitsland is het verbod op verpanding al eerder afgeschaft.3 De leden van de VVD-fractie informeren of de effecten van de afschaffing van dat verbod in genoemde landen is onderzocht, en, zo ja, wat de positieve en de negatieve effecten zijn geweest. Hoe gaat de regering voorkomen dat de negatieve effecten zich hier voordoen, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de fractie van de JA21
De leden van de fractie van JA21 vragen of de regering nader kan toelichten hoe de inperking van de contractvrijheid, zoals voorzien in het wetsvoorstel, specifiek zal bijdragen aan een betere concurrentiepositie van het MKB, en hoe de kosten van compliance worden geminimaliseerd voor zowel grote als kleine bedrijven.
In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel staat vermeld dat de verwachting is dat de kredietruimte voor het MKB met bijna 1 miljard kan toenemen.4 Garanties voor het verstrekken van extra krediet door banken zijn echter niet expliciet vermeld, zo stellen genoemde leden. Zij vragen of de regering meer duidelijkheid kan geven over hoe zij banken wil aansporen om daadwerkelijk gebruik te maken van de vergrote kredietruimte en welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat banken strengere kredietvoorwaarden gaan hanteren.
In de memorie van toelichting wordt erkend dat verpanding de positie van banken en andere financiers in faillissementen kan versterken, en dat dit ten koste kan gaan van gewone schuldeisers.5 De leden van de fractie van JA21 vragen hoe de regering ervoor wil zorgen dat gewone schuldeisers in faillissementen niet structureel benadeeld worden door deze versterking van de positie van pandhouders.
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien de nota naar aanleiding van het verslag - bij voorkeur uiterlijk 30 oktober 2024 -met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
B.O. Dittrich
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
E.P. Karthaus
Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 35 482, B 3
Zie ook: Kamerstukken II 2019-2020, 35 482, nr. 3, p. 5.
Rechtbank Amsterdam d.d. 26 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3796, rov. 4.3.
Kamerstukken II 2019-2020, 35 482, nr. 3, p. 1.
Kamerstukken II 2019-2020, 35 482, nr. 3, p. 2.
Kamerstukken II 2019-2020, 35 482, nr. 3, p. 5.