Nota naar aanleiding van het verslag - Uitvoering van verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (Uitvoeringswet digitalemarktenverordening) - Hoofdinhoud
Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 36495 - Uitvoeringswet digitalemarktenverordening i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Uitvoering van verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (Uitvoeringswet digitalemarktenverordening); Nota naar aanleiding van het verslag |
---|---|
Documentdatum | 03-12-2024 |
Publicatiedatum | 03-12-2024 |
Nummer | KST1173204 |
Kenmerk | 36495, nr. B |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 495 Uitvoering van verordening (EU) 2022/1925 van het Europees
Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 i en (EU) 2020/1828 i (Uitvoeringswet digitalemarktenverordening)
B NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 29 november 2024
Nota naar aanleiding van het verslag
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD en Volt, waar de leden van de fracties van de BBB, D66 en ChristenUnie zich bij aansluiten. In deze nota zijn de vragen en opmerkingen uit het verslag integraal opgenomen in cursieve tekst en de beantwoording daarvan in niet-cursieve tekst. De vragen zijn genummerd, waarnaar in voorkomende gevallen naar andere antwoorden is verwezen. Gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen zijn gezamenlijk beantwoord.
-
1.Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Uitvoeringswet digitalemarktenverordening. De VVD-fractie steunt de hierin opgenomen doelstelling om eerlijke concurrentie op digitale markten te waarborgen. Echter, hebben zij nog enkele vragen over de praktische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van deze wet, mede in het licht van de complexiteit van snel veranderende digitale markten.
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Uitvoeringswet digitalemarktenverordening. De Volt-fractie uit zich positief over deze Europese verordening als noodzakelijke stap in het reguleren van de digitale markt. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de fracties BBB, D66 en Christenunie sluiten zich aan bij de vragen.
-
2.Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
1
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe gewaarborgd wordt dat de ACM over voldoende kennis, middelen en capaciteit beschikt om effectief toezicht te houden op de naleving van de verordening.
Antwoord
De regering vindt het belangrijk dat de ACM voldoende middelen en capaciteit heeft om de Europese Commissie te ondersteunen in het toezicht op de verordening. In haar Uitvoerings- en handhavingstoets bij deze uitvoeringswet heeft de ACM berekend dat 7 FTE nodig is voor deze taak. Vanaf 2023 heeft de regering al structureel 7 FTE gereserveerd. Daarnaast zijn er geen signalen ontvangen dat dit onvoldoende is. Ook met het oog op de toekomst blijft de regering monitoren of de middelen en capaciteit voldoende zijn.
Ook is gewaarborgd dat de ACM voldoende kennis heeft om deze rol effectief uit te voeren. In eerste instantie omdat zij al specifieke kennis heeft over digitale markten vanuit de toezichtstaak op het mededingingsrecht. Maar ook omdat zij betrokken is bij relevante gremia waarin de laatste ontwikkelingen op het toezicht op de verordening worden besproken. Zoals de Digital Markets Advisory Committee (DMAC). De DMAC adviseert de Europese Commissie bij de implementatie van de verordening en handhavingskwesties. Bovendien werken ACM-medewerkers samen met de Commissie in zogenaamde joint investigative teams. De relevante kennis wordt hiermee verder opgebouwd.
2
De leden van de VVD-fractie merken op dat de ACM de bevoegdheid heeft om ter uitvoering van haar toezichtstaken woningen te betreden. Deze verstrekkende bevoegdheid kan een grote inbreuk op de privacy van burgers veroorzaken. Kan de regering aangeven of er voldoende waarborgen zijn opgenomen in het wetsvoorstel?
Antwoord
Ja, er zijn voldoende waarborgen hiervoor opgenomen. Deze zijn niet opgenomen in dit wetsvoorstel maar volgen, net als de bevoegdheid zelf, uit de Instellingswet ACM.
Artikel 12c van de Instellingswet ACM geeft de toezichthoudende ambtenaren van de ACM de bevoegdheid om een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Dat geldt voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedoelde bevoegdheden.
Vanwege de relatief grote inbreuk op de rechten van burgers die met het betreden van een woning gepaard gaat, voorzien de artikelen 12d tot en met 12f van de Instellingswet ACM in een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris en specifieke verslagleggingsverplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de toezichthoudende ambtenaren van de ACM de bevoegdheid tot het betreden van een woning alleen kunnen inzetten wanneer ze aantonen dat dat noodzakelijk en proportioneel is. Bijvoorbeeld omdat er voor de naleving van de verordening relevante zakelijke gegevens en bescheiden in een woning van een thuiswerkende werknemer aanwezig zijn.
Voor de volledigheid wordt er nog op gewezen dat de toezichthoudende ambtenaren van de ACM in het kader van het toezicht op de naleving van de verordening niet de bevoegdheid tot het doorzoeken van een woning hebben. Wanneer de toezichthoudende ambtenaren van de ACM een woning betreden om zakelijke gegevens te kunnen inzien, mag dus niet in gesloten kasten en achter gesloten deuren worden gezocht. Het onderzoek moet zich beperken tot zaken die met het blote oog te zien zijn na binnentreden.
3
De aan het woord zijnde leden vragen of de regering kan aangeven wat de gevolgen zijn voor de bevoegdheid van de ACM om zelfstandig onderzoek te doen naar de naleving van de verordening wanneer de Europese Commissie een eigen onderzoek instelt. In hoeverre kunnen nationale toezichthouders, zoals de ACM, in dat geval hun eigen onderzoek blijven voortzetten?
Antwoord
In de verordening wordt rekening gehouden met het feit dat overlap kan bestaan in de werkzaamheden van nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie. De onderzoeksbevoegdheid van nationale mededingingsautoriteiten naar naleving van de verordening in een concreet geval eindigt als de Commissie een onderzoek start naar dezelfde inbreuk van een poortwachter. De ACM zal haar initiële onderzoek naar niet-naleving van de verordening in zo'n geval moeten beëindigen. Ook moet zij vervolgens verslag doen aan de Commissie van de onderzoeksbevindingen.
Echter, dit betekent niet automatisch dat de ACM lopende onderzoeken naar overtreding van normen uit andere regelgeving dan de digitalemarktenverordening zal beëindigen. Poortwachters moeten ook voldoen aan normen uit het mededingingsrecht, consumentenrecht en andere verordeningen voor digitale markten. De ACM kan een onderzoek naar overtreding van die andere normen door een onderneming die is aangewezen als poortwachter in beginsel dan ook voortzetten. Per geval beoordeelt zij of dat opportuun is.
4 en 5
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering omgaat met de situatie waarin poortwachters in meerdere EU-lidstaten actief zijn. Hoe wordt de coördinatie en samenwerking met andere toezichthouders vormgegeven om consistentie en effectiviteit in de handhaving te waarborgen?
Antwoord
De nationaal bevoegde autoriteiten coördineren via verschillende kanalen hun inzet met elkaar. Een voorbeeld hiervan is het Europese Mededingingsnetwerk (ECN). Via dit samenwerkingsverband houden nationale autoriteiten elkaar op de hoogte over lopende zaken. Deze worden ook inhoudelijk besproken.
Daarnaast zijn de nationale autoriteiten vertegenwoordigd in de Digital Markets Advisory Committee (DMAC). De DMAC adviseert de Commissie bij de implementatie van de verordening en biedt kennis en ervaring op nationaal niveau. Bijvoorbeeld bij het bespreken van voorgenomen beslissingen van de Europese Commissie.
Ook wordt het Europese Mededingingsnetwerk vertegenwoordigd in de groep op hoog niveau (High Level Group). Deze groep adviseert over mogelijke interpretatieverschillen tussen de verordening en andere wetgeving, zoals de algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De High Level Group heeft ook subgroepen die zich bezighouden met het onderzoeken van specifieke thema's.
Ten slotte is er ook sprake van informele samenwerking tussen de Europese mededingingsautoriteiten, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijk georganiseerde evenementen en workshops. Zo organiseerde de ACM afgelopen zomer een congres in Amsterdam over de verordening. Hier kwamen stakeholders maar ook mededingingsautoriteiten van andere lidstaten op af. Samenwerking via al deze kanalen zorgt er voor dat kennis en ervaring breed gedeeld worden en dat dubbel werk wordt voorkomen. Dit komt efficiëntie en consistentie van handhaving ten goede.
6
De aan het woord zijnde leden uiten hun zorgen dat het opleggen van boetes ingeval van niet-naleving onvoldoende prikkel biedt voor poortwachters om zich daadwerkelijk aan de verplichtingen van de verordening te houden. Welke andere mogelijkheden ziet de regering om poortwachters te motiveren om zich aan de regels te houden?
Antwoord
De regering is van mening dat de boetes die de Europese Commissie kan opleggen aan poortwachters voldoende afschrikkend werken.
Het boetepercentage verschilt per type overtreding, maar is gekoppeld aan de totale wereldwijze omzet. Omdat het hier gaat om de allergrootste wereldwijd opererende platforms, gaat het om significante bedragen. Neem bijvoorbeeld een poortwachter die verplichtingen uit de verordening opzettelijk of uit nalatigheid herhaaldelijk niet naleeft. In zo'n geval kan de boete worden verhoogd tot 20 procent van de totale wereldwijde omzet.
Naast het opleggen van boetes heeft de Europese Commissie ook andere middelen om poortwachters zich aan de regels te laten houden. Denk bijvoorbeeld aan het opleggen van een dwangsom om naleving te verplichten. Of het opleggen van gedragscorrigerende of structurele maatregelen. Dit laatste kan als uit een marktonderzoek van de Commissie blijkt dat een poortwachter systematisch de verordening overtreedt. De verordening noemt zelf het verbod om in een bepaalde periode concentraties in de digitale sector aan te gaan als voorbeeld van zo'n maatregel.
Tot slot heeft de verordening een complianceverplichting voor elke poortwachter, die zelfregulering moet aanmoedigen. Dit houdt in dat poortwachters zich actief en uit eigen beweging moeten houden aan de verplichtingen. Dit komt bijvoorbeeld terug in de compliancerapportages die op grond van de verordening ingediend worden bij de Europese Commissie. Bijvoorbeeld nadat een platform is aangewezen als poortwachter. Het is dus een gelaagde structuur van naleving.
7
De leden van de Volt-fractie merken op dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aandacht is gevraagd voor de uitvoeringscapaciteit van de ACM. De regering heeft aangegeven dat het aantal fte is gebaseerd op een eigen inschatting van de ACM over de benodigde capaciteit. Op welke wijze controleert de regering of deze capaciteit toereikend blijft?
Antwoord
De regering verwijst graag naar het antwoord op vraag 1 voor een toelichting over hoe voor voldoende capaciteit bij de ACM wordt gezorgd. Hiermee is gewaarborgd dat de ACM op dit moment voldoende capaciteit heeft om de ondersteunende rol effectief uit te voeren. Met het oog op de toekomst blijft de regering dit periodiek bespreken met de ACM.
8 en 9
De leden van de Volt-fractie vragen de regering in hoeverre de voorgenomen reductie van ambtenaren de capaciteit van de ACM zal beïnvloeden. Is de ACM hiervan uitgezonderd?
Antwoord
In de behandeling van de begroting voor 2025 van het Ministerie van Economische Zaken is aangegeven dat de ACM te maken krijgt met een efficiencykorting van jaarlijks 0.5% oplopend tot 2,5% in 2029. Dit geldt ook voor alle andere taakorganisaties. De regering heeft voor de uitvoering van het toezicht op dit wetsvoorstel al vanaf 2023 structurele financiering vastgelegd. Daarom heeft de taakstelling hier geen invloed op. Los van dit wetsvoorstel, vindt tussen het ministerie van EZ en de ACM overleg plaats over de financiering van overige taken van de ACM.
10
De voorgenoemde leden vragen in hoeverre de samenwerking tussen toezichthouders van individuele lidstaten door de regering wordt bevorderd, bijvoorbeeld via gezamenlijke training of het uitwisselen van kennis en praktijken.
Antwoord
De regering verwijst graag naar de beantwoording van de vragen 4 en 5 voor een toelichting over de manier waarop kennis tussen verschillende Europese mededingingsautoriteiten en de Europese Commissie wordt gedeeld. In aanvulling hierop is het goed om te noemen dat de medewerkers van de ACM en de Europese Commissie ook via joint investigative teams samen aan zaken onder deze verordening werken. Zo worden kennis en best practices uitgewisseld en breder gedeeld.
-
3.Effectiviteit en toekomstbestendigheid wet
11
De leden van de VVD-fractie vragen welke evaluatie- en monitoringsmechanismen worden geïmplementeerd om de effectiviteit van het wetsvoorstel op de lange termijn te waarborgen.
Antwoord
In het wetsvoorstel zijn geen aanvullende evaluatie- en monitoringsverplichtingen opgenomen bovenop wat al geldt op grond van de verordening.
De evaluatie en monitoring van de uitvoering van het nationale (ondersteunende) toezicht en besteding van toegekende middelen door de ACM zal gebeuren via de gebruikelijke verantwoording door ACM aan de Minister van Economische Zaken. Bijvoorbeeld via het jaarverslag dat de ACM jaarlijks als onafhankelijk toezichthouder uitbrengt.
De verordening kent een aantal mechanismen om de effectiviteit van de verordening te monitoren, te evalueren en deze op lange termijn te waarborgen. Op grond van artikel 35 van de verordening brengt de Europese Commissie jaarlijks verslag uit over de uitvoering van de verordening en de vooruitgang die is geboekt met de uitvoering van de doelstellingen. Daarin worden onder andere de uitgevoerde toezichtsactiviteiten in het betreffende jaar beschreven. Ook wordt de samenwerking en coördinatie met nationale autoriteiten zoals de ACM toegelicht. Het verslag geeft aanleiding voor een jaarlijkse reflectie op de effectiviteit van de verordening en ontwikkelingen in digitale markten die daarop van invloed zijn. Het verslag wordt gepubliceerd op de website van de Commissie. Het volgende jaarverslag over 2024 wordt verwacht in maart 2025.
Om de doeltreffendheid en effectiviteit van de verordening - en dus ook die van het wetsvoorstel - op de lange termijn te waarborgen voorziet artikel 53 van de verordening ook in een uitgebreide driejaarlijkse evaluatie. De eerste evaluatie staat gepland voor uiterlijk 3 mei 2026 en vindt daarna om de drie jaar plaats. In het kader van deze evaluatie gaat onderzocht worden of de doelstelling van de verordening in voldoende mate wordt behaald. Ook worden de effecten van de verordening op zakelijke gebruikers en eindgebruikers beoordeeld. De Commissie neemt de inbreng van lidstaten mee in de evaluatie en het verslag daarvan. De evaluatie biedt hierdoor gelegenheid om eventuele zorgen of wensen vanuit Nederland naar voren te brengen. De regering is van plan om in samenwerking met de ACM het komende jaar te verkennen welke inbreng vanuit Nederland gewenst is.
De ACM gaat na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel jaarlijks een overzicht publiceren met het aantal ontvangen meldingen van niet-naleving van de artikelen 5 tot en met 7 van de verordening1. Dit gaat het parlement meer inzicht bieden in het toezicht op nationaal niveau.
12
De voorgenoemde leden vragen hoe gewaarborgd wordt dat het wetsvoorstel in het licht van de snelle technologische ontwikkelingen blijft aansluiten bij de veranderende digitale markten.
Antwoord
Het voorliggend wetsvoorstel regelt enkel de aanvullende toezichthoudende bevoegdheden voor de ACM en voegt materieel niets toe aan de verordening zelf. Het ondersteunende toezicht in Nederland door de ACM als nationale autoriteit volgt daarom eventuele toekomstige aanvullingen of wijzigingen van de verordening. In de verordening zijn diverse voorzieningen opgenomen om de toekomstbestendigheid te borgen. Hiermee blijven de reikwijdte en maatregelen aansluiten bij de veranderende digitale markten.
Allereerst zijn de aangewezen kernplatformdiensten waar de verordening op toeziet technologieneutraal geformuleerd in artikel 2, punt 2, van de verordening.2 Dit betekent dat de definitie van die kernplatformdiensten voor de toepassing van de verordening niet wordt ingeperkt door de onderliggende technologie. Zo kunnen bijvoorbeeld onlinezoekmachines die gebruikmaken van AI-technologie ook onder de reikwijdte van de verordening vallen.
Daarnaast regelt artikel 12 van de verordening dat de Europese Commissie de verplichtingen voor poortwachters kan actualiseren. Met deze bepaling kan de Commissie na een marktonderzoek besluiten om verplichtingen aan te passen aan veranderde omstandigheden in de digitale sector. Dit mag alleen onder de voorwaarden genoemd in artikel 12 en mag de reikwijdte van de artikelen 5 en 6 van de verordening dus niet verder oprekken dan in dat artikel is bepaald.
Daarbij kan de Commissie in andere gevallen dan hiervoor genoemd op grond van artikel 19 van de verordening onderzoeken of de verordening aangepast of aangevuld moet worden. Enerzijds kan dit gelden voor nieuwe diensten in de digitale sector die toegevoegd kunnen worden aan de lijst van kernplatformdiensten in artikel 2. Anderzijds kan de Commissie hiermee onderzoeken of bepaalde praktijken in digitale markten de betwistbaarheid van kernplatformdiensten beperken of oneerlijk zijn en vooralsnog niet effectief door de verordening worden aangepakt. Als een dergelijk marktonderzoek aanleiding geeft tot wijziging van de verordening, dan kan de Commissie vervolgens een wetgevingsvoorstel indienen bij of na publicatie van het verslag van het marktonderzoek.
Uit artikel 41, derde lid, van de verordening volgt ten slotte dat drie of meer lidstaten de Commissie ook kunnen verzoeken om een marktonderzoek te openen naar het actualiseren van de lijst met kernplatformdiensten. Of naar de verplichtingen voor poortwachters op grond van artikel 19 van de verordening. Een dergelijk verzoek kan enerzijds betrekking hebben op vermoedens dat diensten in de digitale sector moeten worden toegevoegd aan de lijst met kernplatformdiensten. Anderzijds kan het ook betrekking hebben op bepaalde praktijken die niet doeltreffend worden aangepakt door de verordening.
-
4.Overige vragen
13
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten op welke wijze de privacy van eindgebruikers gewaarborgd wordt, met name wanneer gevoelige gegevens betrokken zijn bij onderzoeken door de ACM.
In het algemeen geldt de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Deze is van toepassing op alle organisaties die persoonsgegevens van personen in de Europese Unie verwerken. Hierdoor is het dus ook van toepassing op het handelen van de ACM. De ACM houdt zich in dat kader bijvoorbeeld aan de Privacy by Design verplichting voor ieder onderzoek wat zij start. Verder is de gegevensverwerking door de ACM bij onderzoeken toegelicht in haar privacyverklaring en haar Werkwijze digitaal onderzoek. Deze zijn beiden raadpleegbaar via haar website. In de privacyverklaring staat ook opgenomen wat de ACM doet om persoonsgegevens te beschermen.
De digitalemarktenverordening bevat op bepaalde punten strengere criteria voor poortwachters dan de AVG. De verordening beperkt de rechtsgrondslagen die poortwachters kunnen gebruiken om persoonsgegevens te verwerken. Voor een uitgebreidere toelichting verwijst de regering hiervoor graag naar paragraaf 3.7.4 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.
Ten slotte is in het kader van de naleving door poortwachters van de maatregelen in artikelen 5, 6 en 7 van de verordening ook aandacht voor de bescherming van persoonsgegevens van (eind)gebruikers. Zo geldt bijvoorbeeld voor de interoperabiliteitsverplichtingen bij berichtendiensten in artikel 7 dat poortwachters maatregelen mogen treffen om de privacy van die diensten te borgen.
14
De voorgenoemde leden vragen of de regering een inschatting kan geven van de tijdlijn waarbinnen poortwachters kunnen worden beoordeeld op adequate naleving van de op grond van het wetsvoorstel geldende nieuwe verplichtingen.
Een partij die is aangewezen als poortwachter onder de verordening heeft zes maanden om te voldoen aan de verboden en verplichtingen van de verordening. Deze inhoudelijke veren geboden staan dus niet in het wetsvoorstel, maar in de verordening.
In een zogeheten compliance report beschrijft de poortwachter welke maatregelen hij heeft getroffen. Op basis van dit rapport kan de Commissie vervolgens besluiten om een onderzoek in te stellen. Uit de praktijk blijk dat de Commissie streeft om een marktonderzoek naar aanleiding van het compliance report binnen 12 maanden af te ronden. Op basis van dit onderzoek kan de Commissie maatregelen opleggen.
15 en 16
De leden van de Volt-fractie constateren dat de verordening alleen betrekking heeft op poortwachters die grensoverschrijdend opereren. Voor de nationale poortwachters refereert de minister aan de nationale mededingingsregels. In hoeverre kunnen deze worden toegepast op poortwachters die in Nederland actief zijn? Hoe zit dit met poortwachters die van de Nederlandse taal gebruik maken en wellicht ook in België opereren?
De digitalemarktenverordening is specifiek bedoeld om de betwistbaarheid van de positie van de allergrootste, wereldwijde opererende online platforms te vergroten. Hiermee wordt ruimte gecreëerd voor kleinere (nationale) platforms om op een gelijkwaardiger niveau met poortwachters te concurreren.
Het is verboden voor platforms die in Nederland actief zijn en een dominante marktpositie hebben, om misbruik te maken van die positie. Artikel 24 van de Mededingingswet en artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie blijven volledig van toepassing op grote Nederlandse platforms. Dat is ook het geval wanneer een groot Nederlands platform ook in België opereert. Voor de toepassing van artikel 24 van de Mededingingswet is namelijk relevant of er sprake is van misbruik van een machtspositie op de Nederlandse markt.
17, 18 en 19
De voorgenoemde leden vragen of de regering kan specificeren op welke post in de EU-begroting de boetes worden opgenomen. Vloeien deze naar de algemene middelen, of kunnen ze rechtstreeks worden aangewend voor beleid op het gebied van de 'Digital Decade'? Worden de geïnde boetes aangewend voor het bekostigen van de uitvoeringsdienst van de Europese Commissie of de nationale uitvoeringskosten?
Het opleggen van geldboetes of dwangsommen moet als laatste redmiddel worden gezien als poortwachters naleving weigeren of tegenwerken. De maatregelen in de verordening vergen in beginsel een cultuur van compliance en dialoog tussen poortwachters en toezichthouder. De boetes en dwangsommen die door de Europese Commissie als handhaver desondanks worden opgelegd aan poortwachters op grond van artikel 30 en 31 van de verordening vallen onder de overige ontvangsten.
Deze vloeien naar de algemene middelen in de begroting. Dit is in lijn met de regeling voor geldboetes die op grond van de Europese mededingingsregels worden opgelegd. De ontvangsten uit geldboetes op grond van de verordening zijn dan ook opgenomen onder dezelfde titel van de EU-begroting.3 Deze overige ontvangsten worden niet specifiek aangewend voor een bepaald doel, maar verlagen de bijdragen die lidstaten moeten afdragen aan de EU.
In de verordening is geen regeling opgenomen over het gebruik van de ontvangsten uit geldboetes als externe bestemmingsontvangsten ("external assigned revenue") om bijvoorbeeld het toezicht op de verordening te bekostigen. Dit zou ook onwenselijk zijn. De Commissie wordt geacht om belangeloos en onafhankelijk af te wegen of een geldboete of wel een dwangsom wordt opgelegd. Wanneer ontvangsten uit geldboetes direct zouden terugvloeien naar de uitvoeringsdienst van de Commissie, zou dit de schijn kunnen wekken dat de Commissie een belang heeft bij het opleggen van geldboetes.
Dirk Beljaarts
Minister van Economische Zaken
8
Kamerstuk II 36 531, nr. 16
Zie o.m. overweging 14 van de verordening.
EU Draft Budget 2025, General Statement of Revenue, Title 4: Financial Revenue, default interest and fines, Chapter 4.2: Fines in connection with the implementation of the rules on competition, rnr. 420.