Nota naar aanleiding van het verslag - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025

Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. E toegevoegd aan wetsvoorstel 36600 XX - Vaststelling begroting Asiel en Migratie 2025.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025; Nota naar aanleiding van het verslag
Document­datum 07-02-2025
Publicatie­datum 07-02-2025
Nummer KST1182011
Kenmerk 36600 XX, nr. E
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

 

36 600 XX

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025

E

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 7 februari 2025

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel. Via deze nota zend ik u de beantwoording op de vragen die zijn gesteld in het verslag van de Vaste Commissie voor Immigratie en Asiel bij de begrotingsstaat van het ministerie van Asiel en Migratie voor het jaar 2025.

D66

Vraag:

Op pagina 6 van de memorie van toelichting kondigt de minister aan dat er op basis van art. 110 Vw een koninklijk besluit zou worden vastgesteld waarmee art. 111 Vw in werking zou worden gesteld en de hoofdstukken 1 t/m 7 Vw buiten werking zouden worden gesteld vanwege buitengewone omstandigheden. Nadien is dit voornemen onder druk van o.a. de Eerste Kamer veranderd en heeft de minister een pakket aan wettelijke maatregelen aangekondigd via de normale parlementaire route. Lang is er gediscussieerd over de inhoud van het Koninklijk Besluit en de dragende motivering die de minister zou ontwerpen en die in haar ogen af was. Kan de minister (haar concept van) die dragende motivering aan de Eerste Kamer meedelen, zodat de argumentatie daarvan betrokken kan worden bij de behandeling van de begroting? (D66)

Antwoord:

Zoals de leden van de D66-fractie terecht opmerken, is het voornemen om artikel 111 van de Vreemdelingenwet 2000 te activeren niet tot afronding gekomen. Bij brief van 25 oktober 2024 heeft de minister-president toegelicht dat de desbetreffende maatregelen worden genomen door middel van reguliere wetgeving, waaronder een asielnoodmaatregelenwet.1

Dit betekent dat de besluitvorming over de mogelijke activering van artikel 111 van de Vreemdelingenwet 2000 en de bijbehorende motivering niet tot afronding is gekomen, zodat het niet in de rede ligt daarover verdere mededelingen te doen.

Zoals gebruikelijk zal de regering de beslisnota inzake de beoogde asielnoodmaatregelenwet op het moment van indiening met het parlement delen.

Vraag:

Kan de minister aangeven of Brussel Nederland die opt-out gaat geven? Wat zijn de argumenten die Brussel heeft gehanteerd om niet die door het kabinet gewenste opt-out te verlenen? Verwacht de minister dat de door haar gewenste opt-out er deze kabinetsperiode nog komt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke verifieerbare uitlatingen vanuit Brussel baseert zij dit?

Antwoord:

Dit kabinet heeft middels een brief aan de Europese Commissie het signaal afgegeven dat in het geval van Verdragswijziging

Nederland zal pleiten voor een opt-out. Verdragswijziging is op dit moment niet aan de orde. Er is op dit moment geen meerderheid voor Verdragswijziging op Europees niveau.

Vraag:

Gebleken is dat de minister de duur van de asielvergunning wil terugbrengen tot drie jaar en dat de asielvergunning voor onbepaalde tijd vervalt. Op basis van ervaringen uit het verleden met een twee statusstelsel mag verwacht worden dat veel asielzoekers zullen gaan procederen omdat zij liever niet de korte asielvergunning willen. Hoeveel extra druk gaat dit op de IND opleveren? Zullen de wachttijden hierdoor extra oplopen? Is er daardoor niet meer geld nodig voor de IND de komende jaren?

Antwoord:

De duur van de verblijfsvergunning wordt teruggebracht naar 3 jaar voor zowel de vluchtelingstatus als de status voor subsidiair beschermden. Nu de duur van de vergunning in beide gevallen gelijk is, zal de duur van de vergunning op zichzelf naar verwachting niet leiden tot extra doorprocederen voor een vluchtelingstatus. Na het inwerkingtreden van het wetsvoorstel zal de IND monitoren of deze verwachting uitkomt.

Vraag:

Eén van de doelstellingen van de grenscontroles was potentiële asielzoekers af te schrikken en hen te stimuleren niet in Nederland asiel aan te vragen. Hebben de tot nu toe gehouden grenscontroles dit effect gehad? Hoe is zoiets te meten? Als het niet te meten valt, waarom is dan überhaupt met deze grenscontroles begonnen? Hoeveel ander werk van KMAR en IND is blijven liggen omdat zij mensen vrij moesten maken om aan deze grenscontroles deel te nemen?

Antwoord:

Zoals ook eerder met uw Kamer is gedeeld, is het voor het kabinet van belang dat herinvoering binnengrenstoezicht moet bijdragen aan de bestrijding van irreguliere migratie en grensoverschrijdende criminaliteit, in het bijzonder migratiecriminaliteit zoals mensensmokkel. De instroom van asielzoekers is afhankelijk van een groot aantal interne en externe op elkaar inwerkende factoren. De binnengrenscontroles worden vanaf 9 december uitgevoerd. Gezien de recente start, is het vooralsnog niet mogelijk om een uitspraak te doen over de resultaten. Conform eerdere toezegging, zal ik de Tweede Kamer in maart informeren over de (tussentijdse) resultaten van binnengrenscontroles.

Wat betreft de uitvoering van binnengrenscontroles, wordt deze vormgegeven binnen de huidige beschikbare capaciteit vanuit de KMar. De controles vinden informatie- en risico gestuurd plaats. Deze manier van werken heeft niet geleid tot significante gevolgen voor andere werkzaamheden die de KMar of IND uitvoeren.

Vraag:

Is de minister bereid Syriërs in Nederland in staat te stellen vrijwillig en dus niet gedwongen tijdelijk terug te keren naar Syrië om desgewenst hun definitieve terugkeer voor te bereiden? Hoeveel extra kosten brengt dit met zich mee, en hoeveel zou dit op termijn kunnen besparen?

Antwoord:

Syriërs die vanuit Nederland willen vertrekken, kunnen dit gewoon doen. Hiervoor is in beginsel geen bemoeienis vanuit de Nederlandse overheid nodig. Mochten er echter (praktische) belemmeringen zijn dan kunnen Syriërs voor ondersteuning aankloppen bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV). De DTenV kan op dit moment de volgende ondersteuning bieden aan Syriërs die bereid zijn permanent terug te keren en daarbij afstand te doen van eventueel verblijfsrecht in Nederland:

  • Informatie over terugkeer naar Syrië;
  • Hulp bij het aanvragen en financiering van benodigde vliegtickets;
  • Een financiële ondersteuning van € 900 cash.

Op dit moment zijn er geen voornemens Syriërs te ondersteunen ten behoeve van tijdelijke terugkeer. Er is geen realistische inschatting te maken van de kosten en baten die zouden samenhangen met het ondersteunen van Syriërs ten behoeve van tijdelijke terugkeer.

Vraag:

De uitgaven voor toegang, toelating en opvang vreemdelingen na volgend jaar, 2026, kelderen naar beneden. Waar zijn deze kortingen op gebaseerd? Wat als de wens van het kabinet dat er minder asielzoekers naar Nederland komen niet uitkomt? Hoe moeten de IND, het COA en NIDOS hun werk naar behoren doen als zij veel minder geld krijgen, terwijl het werk niet navenant vermindert?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is voor gekozen, ook al door het vorige kabinet, om de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

De kosten voor het Nationaal programma Oekraïense Vluchtelingen in 2026 wordt drastisch teruggebracht en in 2027 naar 310 en vanaf 2028 op nihil wordt gesteld. Waarom? Wat is hier de gedachte achter gezien het feit dat de oorlog tussen Rusland en Oekraine nog steeds voortduurt? Kennelijk is de verwachting van de minister dat de situatie voor de Oekraïners in 2026 en daarna enorm gaat verbeteren. Waar baseert de minister dit op?

Antwoord:

In antwoord op de gestelde vragen door de Tweede Kamer over de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie voor het jaar 2025, Kamerstuk 36600-XX, nr. 5, heb ik aangegeven dat de reservering van middelen op de begroting overeenkomt met de periode dat er door gemeenten in opvang voor ontheemden uit Oekraïne moet worden voorzien volgens de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne. De Tijdelijke Wet vervalt niet later dan 1 jaar na de einddatum van de inzet van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming, die is verlengd tot en met 4 maart 2026. Dit betekent dat er op dit moment tot en met maart 2027 ontheemden uit Oekraïne moeten worden opgevangen door gemeenten op basis van de Tijdelijke Wet. Het is voor diezelfde periode dat er middelen zijn gereserveerd op de Rijksbegroting. Het aantal ontheemden waarvoor opvang moet worden verzorgd is met grote onzekerheden omgeven. De budgetten in de begroting zijn gebaseerd op een prognose over de verwachte in- en uitstroom van ontheemden, die verder naar de toekomst onzekerder wordt. Deze prognose wordt, indien dit nodig blijkt, bij de eerstvolgende voorjaarsnota weer bijgesteld naar de dan geldende inzichten.

Een besluit over eventuele verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, en dientengevolge de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne, dient in Europees verband te worden genomen. De Raad van Europese Unie neemt hierover het besluit. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer besluitvorming daarover plaats zal vinden. Ten aanzien van de lange termijn voor ontheemden wordt een aantal scenario’s uitgewerkt rond terugkeer en verblijf, inclusief de financiële gevolgen. Hierover is de Tweede Kamer via de Verzamelbrief van 31 januari jl. geïnformeerd.

Link: file

Vraag:

De minister schat in dat het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt in 2027 en 2028 daalt. Op welke verifieerbare gronden baseert de minister deze aanmerkelijke daling op? Waar baseert de minister de aanname op dat het COA in 2027 en 2028 teruggaat in het opvangen naar 25.000 asielzoekers? Wat als deze wens van de minister niet uitkomt? Zullen IND en COA en alle andere betrokken organisaties hun werk dan wel aan kunnen met drastisch verminderde inkomsten?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is voor gekozen, ook al door het vorige kabinet, om de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Is de minister in overleg met de provincies en de gemeenten over de bouw van doorstroomlocaties? Zijn alle daarvoor in aanmerking komende gemeenten bereid eraan mee te werken? Zo niet, is het dan niet een goed idee de spreidingswet in stand te laten en niet in te trekken, zoals het kabinet van plan lijkt te zijn? Hoe lang duurt het voordat er vergunningen voor de bouw van doorstroomlocaties zijn afgegeven. Hoeveel geld wordt er uitgetrokken voor die doorstroomlocaties? Is dat alleen ten laste van de begroting van A en M of ook op die van VROM? Heeft de recente uitspraak van de Raad van State uit december 2024 over het verbod op interne saldering van stikstof invloed op het aantal in te plannen doorstroomlocaties? Kan de minister een duidelijk overzicht van de plannen verstrekken, zodat de Eerste Kamer dit deel van het voorgenomen beleid goed kan beoordelen?

Antwoord:

Het ministerie van Asiel en Migratie en het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn met de VNG en medeoverheden in gesprek over de realisatie van doorstroomlocaties. Deze gesprekken hoopt het ministerie in februari af te ronden. De opgedane ervaringen ten aanzien van de bestaande doorstroomlocaties worden benut bij de verdere uitwerking van de doorstroomlocaties. Ook de financiering is onderdeel van de nadere uitwerking. In navolging op de motie van de leden Podt en Bontenbal2 streef ik ernaar om de Tweede Kamer hier in maart nader over te informeren. Ik zal dan ook uw Kamer informeren.

De druk op de asielopvang is groot, mede door het grote aantal statushouders dat in de opvang verblijft. Hierdoor is het noodzakelijk om doorstroomlocaties in te richten. Het precieze aantal doorstroomlocaties hangt af van de grootte van de locaties en is op voorhand moeilijk te preciseren. Het is op dit moment lastig in te schatten in hoeverre de recente uitspraak van de Raad van State over het verbod op interne saldering van stikstof hierop van invloed is.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van omgevingsvergunningen. De reguliere procedure is het uitgangspunt in de omgevingswet, welke normaliter maximaal 8 weken in beslag neemt. Bij plannen die niet in het omgevingsplan passen kan ook een uitgebreidere procedure worden gevolgd. Dan beslist het bevoegd gezag binnen 6 maanden na de aanvraag. Termijnen voor het daadwerkelijk verstrekken van vergunningen zijn ook afhankelijk van bezwaren.

BBB

Vraag:

  • 10. 
    In tegenstelling tot alle andere Ministeries is de Begrotingsstaat 2025 van het Ministerie van Asiel en Migratie niet opgenomen in de Miljoenennota 2025. Volstaan wordt met één regel met het totaal van de geraamde uitgaven per jaar. Kan de Minister uitleggen waarom de Begrotingsstaat 2025 van het Ministerie van Asiel en Migratie niet is opgenomen in de Miljoenennota 2025 maar slechts het totaal van de uitgaven?

Kan de Minister uitleggen waarom de zeer significante daling van de uitgaven ingaand 2027 niet is toegelicht in de Miljoenennota 2025?

Antwoord:

In de Miljoenennota 2025 worden de belangrijkste mutaties toegelicht die in 2024 hebben plaatsgevonden na Voorjaarsnota. Omdat de begroting van Asiel en Migratie pas vanaf 2025 bestaat hebben op die begroting geen mutaties plaatsgevonden buiten de herverkaveling vanuit de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De belangrijkste mutaties op het asieldossier worden nog toegelicht bij de Verticale toelichting van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

De significante daling van de uitgaven vanaf 2027 worden niet toegelicht omdat deze daling grotendeels niet wordt veroorzaakt door mutaties die in 2024 na Voorjaarsnota hebben plaatsgevonden. De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Door het vorige kabinet is bij Voorjaarsnota 2023 en 2024 besloten de asielraming voor drie jaar te verwerken en niet structureel vanwege onzekerheid in de asielprognoses. Deze mutatie wordt bij de Verticale toelichting van het ministerie van Justitie en Veiligheid toegelicht.

Vraag:

Het budget van de uitgaven van het kerndepartement Asiel en Migratie staat nog op de ontwerpbegroting van het kerndepartement Justitie en Veiligheid. Als gevolg hiervan zijn de verwachte uitgaven van het Ministerie van Asiel en Migratie hoger dan gepresenteerd in de Miljoenennota 2025, omdat zowel het budget voor het kerndepartement Asiel en Migratie als de uitgaven voor de taakstelling op de apparaatskosten nog in de ontwerpbegroting moeten worden opgenomen. Kan de Minister de redenen aangeven waarom de kosten van het kerndepartement en de budgetten waarop de taakstelling op het apparaat nog niet zijn overgeheveld van de ontwerpbegroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid naar het Ministerie van Asiel en Migratie? Op welke termijn verwacht de Minister dat deze kosten worden overgeheveld naar de ontwerpbegroting van het Ministerie van Asiel en Migratie? Kan de Minister de omvang van deze geraamde kosten duiden in elk van de jaren 2025 t/m 2029?

Antwoord:

De kosten van het apparaat van het ministerie van Asiel en Migratie staan nog op de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid in afwachting van de verdeling van de apparaatstaakstelling. De hoogte van die taakstelling is voor de ministeries van Justitie en Veiligheid en Asiel en Migratie gezamenlijk bepaald. Om die reden is besloten eerst de apparaatstaakstelling te verdelen en daarna de apparaatsbudgetten voor het ministerie van Asiel en Migratie over te boeken. Dit zal naar verwachting bij Voorjaarsnota 2025 gebeuren.

Vraag:

Juist bij een nieuw Regeerakkoord, waarin het strengste asielbeleid ooit is benoemd, kan worden verwacht dat in de begroting de intensiveringen, ombuigingen en doelstellingen goed onderbouwd en meetbaar zijn toegelicht. Deze toelichting ontbreekt bij de uitgavenramingen ingaand 2027. Waarom heeft de Minister deze onderbouwing ingaand 2027 niet gegeven?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Ingaand 2027 laten de uitgaven voor het COA en de IND een dramatische keldering zien. Kan de Minister dragend gemotiveerd toelichten waarom deze vermindering van de uitgaven van het COA en de IND reëel geraamd zouden zijn?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is voor gekozen, ook al door het vorige kabinet, om de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Kan de Minister reflecteren op de in 2025 t/m 2028 verwachte hogere aantal asielzoekers en het omgekeerd evenredig verband met de scherpe daling van de verwachte uitgaven van het COA ingaand 2027?

Antwoord:

In de begroting zijn de middelen voor de migratieketen op basis van de MPP maar voor 3 jaar verwerkt, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Ook zijn in de prognoses van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) de effecten van de maatregelen uit het regeerprogramma nog niet meegenomen. De inzet is erop gericht om te komen tot de in de begroting opgenomen daling van de asielinstroom. Dit zal moeten leiden tot het afnemen van de capaciteitsbehoefte in vergelijking met de verwachte capaciteitsbehoefte zoals in de prognoses van de MPP opgenomen.

Daarnaast verblijven in de opvang veel statushouders en conform de meest recente MPP cijfers en bij ongewijzigd beleid, neemt dit aantal in per 1 januari 2026 toe naar ongeveer de helft van de gemiddelde bezetting in de opvang. Om de druk op de opvangcapaciteit te verminderen en statushouders sneller uit te laten stromen, wordt op dit moment samen met het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gewerkt aan initiatieven om op korte termijn de uitstroom van statushouders naar gemeenten te bevorderen.

Vraag:

Tijdens de behandeling van de Spreidingswet in januari 2024 in de Eerste Kamer heeft de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie een uiteenzetting gegeven van de proef van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om eind 2025 het liefst 16.000 doorstroomlocaties te hebben ontwikkeld, bedoeld om de AZC’s te ontlasten met statushouders.

  • a) 
    Hoever is het met deze proef?
  • b) 
    Hoeveel doorstroomlocaties zijn t/m 2025 gerealiseerd?
  • c) 
    Hoeveel statushouders hebben de AZC’s verlaten en worden opgevangen in doorstroomlocaties? Kan de Minister aangeven hoeveel doorstroomlocaties er in de komende jaren elk jaar moeten komen?
  • d) 
    Hoe en op welke wijze gaat de Minister dit realiseren?
  • e) 
    Wat zijn de kosten van de doorstroomlocaties?
  • f) 
    Staan deze kosten in de begrotingsstaten en zo ja welke kosten zijn begroot voor de jaren 2025 t/m 2029?
  • g) 
    In het geval deze kosten niet zijn begroot door het Ministerie van Asiel en Migratie, welk Ministerie heeft deze kosten begroot en welke afspraken zijn dan gemaakt over de kostendoorberekening aan het Ministerie van Asiel en Migratie?

Antwoord:

  • a) 
    De pilotfase van het programma Doorstroomlocaties werd in 2024 afgerond.
  • b) 
    In totaal zijn er ca. 1000 plekken gerealiseerd, verdeeld over 16 doorstroomlocaties.
  • c) 
    Momenteel verblijven er 17.960 statushouders in de COA-opvang. Het is de ambitie om voor een deel van deze groep een oplossing te vinden in de vorm van een doorstroomlocatie. Het precieze aantal doorstroomlocaties hangt af van de grootte van de locaties die in gebruik worden genomen en is op voorhand moeilijk te preciseren.
  • d) 
    Samen met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zal ik tot een uitwerking komen van de plannen zoals genoemd in de brief Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober jl.3 Dit gebeurt in overleg met de medeoverheden. De opgedane ervaringen ten aanzien van de bestaande doorstroomlocaties worden benut bij de verdere uitwerking.
  • e) 
    Antwoord op e, f en g: De financiering van de locaties is onderdeel van de nadere uitwerking. Indien hiervoor extra aanvullende middelen benodigd zijn dan zal besluitvorming hierover onderdeel zijn van politieke besluitvorming op passende momenten in aansluiting op de begrotingscyclus.

Vraag:

De Minister verwacht dat de kosten van het eigen personeel bij het COA over een paar jaar zeer fors zullen dalen. Heeft de Minister in de verwachte begrote kosten van het COA rekening gehouden met een raming voor juridische kosten bij ontslagprocedures met transitiekosten bij ontslag te betalen door de werkgever aan eigen vaste werknemers?

Antwoord:

In de begroting zijn de middelen voor het COA op basis van de MPP maar voor 3 jaar verwerkt, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen, waaronder het COA. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen. In de huidige MPP is er tot op heden nog geen rekening gehouden met de uitwerking van de maatregelen en wijzigingen uit het regeerprogramma voor het COA. Er is in de verwachte begrote kosten geen rekening gehouden met een raming voor juridische kosten bij ontslagprocedures en met transitiekosten bij ontslag te betalen door de werkgever aan eigen vaste werknemers.

Vraag:

Ziet de Minister het oorzakelijk verband tussen het feit dat asielzoekers veel langer in AZC’s en (crisis)noodopvang zitten omdat de IND al jaren lang haar werk niet aankan, en dat daarmee de kosten de afgelopen jaren structureel zijn gestegen?

Antwoord:

De voorraden bij de IND is één van de redenen waardoor de kosten van de Migratieketen de afgelopen jaren structureel zijn gestegen. Los van de voorraden bij de IND zitten statushouders ook te lang in de reguliere opvang, omdat er beperkte uitstroom vanuit de opvanglocaties naar duurzame woonlocaties is.

Vraag:

De werkzaamheden van de IND zullen naar verwachting alleen maar toenemen. Hoe verhouden die toenemende werkzaamheden zich met de significante verwachte uitgavendaling van de IND van € 926 miljoen in 2025, € 869 miljoen in 2026, € 513 miljoen in 2027 en ingaand 2028 € 377 miljoen per jaar?

Antwoord:

In de begroting zijn de middelen voor de IND op basis van de MPP maar voor 3 jaar verwerkt, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen, waaronder de IND. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen. In de huidige MPP is er tot op heden nog geen rekening gehouden met de uitwerking van de maatregelen en wijzigingen uit het regeerprogramma voor de IND. Er is in de verwachte begrote kosten geen rekening gehouden met een raming voor juridische kosten bij ontslagprocedures en met transitiekosten bij ontslag te betalen door de werkgever aan eigen vaste werknemers.

Vraag:

De Minister verwacht dat de kosten van het eigen personeel bij de IND dalen van ruim € 500 miljoen in de jaren 2025 t/m 2026, naar € 221 miljoen in 2026 en € 98 miljoen ingaand 2028. Heeft de Minister in de verwachte begrote kosten van de IND in rekening gehouden een raming voor juridische kosten bij ontslagprocedures en met transitiekosten bij ontslag te betalen door de werkgever aan eigen vaste werknemers?

Antwoord:

In de begroting zijn de middelen voor de IND op basis van de MPP maar voor 3 jaar verwerkt, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen, waaronder de IND. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen. In de huidige MPP is er tot op heden nog geen rekening gehouden met de uitwerking van de maatregelen en wijzigingen uit het regeerprogramma voor de IND. Er is in de verwachte begrote kosten geen rekening gehouden met een raming voor juridische kosten bij ontslagprocedures en met transitiekosten bij ontslag te betalen door de werkgever aan eigen vaste werknemers.

Vraag:

De regering heeft besloten ingaand 2025 de vergoeding voor gemeenten voor de opvang van Oekraïners te verlagen van € 61 tot € 44 per nacht. Ziet de Minister deze verlaging van de kostenvergoeding als een legitiem middel om de uitgaven aan ontheemden in de begroting te verlagen? In hoeverre staat deze maatregel volgens de Minister op gespannen voet met de toch al gespannen verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten gegeven de bezuinigingen op het Gemeentefonds, mede ook in relatie tot het door de gemeenten voorziene financiële zogenaamde “ravijnjaren” 2025 en 2026?

Antwoord:

De Minister acht de aanpassing van het normbedrag als passend conform de uitkomsten van het in 2024 gedane kostprijsonderzoek samenwerking met o.a. de VNG en andere betrokkenen. De verwachte verlaging van de uitgaven in de begroting door dit normbedrag is nog niet zichtbaar in deze ontwerpbegroting van 2025.

Gemeenten waarvoor het normbedrag onvoldoende is, kunnen nog steeds op basis van de uitzonderingsbepaling alle relevante meerkosten die zij maken in het kader van de opvang van de Oekraïense ontheemden vergoed krijgen.

Vraag:

Is de Minister het met de visie van de leden van de BBB-fractie eens dat het ten aanzien van de begrotingsjaren ingaand 2027 dringend wenselijk is een veel voorzichtiger begrotingsbeleid te gaan voeren, dus geen significante lagere uitgaven verwachten en inboeken indien het niet zeker is dat deze verlaging van de uitgaven ook daadwerkelijk terecht zijn?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is voor gekozen, ook al door het vorige kabinet, om de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Ziet de Minister dat voorkomen moet worden dat de Minister, in geval van forse uitgavenoverschrijdingen, dan een beroep zal moeten worden gedaan op de Minister van Financiën?

Antwoord:

Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover, zoals gebruikelijk, besluitvorming plaatsvinden

Vraag:

Kan de Minister toezeggen dat zij bij de Voorjaarsnota 2025 de ingeboekte significante verlaging van de kosten van met name het COA en de IND ingaand 2027, gezien alle onzekerheden in de verwachte instroom en uitstroom van asielzoekers de komende jaren, grotendeels zal rectificeren en veel meer in lijn zal brengen met de reële verwachtingen ten aanzien van de ontwikkeling van de kosten in de jaren 2027 t/m 2029?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is voor gekozen, ook al door het vorige kabinet, om de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

SGP

Vraag:

Op welke wijze wordt gestuurd op een lange termijn aanpak en -verbetering van de immigratie- en asielketen?

Antwoord:

Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de doorlichting van de vreemdelingenketen door EY. Op basis daarvan heeft in 2023 een heroriëntatie plaatsgevonden op de wijze waarop we binnen de migratieketen sturen om de keten goed te laten werken. Hierbij is eind 2023 een nieuwe governance structuur geïntroduceerd die is ingericht om meer focus te geven op lange termijn aanpak en -verbetering van de vreemdelingenketen. Bijvoorbeeld over verbetering van de ketenprocessen en oppakken van ketenbrede prioritering. Momenteel wordt deze wijze van samenwerking binnen de keten geïmplementeerd.

Vraag:

Hoe worden de betrokken partners in de keten in positie gesteld om voor de lange termijn beleid te maken als het meerjarenperspectief voor hen onzeker is?

Antwoord:

De vreemdelingenketen kenmerkt zich door onvoorspelbaarheid. Zo is de instroom van migranten en asielzoekers volatiel en hebben ontwikkelingen in de wereld, zoals recent Syrië en Oekraïne, direct impact op de uitvoeringsorganisaties in de keten. Daarom is samen met ketenpartners een gemeenschappelijke doelstelling geformuleerd die perspectief biedt voor lange termijn beleid.

De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken.

Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen.

Vraag:

Hoe draagt deze begroting bij om een trendbreuk te realiseren met betrekking tot het onderschatten van de uitgaven voor asielopvang?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Er is voor gekozen, ook al door het vorige kabinet, om de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Op welke wijze stuurt deze begroting erop aan dat onverwachte tegenvallers in de toekomst worden voorkomen dan wel dat die opgevangen kunnen worden?

Antwoord:

Het kader voor de werkzaamheden en financiering van de migratieketen is gebaseerd op de meerjarenproductieprognose (MPP). Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m 2026. Op basis van een nieuwe MPP waarin de laatst inzichten zijn verwerkt, zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de asielketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen.

Vraag:

Een lange termijnvisie is vastgesteld in de ‘Uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen 3 april 2024’. Deze uitvoeringsagenda komt onder druk te staan doordat het financiële meerjarenperspectief niet aansluit bij deze agenda. In hoeverre kan de Uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen op lange termijn worden uitgevoerd met de voorliggende begroting?

Antwoord:

De Uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen schetst een visie voor het toekomstige asielopvanglandschap. Momenteel wordt samen met alle betrokken ketenpartners gewerkt aan een nadere uitwerking. Dat het financiële meerjarenperspectief niet zou aansluiten bij deze agenda en de daarmee gepaarde suggestie dat de Uitvoeringsagenda tot hoge kosten leidt, is daarmee een veronderstelling die niet aansluit bij de fase waarin de Uitvoeringsagenda zich bevindt. Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

CDA

Vraag:

’Met hoeveel fte aan menskracht wordt deze grenscontrole momenteel geïntensiveerd? En klopt het dat de mensen die nu aan onze grens worden ‘tegengehouden’ louter naar Ter Apel worden begeleid indien zij ter plekke om asiel verzoeken?

Antwoord:

De binnengrenscontroles worden uitgevoerd binnen de bestaande capaciteit van de Koninklijke Marechaussee. Personen die tijdens een binnengrenscontrole om internationale bescherming vragen, kunnen, conform regelgeving, hun aanvraag in de nationale asielprocedure indienen.

Vraag:

Wanneer wordt duidelijk of het Nationaal Programma Oekraïense vluchtelingen ook na 2027 wordt voortgezet?

Antwoord:

Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vragen die door de Tweede Kamer over de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie voor het jaar 2025, Kamerstuk 36600-XX, nr. 5, zijn gesteld komt de reservering van middelen op de begroting overeen met de periode dat er door gemeenten in opvang voor ontheemden uit Oekraïne moet worden voorzien volgens de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne.

De Tijdelijke Wet vervalt niet later dan 1 jaar na de einddatum van de inzet van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming, die is verlengd tot en met 4 maart 2026. Dit betekent dat er op dit moment tot en met maart 2027 ontheemden moeten worden opgevangen door gemeenten. Het is voor diezelfde periode dat er middelen zijn gereserveerd op de Rijksbegroting.

Een besluit over eventuele verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, en dientengevolge de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne, dient in Europees verband te worden genomen. De Raad van Europese Unie neemt hierover het besluit. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer besluitvorming daarover plaats zal vinden. Ten aanzien van de lange termijn voor ontheemden wordt een aantal scenario’s uitgewerkt rond terugkeer en verblijf, inclusief de financiële gevolgen. Hierover is de Tweede Kamer via de Verzamelbrief van 31 januari jl. geïnformeerd

Link: file

Vraag:

Het kabinet vindt het van belang dat sinds deze zomer het leefgeld moet worden stopgezet bij voldoende inkomsten uit werk en dat ontheemden een financiële bedrage leveren aan de kosten van de opvang.’ Klopt het dat studenten aan onze HBO en universitaire instellingen, die naast hun studie moeten werken om hun hogere collegegeld te betalen (conform studenten van buiten de EU), niet worden uitgezonderd van het leveren van een financiële bijdrage? Hoe kunnen zij de middelen vergaren om te kunnen blijven studeren? Is het niet zo dat zij juist moeten werken om hun veel duurder geworden studie te kunnen bekostigen?

Antwoord:

Alle meerderjarige ontheemden uit Oekraïne die inkomsten uit werk hebben, dienen een financiële bijdrage aan de kosten van de opvang te leveren. Dat geldt ook voor studenten die naast hun studie werken.

Wel is in de RooO opgenomen dat gemeenten de bevoegdheid hebben om af te zien van het innen van de eigen bijdrage wanneer er onevenredig nadeel voor de ontheemde ontstaat.

Als een gemeente reeds informatie heeft waaruit blijkt dat een ontheemde hoge (studie)kosten heeft, dan dient de gemeente dit mee te nemen in de beoordeling op onevenredig nadeel.

Ook kan een ontheemde zelf aantonen dat er sprake is van onevenredig nadeel. Ontheemden die werken en tegelijkertijd studeren en daardoor hoge kosten maken, kunnen dit bij de gemeente aangeven. De gemeente beoordeelt vervolgens of sprake is van onevenredig nadeel, waarna de eigen bijdrage niet in rekening wordt gebracht.

Vraag:

Volgens de prognoses van het ministerie zelf, zal de instroom de komende jaren toenemen en zal de uitstroom uit de AZC’s achterblijven waardoor de bezetting op de AZC’s behoorlijk zal toenemen. Waarom stelt de minister nu toch al voor om de Spreidingswet in te trekken nu blijkt dat veel meer opvang noodzakelijk zal zijn en de bezetting van Ter Apel en Budel niet mag stijgen? Zijn (gespreide) AZC’s nu niet juist zeer noodzakelijk? Een vaste voorraad aan plekken voor asielopvang is vele malen goedkoper dan de noodopvang. Zoveel is inmiddels wel gebleken getuige de kosten voor hotels en boten. Dit was ook een van de argumenten voor de Spreidingwet. Waarom kiest de regering er nu toch weer voor om het risico te lopen straks opnieuw een beroep te moeten doen op gemeenten om tot veel duurdere noodopvang te komen?

Antwoord:

De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Dit kabinet heeft in het regeerprogramma opgenomen de Spreidingswet zo snel mogelijk in te trekken. Door middel van een fors pakket om de asielinstroom te verminderen en de uitstroom te bevorderen, gaat het kabinet ervan uit dat er minder opvang nodig is. Daarnaast wil dit kabinet geen wettelijk instrument inzetten om de opvang van asielzoekers in gemeenten af te dwingen. De verdeelbesluiten van de Spreidingswet hebben veel langjarige beschikbare plekken opgeleverd. Het is zaak dat COA en gemeenten aan de slag gaan om deze plekken te verzilveren. Mijn ambtenaren kunnen daarbij ondersteunen. Ook wordt er momenteel gewerkt aan conceptvoorstellen om de instroom te beperken. Daarnaast kunnen Doorstroomlocaties de uitstroom bevorderen. Dit heeft tot doel om dure opvang te vervangen voor goedkope opvang.

Vraag:

Uit het rapport van de Rekenkamer (januari 2023) blijkt dat de kosten/uitgaven voor de asielopvang structureel te laag worden begroot. Vanaf 2027 dreigt dat opnieuw het geval te zijn nu er te weinig begroot is voor de volgens de prognoses benodigde plekken.

Kan de regering inzichtelijk maken hoeveel plaatsen, gelet op de prognoses, vanaf 2027 beschikbaar zullen moeten zijn? Is voor die benodigde plaatsen wel voldoende budget gereserveerd vanaf 2027? Zo niet, wat betekent dat voor de stabiele en duurzame opvang van asielzoekers die het COA en de gemeenten overal in het land gerealiseerd hebben en op grond van de Spreidingswet aan het realiseren zijn? Kan de regering in dit verband ook inzichtelijk maken hoeveel overeenkomsten inmiddels gesloten zijn tussen het

COA en gemeenten voor de langjarige opvang van asielzoekers. Is ook voor dit overeengekomen aantal plekken vanaf 2027 voldoende budget gereserveerd?

Antwoord:

Hoeveel opvangplekken vanaf 2027 beschikbaar moeten zijn, is afhankelijk van instroom en bezetting in de opvang. De inzet is erop gericht om te komen tot een daling van de asielinstroom en bezetting in de opvang na 2026.

Om de druk op de opvangcapaciteit te verminderen en statushouders sneller uit te laten stromen, wordt op dit moment samen met het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gewerkt aan initiatieven om op korte termijn de uitstroom van statushouders naar gemeenten te bevorderen.

Daarnaast werkt het COA aan het realiseren van zoveel mogelijk reguliere (duurzame) opvangplekken in plaats van duurdere noodopvang. Het vastleggen van afspraken met gemeenten over duurzame opvang is onderhanden.

Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen.

Vraag:

Is het niet onverstandig nu al budgetreducties in te boeken terwijl nog niet bekend is of de kosten inderdaad zullen dalen, temeer nu de prognoses (MPP) ook niet in lijn zijn met de begroting vanaf 2027? Hoe gaat het beoogde aantal ‘vaste voorraad-plekken’ in de nabije toekomst gefinancierd worden? Want wat is het eventuele negatieve effect op de Rijksbegroting wanneer structureel te weinig budget beschikbaar is voor de plekken waardoor we zelfs het risico lopen dat de plekken in de AZC’s voortdurend weer moeten sluiten en weer openen? Of weer moet worden uitgeweken naar duurdere noodopvang?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Het kabinet schaft de taakstelling voor de huisvesting van statushouders af, terwijl blijkt dat statushouders de asielopvang juist verstoppen. Een goede doorstroom is daarom noodzakelijk. Nu is aangekondigd dat voor deze categorie ‘doorstroomlocaties’ zullen worden ingericht. Is daarvoor geld gereserveerd? Zo ja, waar staat dat? Zo niet, waarom niet? De leden van de CDA-fractie en die van OPNL, SP en CU lezen hier namelijk niets over terug, ook niet op de begroting van VRO.

Antwoord:

De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en ik zullen, in overleg met de medeoverheden, tot een uitwerking komen van de plannen zoals genoemd in de brief Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het

Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober jl.4 Onderdeel daarvan is de doorontwikkeling van doorstroomlocaties. De financiering daarvan is onderdeel van de nadere uitwerking. Indien hiervoor extra middelen benodigd zijn dan zal besluitvorming hierover onderdeel zijn van politieke besluitvorming op passende momenten in aansluiting op de begrotingscyclus.

50PLUS

Vraag:

Is deze staatssecretaris het met mij eens dat de reeds ingeboekte daling van de kosten volgens de prognose voor de jaren na 2026, weinig tot geen ruimte biedt aan de regering om op dit dossier te besparen of bezuinigen?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Wat zijn de belangrijkste aannames die volgens de regering leiden tot de zeer scherpe daling van de begroting van Asiel & Migratie na 2026?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Een post in de begroting die zeer omvangrijk is, is de post voor opvangkosten. De benodigde besparingen in de keten hangen niet enkel samen met de instroom, maar evenzeer met de door- en uitstroom. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Is de regering van mening dat de aannames waaronder de begroting na 2026 geacht wordt te dalen nog steeds in dezelfde mate kunnen worden aangenomen?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Vertegenwoordigt de daling van de kosten van de asiel en migratieketen na 2026 volgens de regering een serieuze prognose of is hier sprake van een flinke portie hoop en wishfull thinking?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Een post in de begroting die zeer omvangrijk is, is de post voor opvangkosten. De benodigde besparingen in de keten hangen niet enkel samen met de instroom, maar evenzeer met de door- en uitstroom. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

GroenLinks-PvdA

Vraag:

Op 5 november 2024, na de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer, heeft de minister de Meerjaren Productie Prognose (MPP)

2024-II zonder duiding naar de Tweede Kamer gestuurd. De begroting voor 2025, die nu ter goedkeuring voorligt aan de Eerste Kamer, is gebaseerd op de cijfers van MPP 2024-I. Wat zijn de exacte verschillen tussen MPP 2024-I en MPP 2024-II in termen van verwachte asielinstroom, doorstroom, en uitstroom? Hoe vertaalt dit zich naar de benodigde capaciteit voor de uitvoerende organisaties IND, COA en Nidos? Wat zijn de financiële consequenties van de nieuwe cijfers uit MPP 2024-II voor de begroting van 2025? Hoe beïnvloeden deze verschillen de geplande uitgaven en benodigde middelen voor de jaren 2025 tot en met 2028? Wat is de impact van deze nieuwe cijfers op de structurele begroting voor opvang, begeleiding, terugkeerbeleid en huisvesting? Welke risico’s brengt het gebruik van verouderde cijfers (MPP 2024-I) in de huidige begroting met zich mee? Welke aanpassingen worden verwacht met voorjaarsnota?

Antwoord:

De MPP 2024-II die begin november naar de Tweede Kamer is gestuurd betreft een bijstelling naar beneden ten opzichte van de MPP 2024-I . Wat betreft de eerste asielinstroom is deze naar beneden bijgesteld door een aantal belangrijke ontwikkelingen, de zichtbare daling in de Nederlandse instroom na het eerste kwartaal in 2024, de afname van de Europabrede instroom en de veranderingen in de migratieroutes. De MPP 2024-II geeft inzicht in de verwachtingen voor de migratieketen op basis van concrete en vastgestelde plannen en cijfers. Ten tijde van het opstellen van de MPP 2024-II waren de verdere plannen nog niet afgerond/vastgesteld omtrent het regeerprogramma en het migratiepact. Inherent aan een prognose is dat deze aan vele externe factoren onderhevig is en daardoor complex is bij een volatiel onderwerp als migratie. In zijn algemeenheid geldt ook dat hoe verder vooruit een prognose kijkt, hoe groter de onzekerheid wordt.

Zoals aangegeven in het Regeerprogramma zet het kabinet in op een breed pakket aan maatregelen om het asielstelsel ingrijpend te hervormen, de instroom te beperken en de asielketen per direct te ontlasten. Dit maatregelenpakket moet in samenhang zorgen voor een daling van de instroom en een verlaging van de kosten in de migratieketen.

Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de migratieketen, waaronder IND, COA en Nidos. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsen. Het kabinet muteert als de prognoses daartoe aanleiding geven de budgetten bij de Voorjaarsnota.

Vraag:

Kan de minister een overzicht geven van de kosten voor de oprichting van een apart ministerie voor Asiel en Migratie? Welke personele consequenties heeft de oprichting van een apart ministerie gehad? Wat zijn de gevolgen voor de werkdruk van het personeel?

Antwoord:

In lijn met het advies van formateur Van Zwol en de eveneens door dit kabinet opgelegde taakstelling, heeft het kabinet besloten bij de inrichting van de nieuwe ministeries het uitgangspunt te hanteren van ‘minimale aanpassingen op de bestaande situatie’. Dat houdt in ieder geval in dat bij het nieuwe ministerie een SG en een directeur FEZ zullen worden benoemd, en dat er een eigen begrotingshoofdstuk komt. Het uitgangspunt bij de oprichting van het ministerie van Asiel en Migratie is dat taken voor AenM vanuit het bestaande ministerie van Justitie en Veiligheid worden uitgevoerd, om kosten zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast heeft een minister eigen woordvoerder(s), bestuursondersteuner(s), een secretaresse en politiek assistent en worden er kosten gemaakt voor vervoer. Eenmalig zijn er verbouwingskosten gemaakt om de werkplekken in te richten.

Link: file

Vraag:

Hoeveel kinderen en minderjarigen verblijven momenteel in Ter Apel, en hoeveel in asiel-noodopvanglocaties?

Wat is het totale aantal kinderen in de asielopvang?

Antwoord:

Per 27 januari 2025 verblijven in totaal 16.120 kinderen en minderjarigeni in de asielopvang. Daarvan verbleven 470 kinderen en minderjarigen in Ter Apel, 5.820 kinderen en minderjarigen in noodopvanglocaties en 870 kinderen en minderjarigen in een tijdelijke gemeentelijke opvang.

Bron: COA, afgerond op tientallen.

Vraag: Wat is het aantal leerplichtige kinderen in de asielopvang die momenteel geen toegang hebben tot onderwijs?

Antwoord: COA, NIDOS, het ministerie van A&M en het ministerie van OCW beschikken niet over deze gegevens. Het COA houdt niet bij of een minderjarige asielzoeker staat ingeschreven op een school en of het kind de school geregeld bezoekt.

Het COA streeft ernaar dat kinderen zoveel mogelijk naar school gaan en het is onderdeel van de begeleiding dat kinderen en ouders daarin ondersteund worden

Kinderen komen in de onderwijsadministratie terecht op het moment dat zij worden ingeschreven op een school.

Voor gemeenten en leerplichtambtenaren komen minderjarigen die niet naar school gaan of niet op een school staan ingeschreven pas in beeld als zij opgenomen zijn in de BRP en een BSN hebben gekregen. Deze gegevens zijn niet centraal beschikbaar.

Vraag: Per i oktober 2024 heeft het COA 95 reguliere locaties en 200 noodopvanglocaties in beheer.

Zijn deze cijfers veranderd per 15 januari 2025? Wat is het actuele cijfer?

Is deze verhouding wenselijk, met meer dan twee keer zoveel noodopvanglocaties als reguliere locaties?

Antwoord:

Per 15 januari 2025 heeft het COA 102 reguliere locaties en 210 noodopvang locaties in beheer.

Het COA zet bij voorkeur in op het organiseren van langjarige, reguliere opvanglocaties. Het COA pleit voor stabiliteit, omdat daarmee de kwaliteit van opvang en begeleiden geborgd kan worden en gemeenten in staat worden gesteld om langjarig beleid te maken op en rondom een locatie. Dat draagt ook bij aan toegang tot onder andere zorg en onderwijs. In tijden waarin opvangcapaciteit niet benodigd is voor asielzoekers, kan eenvoudig tijdelijk een andere bestemming worden gegeven aan de locatie. Daarbij kunnen afspraken gemaakt worden hoe de locatie weer in te zetten als er sprake is van toenemende vraag naar opvangcapaciteit. Reguliere locaties zijn aantoonbaar goedkoper dan noodopvanglocaties, waarmee ook meer rust en regelmaat op de Rijksbegroting ontstaat. In de afgelopen jaren is het, vanwege de asielinstroom en de beperkte uitstroom uit de opvang, noodzakelijk gebleken om gebruik te maken van noodopvanglocaties. Deze locaties zijn doorgaans van korte duur en ook duurder dan reguliere opvangplekken. Het is dan ook de inzet om te komen tot een duurzaam sober opvanglandschap, waarbij niet, of zo min mogelijk gebruik gemaakt wordt van noodopvang.

Vraag:

Volgens de cijfers die u aan de Tweede Kamer heeft gegeven, is de behoefte op basis van het vigerende MPP 2024-I als volgt: Per 01/01/2025: ca. 96.000 opvangplekken, Per 01/07/2025: ca. 115.000 opvangplekken, Per 01/01/2026: ca. 135.000 opvangplekken.

Wat is de planning voor het realiseren van meer reguliere locaties? Wat is de verwachting voor noodopvanglocaties in 2025 en 2026?

Antwoord:

Het COA streeft naar zoveel mogelijk reguliere langjarige opvanglocaties en minder afhankelijkheid van noodopvanglocaties, maar de kans blijft aanwezig dat noodopvang noodzakelijk is. In de opvang verblijven veel statushouders en conform de meest recente MPP cijfers en bij ongewijzigd beleid, neemt dit aantal per 1 januari 2026 toe naar ongeveer de helft van de gemiddelde bezetting in de opvang. Om de druk op de opvangcapaciteit te verminderen, is het onder andere nodig dat statushouders sneller uitstromen naar gemeenten. Er wordt op dit moment gewerkt aan initiatieven om op korte termijn deze uitstroom te bevorderen, zodat de benodigde capaciteit in reguliere opvanglocaties voldoende is. De door provincies ingediende plannen vanuit de spreidingswet worden op dit moment geanalyseerd, de verwachting is dat deze helpen bij het inzetten van de gewenste langjarige reguliere opvanglocaties en

uiteindelijk zorgen voor afbouw van noodlocaties. Over het tempo hiervan kan nog geen

uitspraak worden gedaan.

Vraag:

Op 9 december besloot de IND om vanwege de ontwikkelingen in Syrië en de val van het regime van Assad gedurende zes maanden geen besluiten te nemen over asielaanvragen van Syriërs. Hoeveel Syriërs worden door dit moratorium getroffen? Betekent dit dat er ook geen besluiten worden genomen over nareisaanvragen van Syriërs met een reeds toegekende status? Welke activiteiten vinden plaats om na zes maanden het moratorium op te heffen? Wat is de impact van deze beslissing op de capaciteit van de IND, aangezien Syriërs de grootste groep asielzoekers vormen? Wat is de impact van deze beslissing op de benodigde opvanglocaties? Graag een cijfermatige onderbouwing geven.

Antwoord:

Op peildatum 31 december 2024 waren er 16.290 openstaande asielaanvragen van Syriërs die onder het besluit- en vertrekmoratorium (BVM) vielen.

Het besluit- en vertrekmoratorium ziet enkel op asielaanvragen. Nareisaanvragen zijn geen asielaanvragen, maar aanvragen om gezinshereniging. Het besluit- en vertrekmoratorium is om die reden niet van toepassing op nareiszaken en worden door de IND in behandeling genomen.

Het Besluit- en vertrekmoratorium heeft geen impact op de capaciteit van de IND. De IND neemt gedurende het besluit- en vertrekmoratorium andere openstaande asielaanvragen in behandeling.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken is verzocht om een nieuw ambtsbericht op te leveren in mei. Naar aanleiding daarvan zal worden bezien of er nieuw landenbeleid kan worden geformuleerd. Zo ja, dan zal het moratorium komen te vervallen. Op de uitkomsten hiervan kan op dit moment nog niet vooruitgelopen worden.

Tot slot, over de impact van het besluit- en vertrekmoratorium op de benodigde opvanglocaties kunnen nog geen uitspraken gedaan worden. Op dit moment wordt door het departement in samenwerking met de ketenpartners in kaart gebracht wat de effecten zijn van het besluit- en vertrekmoratorium op de migratieketen. Hierin wordt ook het effect op de COA bezetting en daarmee de opvangbehoefte in totaal meegenomen.

Vraag:

U gaf aan dat de werkvoorraad bij de IND op i september 2024 als volgt was: Asiel: 69.330, Regulier: 138.920, Naturalisatie: 17.000. Wat zijn de actuele cijfers?

Antwoord:

De voorraad op 1 januari 2025 was als volgt:

Asiel 69.930 zaken. Regulier i38.700 zaken en Naturalisatie i6.770 zaken.

Vraag:

Op 6 december jl. heeft de minister het nationale implementatieplan EU Asiel- en Migratiepact aangeboden aan de Europese Commissie. Waarom is dit plan niet ter informatie naar de Eerste Kamer gestuurd? Wil de minister het plan alsnog naar de Eerste Kamer sturen? Wat zijn de budgettaire gevolgen van dit plan voor de jaren 2025-2029? Welke middelen zijn gereserveerd voor investeringen in duurzame buffercapaciteit (opvang) en voldoende personeel bij de uitvoeringsinstanties IND, COA en Nidos, zoals voorgeschreven in het EU Asiel- en Migratiepact?

Antwoord:

Op verzoek van de Tweede Kamer is het Nationale Implementatieplan met de Tweede Kamer gedeeld. Uiteraard ben ik graag bereid om het Nationaal Implementatieplan ook met de Eerste Kamer te delen. Als bijlage bij deze beantwoording treft u het implementatieplan.

De budgettaire gevolgen van het plan voor de jaren 2025-2029 zijn opgenomen in de bijbehorende financiële bijlage. Bij deze raming is rekening gehouden met zowel de kosten van implementatie (incidenteel) als de kosten om te zorgen dat er voldoende capaciteit is bij de uitvoeringsinstanties om het asiel- en migratiebeheersysteem draaiende te houden (structureel).

Met het in kaart brengen van de financiële gevolgen wordt een bijdrage gevraagd aan de Europese Commissie door een claim in te dienen bij de Europese fondsen. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting worden ingepast, conform de begrotingsregels, tijdens de reguliere besluitvormingsmomenten.

Vraag:

Het aandeel van asielmigratie varieerde tussen 7 en 13% (2013-2022), met een gemiddelde van 11%, zoals u aan de Tweede Kamer schreef. Wat is het aandeel van arbeidsmigratie in dezelfde periode, gesplitst naar landen van herkomst (EU en niet-EU) en economische sectoren waarin deze migranten werkzaam zijn?

Antwoord

Over de periode van 20i3 tot en met 2022 varieerde de instroom van arbeidsmigranten tussen de 2i en 30%, met een gemiddelde van 26%. Wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen arbeidsmigranten uit EU/EFTA landen en niet-EU/EFTA landen, dan varieerde voor migranten met een EU/EFTA-nationaliteit, excl. de Nederlandse, de instroom tussen de 62 en 75% procent, met een gemiddelde van 70%, en voor migranten met een niet-EU/EFTA-nationaliteit geldt dat instroom van arbeidsmigranten tussen de 25 en 38% lag, met een gemiddelde van 30% over de periode 20i3-2022.

Er zijn geen gegevens beschikbaar over de economische sectoren waarvoor immigranten naar Nederland immigreren. Wel kan inzichtelijk worden gemaakt wat de verdeling is over verschillende economische sectoren van werknemers met een ander geboorteland dan Nederland die in 2022 werkzaam waren in Nederland. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de top-i0 economische sectoren.

 
 

Europese Unie (excl. NL)

Buiten Europa

 

xi000

xi000

  • i. 
    Verhuur en overige zakelijke diensten

86,6

123

  • 2. 
    Handel

49J

76,5

  • 3. 
    Industrie

36,3

59,5

  • 4. 
    Gezondheids- en welzijnszorg

18,3

57>8

  • 5. 
    Specialistische zakelijke diensten
 

43J

  • 6. 
    Horeca

17,5

49>5 6

  • 7. 
    Informatie en communicatie

16,4

39

  • 8. 
    Onderwijs

16,8

28,8

  • 9. 
    Vervoer en opslag

18

26,7

  • 10. 
    Financiële dienstverlening

8

18,1

Overige sectoren

26,6

50

Bron: CBS StatLine

Vraag:

Geeft u een overzicht van de realisatie van de taakstelling voor huisvesting van statushouders en de achterstanden per gemeente voor 2024? Wat wordt de taakstelling voor het eerste halfjaar van 2025 per gemeente conform artikel 28 van de Huisvestingswet 2014?

Antwoord:

De overzichten van de realisatie van de taakstelling voor de huisvesting van statushouders en de achterstanden per gemeente voor

2024 worden maandelijks gepubliceerd op de Rijksoverheid site.5 De (gemeentelijke) taakstelling voor het eerste half jaar van 2025 is op 14 november 2024 gepubliceerd in de Staatscourant.6 Zie voor deze informatie de meegestuurde bijlagen ‘Overzicht huisvesting vergunninghouders’ en ‘Huisvestingstaakstelling 2025-I vergunninghouders’.

De taakstelling voor het eerste half jaar van 2025 is vastgesteld op 17.700. De achterstand aan het einde van 2024 van 12.105 komt hier bovenop. De totale opgave is dus 29.805 statushouders.

Vraag:

U schreef aan Tweede Kamer: “Onder verantwoordelijkheid van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) wordt gewerkt aan een verbod op voorrang voor statushouders bij de toewijzing van sociale huurwoningen. Hiervoor wordt de Huisvestingswet 2014 gewijzigd. Voor statushouders wordt ingezet op onzelfstandige huisvesting, de verdere ontwikkeling van doorstroomlocaties en andere vormen van flexibele huisvesting.”

  • a) 
    Hoe staat het met de implementatie van deze voornemens, specifiek met betrekking tot doorstroomlocaties?
  • b) 
    Met welke gemeenten zijn concrete afspraken gemaakt?
  • c) 
    Welke financiële afspraken zijn hierover gemaakt met het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening of gemeenten?

Antwoord:

  • a) 
    Op dit moment zijn er 16 doorstroomlocaties geopend, met in totaal ca. 1000 plekken. De doorontwikkeling van doorstroomlocaties is onderdeel van de uitwerking van de plannen zoals genoemd in de brief Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober jl.7 Deze uitwerking doe ik samen met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, in overleg met stakeholders en de medeoverheden.
  • b) 
    Dit zijn de gemeenten Horst aan de Maas, Brummen, Almere, Oude IJsselstreek, Breda, Kampen, Rotterdam, Tilburg, Haaksbergen, Nijkerk, Raalte, Wijchen, Hollands Kroon, Bronckhorst, Zwolle en Waalwijk, Rhenen, en Dijk en Waard.
  • c) 
    Indien hiervoor extra aanvullende middelen benodigd zijn dan zal besluitvorming hierover onderdeel zijn van politieke besluitvorming op passende momenten in aansluiting op de begrotingscyclus

Vraag:

Sinds 9 december voert Nederland grenscontroles uit. Wat is het resultaat van deze controles bij het tegengaan van irreguliere grensovergangen? Kunt u een overzicht geven van de capaciteit van de KMar die hiervoor is ingezet tot en met 21 januari 2025 en hoeveel irreguliere migranten op deze manier zijn tegengehouden? Wat is er met eventuele tegengehouden migranten gebeurd?

Antwoord:

Migranten die niet voldoen aan de toegangsvoorwaarden voor Nederland, worden geweigerd om Nederland in te reizen. Momenteel zijn aan cijfers over binnengrenscontroles nog geen harde conclusies te verbinden, gezien de beperkte tijd van de huidige inwerkingtreding van de tijdelijke maatregel. Conform mijn eerdere toezegging zal ik de Tweede Kamer in maart van dit jaar informeren over de (tussentijdse) resultaten van de binnengrenscontroles.

Vraag:

Sinds 9 december voert Nederland grenscontroles uit. Wat is het resultaat van deze controles bij het tegengaan van irreguliere grensovergangen? Kunt u een overzicht geven van de capaciteit van de KMar die hiervoor is ingezet tot en met 21 januari 2025 en hoeveel irreguliere migranten op deze manier zijn tegengehouden? Wat is er met eventuele tegengehouden migranten gebeurd?

Antwoord:

Migranten die niet voldoen aan de toegangsvoorwaarden voor Nederland, worden geweigerd om Nederland in te reizen. Momenteel zijn aan cijfers over binnengrenscontroles nog geen harde conclusies te verbinden, gezien de beperkte tijd van de huidige inwerkingtreding van de tijdelijke maatregel. Conform mijn eerdere toezegging zal ik de Kamer in maart van dit jaar informeren over de (tussentijdse) resultaten van de binnengrenscontroles.

Vraag:

U schreef dat “Het realiseren van bezuinigingen binnen de migratieketen afhankelijk is van meer dan alleen de omvang van de asielinstroom.” Als het verminderen van de asielinstroom geen deugdelijke onderbouwing biedt voor de bezuinigingen, wat is dan wel de onderbouwing? Kunt u een cijfermatige onderbouwing geven voor de financiële keuzes in deze begroting?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Een post in de begroting die zeer omvangrijk is, is de post voor opvangkosten. De benodigde besparingen in de keten hangen niet enkel samen met de instroom, maar evenzeer met de door- en uitstroom. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

U schreef: “Met de vanaf 2027 beschikbare middelen in de begroting is een stabiele capaciteit van 41.000 opvangplekken niet mogelijk. Daarmee is de structurele financiering van de vaste voorraad niet geborgd in de Rijksbegroting.” Hoe rijmt u deze keuze met de wens van het kabinet om een stabiele opvangcapaciteit te realiseren en noodopvangkosten te verminderen?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Een post in de begroting die zeer omvangrijk is, is de post voor opvangkosten. De benodigde besparingen in de keten hangen niet enkel samen met de instroom, maar evenzeer met de door- en uitstroom. Dit geldt ook voor de kosten van opvang. Daarbij is het de inzet is om de kosten voor noodopvang zoveel mogelijk te verminderen en in te zetten op vaste capaciteit en duurzame reguliere opvangplekken. De benodigde besparingen in de keten hangen niet enkel samen met de instroom, maar evenzeer met de door- en uitstroom. De uitstroom betreft dan zowel de uitstroom via het terugkeerproces, alsook de uitstroom van statushouders naar gemeenten. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Wat is het verschil in kosten tussen opvang op een cruiseschip, een hotel, noodopvanglocaties en reguliere opvang?

Antwoord:

De kosten van een noodopvangplek, zoals een hotel of cruiseschip variëren per locatie. In 2023 bedroegen de kosten van een opvangplek in een hotel gemiddeld € 91.000 per jaar. Voor een opvangplek op een cruiseschip is dit gemiddeld € 66.000 per jaar. Dit is gebaseerd op de netto logistieke capaciteit, oftewel de inzetbare bedden, personeelskosten, verstrekkingen, gebruikers- en eigenaarskosten. Noodopvang in tijdelijke gemeentelijke opvang (TGO) kost € 54.750 per jaar. De kosten van een reguliere opvangplek op jaarbasis bedroegen € 27.100 in 2023.

Vraag:

Hoeveel nieuwe opvanglocaties zullen in 2025 worden geopend en waar? Om hoeveel plekken gaat het?

Antwoord:

Het COA verwacht dat in 2025 46 nieuw locaties openen met een totale capaciteit van 8.718 plekken. Dit betreft 28 reguliere locaties met een totale capaciteit van 6.356 plekken. De overige locaties zijn tijdelijke noodopvang. Deze aantallen zijn gebaseerd op de concrete ontwikkelingen die al in beeld zijn bij het COA en die met een hogere mate van zekerheid kunnen worden gerealiseerd in 2025.

De verdeelbesluiten in het kader van de spreidingswet worden op dit moment besproken aan de provinciale regietafels. De verwachting is dat hieruit nog additionele locaties zullen voortkomen.

Vraag:

Wat is de stand van de uitvoering van de spreidingswet? Kunt u een overzicht geven van de plannen van provincies en gemeenten om aan hun wettelijke verplichting te voldoen?

Antwoord:

In mijn brief van 1 november jl. (Kamerstuk: 19637-330

  • 7) 
    en 23 december jl. (Kamerstuk: 19637-3339) heb ik u naast het proces met betrekking tot de Spreidingswet tevens de inhoud van de genomen verdeelbesluiten - en de daarmee geldende wettelijke taak voor gemeenten - gedeeld.

De afgelopen periode zijn aan de provinciale regietafels afspraken gemaakt hoe invulling moet worden aan de opgave per provincie.

Naar aanleiding hiervan is per provincie tot een sluitend verdeelbesluiten gekomen. Met de verdeelbesluiten krijgen gemeenten een wettelijke taak met betrekking tot het beschikbaar stellen van de aan hen toegewezen opvangplekken.

Vraag:

U schreef: “Per 1 januari 2024 is ruim 300 fte beschikbaar voor de afhandeling van nareiszaken. Aanvullend is een totale uitbreiding van 100-120 fte voorzien tegen eind 2024/begin 2025.” Hoeveel van deze extra fte’s zijn inmiddels gerealiseerd? Een update van de cijfers graag.

Antwoord:

De uitbreiding vordert gestaag, tezamen met de voorziene aanpassingen in de werkprocessen ligt de IND op schema. De bezetting eind december 2024, beschikbaar voor nareis, was circa 380 fte.

ChristenUnie

Vraag:

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de minister in de Memorie van toelichting concludeert dat ‘beperking van de omvang van en grip op alle soorten migratie naar Nederland’ noodzakelijk is, maar dat zij in haar beleidsagenda vrijwel exclusief inzet op de beperking van asielmigratie, hoewel asielmigratie de afgelopen jaren maar ongeveer 10% van de totale immigratie naar Nederland bedroeg. Deze leden vragen de regering daarom waarom zij niet eerst inzet op het krijgen van grip op vormen van migratie die verantwoordelijk zijn voor een groter deel van de immigratie naar Nederland. Welke concrete plannen heeft de minister om grip te krijgen op arbeidsmigratie?

Antwoord:

Het kabinet wil gerichter en selectiever beleid voeren op alle vormen van migratie. Het regeerprogramma omvat ook concrete plannen om te sturen op arbeidsmigratie en studiemigratie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft als coördinerend bewindspersoon voor arbeidsmigratie namens het kabinet per brief aan de Tweede Kamer van 14 november jl. het startschot gegeven over hoe de aanpak op arbeidsmigratie eruit komt te zien.

Deze aanpak omvat maatregelen om misstanden tegen te gaan en arbeidsmigratie tegen lage lonen en onder slechte omstandigheden tegen te gaan. Ook wordt de kennismigrantenregeling aangescherpt, en onderzoekt het kabinet hoe — bijvoorbeeld met keuzes in de economie en arbeidsmarkt — gerichter arbeidsmigratiebeleid kan worden gevoerd.

Vraag:

In het hoofdstuk ‘Beleidsagenda’ in de Memorie van toelichting schrijft de minister dat er ‘gewenste vormen van migratie zoals kennis- en arbeidsmigratie’ bestaan. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij daarmee bedoelt dat asielmigratie, waarbij toelating gebeurd op humanitaire gronden, ongewenst is.

Antwoord:

Artikel 13 van de Vreemdelingenwet luidt:

i3.Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning wordt slechts ingewilligd indien:

  • a. 
    internationale verplichtingen daartoe nopen;
  • b. 
    met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, of
  • c. 
    klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.

Met de formulering ‘gewenste vormen van migratie’ wordt gedoeld op situaties als beschreven in onderdeel b van dat artikel. Asielaanvragen worden daarentegen getoetst aan het bepaalde onder onderdeel a of c van het artikel en daarom in beginsel enkel ingewilligd indien internationale verplichtingen daartoe nopen, of onder omstandigheden vanwege klemmende redenen van humanitaire aard.

Vraag:

In de ‘Beleidsagenda’ schrijft de minister het volgende: ‘De druk van de fors toegenomen migratie op huisvesting, zorg en onderwijs en specifiek op de asielopvang versterkt de noodzaak tot meer grip op migratie.’ De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe zij denkt over de verhouding tussen migratie als oorzaak voor deze druk en andere oorzaken voor dezelfde problemen, zoals het lerarentekort en de vergrijzing. Hoe brengt de regering deze verhouding in haar beleid tot uitdrukking?.

Antwoord:

Migratie is zeker niet de enige oorzaak van de druk op huisvesting, zorg en onderwijs. Daar zijn meerdere, soms op elkaar inwerkende, oorzaken voor aan te wijzen. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 schrijft in haar rapport dat Nederland de komende jaren drukker, grijzer en diverser wordt en dat brengt uitdagingen op vele terreinen met zich mee. Dat neemt niet weg dat migratie een extra druk op deze terreinen legt en minder migratie kan bijdragen aan het verlichten van die druk. Het Kabinet omarmt het advies van de Staatscommissie en zet in op een scenario van gematigde bevolkingsgroei. Dat betekent dat migratie beperkt wordt. Naast het verminderen van migratie, werkt het kabinet ook aan andere, vaak sectorspecifieke, maatregelen die de druk op deze sectoren verlicht.

Vraag:

De Algemene Rekenkamer constateert dat de begrote uitgaven voor de asielopvang vanaf 2027 een scherpe daling laten zien, terwijl de prognose van het aantal asielzoekers in de begroting nauwelijks daalt. Waarom acht de regering het mogelijk de uitgaven aan asielopvang zo scherp te reduceren voordat het aantal asielzoekers significant daalt?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Kan de regering inzichtelijk maken of er een verband bestaat tussen de omvang en bezetting van een opvanglocatie en de hoeveelheid overlastmeldingen die worden gedaan en, zo ja, wat dat verband is?

Antwoord:

Het klopt dat er een verband is tussen een te hoge bezettingsgraad en de mate van overlast die op een opvanglocatie wordt ervaren. Daarom streeft COA een bezettingsgraad van maximaal 91% na. Dit zowel omwille van veiligheid als leefbaarheid. Het verband tussen de omvang van een locatie en de ervaren overlast is echter lastiger vast te stellen. Grote opvanglocaties hebben vaak een andere doelgroep dan kleine opvanglocaties. Een oorzakelijke vergelijking laat zich daarom moeilijk maken. Naast de bezettingsgraad kan ook de kwaliteit van de opvang een negatieve invloed hebben op de ervaren overlast.

Vraag:

Wat kost een noodopvangplek per jaar per type noodopvang (cruiseschepen, hotels, etc.)?

Antwoord:

De kosten van een noodopvangplek, zoals een hotel of cruiseschip variëren per locatie. In 2023 bedroegen de kosten van een opvangplek in een hotel gemiddeld € 91.000 per jaar. Voor een opvangplek op een cruiseschip is dit gemiddeld € 66.000 per jaar. Dit is gebaseerd op de netto logistieke capaciteit, oftewel de inzetbare bedden, personeelskosten, verstrekkingen, gebruikers- en eigenaarskosten. Noodopvang in tijdelijke gemeentelijke opvang (TGO) kost € 54.750 per jaar.

Vraag: Hoeveel asielzoekers (totaal en procentueel) verblijven op dit moment in een noodopvanglocatie?

Antwoord: Asielzoekers kunnen worden opgevangen in drie soorten noodopvang: noodopvanglocaties van het COA, tijdelijke gemeentelijke opvang in beheer van gemeenten en noodopvang op niet-COA-locaties. Overigens worden in deze drie vormen van

noodopvang, naast asielzoekers, ook statushouders opgevangen. Op 27 januari 2025 werden er in totaal ca.

53.800 asielzoekers in

Nederland opgevangen. Daarvan verbleven ca. 26.670 personen (50%) in een noodopvang.

Tabel 1: Bezetting van opvangvormenper 27 januari20258

 

Opvangvorm

Asielzoekers

Statushouders

Totaal

Reguliere opvang

27.140

7.780

34.920

Noodopvang

21.460

9.040

30.490

Tijdelijke gemeentelijke opvang

4.300

670

4.970

Niet-COA-locaties

910

R360

2.270

Totaal

53.800

18.840

72.650

Bron COA: Als in BWL app met peildatum 27-1-2025; afgerond op tientallen

Vraag:

Hoeveel noodopvangplekken verwacht de regering de komende jaren nodig te hebben op basis van de scenario’s in de Meerjaren Productie Prognose 2024-2?

Antwoord:

De regering streeft naar zoveel als mogelijk reguliere opvanglocaties en minder afhankelijkheid van noodopvanglocaties. Hoeveel noodopvangplekken nodig zijn, is afhankelijk van de benodigde opvangcapaciteit en bezetting in de opvang, en zal ook afhangen van de uitkomsten van de ingediende provinciale plannen uit de spreidingswet. Naar aanleiding van de verdeelbesluiten is zicht op ca 90.000 opvangplekken. Het is niet mogelijk om op dit moment al exacte aantallen te geven. In de opvang verblijven nog veel statushouders en conform de meest recente MPP cijfers en bij ongewijzigd beleid, neemt dit aantal per 1 januari 2026 toe naar ongeveer de helft van de gemiddelde bezetting in de opvang. Om de druk op de opvangcapaciteit te verminderen, is het nodig dat

8 Door afronden tellen de afzonderlijke aantallen niet altijd op tot het totaal

statushouders sneller uitstromen. Er wordt op moment gewerkt aan initiatieven om op korte termijn de uitstroom te bevorderen, zodat minder noodopvang nodig is.

Vraag:

De regering is voornemens om de Spreidingswet in te trekken. Kan de regering inzichtelijk maken welke inhoudelijke afweging zij daarbij maakt? Op basis van welke argumenten concludeert de regering dat de Spreidingswet niet functioneert?

Antwoord:

Dit kabinet heeft in het regeerprogramma opgenomen de Spreidingswet zo snel mogelijk in te trekken. Door middel van een fors pakket om de asielinstroom te verminderen en de uitstroom te bevorderen, zet het kabinet erop in dat er minder opvang nodig is. Daarnaast wil dit kabinet geen wettelijk instrument inzetten om de opvang van asielzoekers in gemeenten af te dwingen.

Vraag:

Blijkens de begroting verwacht de regering geen bonussen meer uit te keren op basis van de Spreidingswet. Deze wet is echter nog van kracht en zal dat in elk geval nog een aantal maanden blijven. Waarop baseert de regering de verwachting dat er geen bonussen meer hoeven te worden uitgekeerd?

Antwoord:

In 2024 zijn o.a. met een kasschuif van € 12 mln. van 2025 naar 2024 middelen naar voren gehaald omdat de verwachting was dat de gemeenten reeds in 2024 deze bonussen zouden ontvangen in het kader van de Wet Gemeentelijke Taak asielopvang. De aanpassingen in de begroting gaan dus alleen over het moment van betaling en veranderen niets aan de financiële verplichtingen die gelden op grond van de wetgeving.

Vraag:

In de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer lezen de leden van de ChristenUnie-fractie het volgende: ‘Vanwege de onzekerheid in de asielprognoses is de bijstelling van de financiering verwerkt t/m 2026. Voorts is in de begroting verwerkt dat, in samenhang met het maatregelenpakket uit het regeerplan, de asielbegroting wordt verlaagd met 1 miljard euro. Hierdoor dalen de kosten in 2029 sterk ten aanzien van 2025.’ Mogen de leden uit deze passage concluderen dat de waarde van de begrote bedragen voor 2027 en volgende jaren beperkt is en dat het mogelijk is dat de begrote bedragen over deze jaren bij de Voorjaarsnota verhoogd moeten worden?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering op welke onderdelen van de meerjarenbegroting besluitvorming bij de Voorjaarsnota verwacht wordt dan wel noodzakelijk is.

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

De regering gaat in het Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (36.600 XX, nr. 5) in op de verwachte werkvoorraad van de IND. Die neemt fors toe tot 2028, het laatste jaar waarvoor een prognose beschikbaar is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering waarom zij er desondanks voor kiest om al in 2027 de financiering van de IND min of meer te halveren ten opzichte van het begrote bedrag over 2025. Zou het niet beter zijn om eerst de werkvoorraad te reduceren voordat de financiering van de IND wordt afgebouwd?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

In de Memorie van toelichting bij de begrotingsstaten Asiel & Migratie lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat de IND na 2027 nog slechts 35% van het huidige aantal aanvragen kan verwerken. Deze leden voorzien dat dit, gezien de toenemende werkvoorraad, verre van genoeg zal zijn en vragen de regering waarom zij de keuze heeft gemaakt om in deze mate op de IND te bezuinigen.

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Hoe groot is de kans op basis van de Meerjaren Productie Prognose 2024-2 dat de IND in 2028 genoeg heeft aan 35% van de huidige capaciteit?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

In het Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (36.600 XX, nr. 5) lezen de leden van de ChristenUnie-fractie het volgende over het COA: ‘Met de vanaf 2027 beschikbare middelen in de begroting is een stabiele capaciteit van 41.000 opvangplekken niet mogelijk. Daarmee is de structurele financiering van de vaste voorraad vooralsnog niet geborgd in de .’ Deze leden vragen de regering waarom zij ervoor heeft gekozen om de vaste voorraad niet te borgen in de begroting.

Antwoord:

Alle inzet is erop gericht om ook de kosten in de migratieketen te verminderen. Dit geldt ook voor de kosten van opvang. Daarbij is het de inzet is om de kosten voor noodopvang zoveel mogelijk te verminderen en in te zetten op vaste capaciteit en duurzame reguliere opvangplekken. De benodigde besparingen in de keten hangen niet enkel samen met de instroom, maar evenzeer met de door- en uitstroom. De uitstroom betreft dan zowel de uitstroom via het terugkeerproces, alsook de uitstroom van statushouders naar gemeenten. Met een vaste capaciteit van reguliere opvangplekken kan het COA beter anticiperen op fluctuerende instroom en bezetting van asielzoekers in de opvang en is het COA minder afhankelijk van duurdere noodopvang als opvangcapaciteit acuut nodig is. Op basis van een nieuwe MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden

Vraag:

Als wordt aangenomen dat een noodopvangplek ‘op jaarbasis gemiddeld € 55.700, ruim twee keer meer dan een reguliere opvangplek’ kost (36.600 XX, nr. 5, p. 25), hoeveel zou de verhoging van de vaste voorraad van het COA naar 41.000 plekken dan opleveren?

Antwoord:

Op peildatum 15 januari 2025 heeft het COA ongeveer 35.400 reguliere opvangplekken. De verdere groei naar de vaste voorraad van 41.000 reguliere opvangplekken en veronderstelde gelijke afbouw van 5.600 noodopvangplekken betekent dat opvang van deze plekken minder kost. De exacte besparing is afhankelijk van het type noodopvangplek, maar gebaseerd op de gemiddelde kosten van een noodopvangplek van € 55.700 en dat een reguliere opvangplek ongeveer de helft daarvan kost, komt dit neer op ongeveer € 156 miljoen op jaarbasis.

Vraag:

In het Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (36.600 XX, nr. 5) lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat het ‘de verwachting is dat de komende jaren de capaciteitsbehoefte bij het COA verder zal toenemen.’ (p. 4) Hoe verhoudt dat gegeven zich tot de begrote bezuinigingen op het COA?

Antwoord:

In de prognoses van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) zijn de effecten van de maatregelen uit het regeerprogramma nog niet meegenomen. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. De benodigde besparingen in de keten hangen niet enkel samen met de instroom, maar evenzeer met de door-en uitstroom. De uitstroom betreft dan zowel de uitstroom via het terugkeerproces, alsook de uitstroom van statushouders naar gemeenten. Het kabinet verwacht dat dit zal leiden tot een afname van de capaciteitsbehoefte in vergelijking met de verwachte capaciteitsbehoefte op dit moment.

Daarnaast verblijven in de opvang nog veel statushouders en conform de meest recente MPP cijfers en bij ongewijzigd beleid, neemt dit aantal per 1 januari 2026 toe naar ongeveer de helft van de gemiddelde bezetting in de opvang. Om deze druk op de opvangcapaciteit te verminderen en statushouders sneller uit te laten stromen, wordt op dit moment samen met het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gewerkt aan initiatieven om op korte termijn de uitstroom van statushouders naar gemeenten te bevorderen.

Vraag:

Wat betekent de bezuiniging op het COA, die ingaat per 2027, voor het aantal opvangplekken dat het COA kan realiseren? Kan de regering inzichtelijk maken hoeveel opvangplekken het COA in 2027 zou kunnen verzorgen als wordt aangenomen dat de verhouding duurzame opvang en noodopvang hetzelfde is als nu én als wordt aangenomen dat alle opvang in 2027 duurzame opvang is?

Antwoord:

Het COA streeft naar duurzame opvang, minder afhankelijkheid van duurdere noodopvang en snellere uitstroom van statushouders uit de opvang, zodat deze plekken ingezet kunnen worden voor de opvang van asielzoekers. De Meerjaren Productie Prognose (MPP) raamt hoeveel opvangcapaciteit nodig is op basis van de asielinstroom en verwachte bezetting in de opvang. De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden. De kosten van een reguliere opvangplek in 2027 zijn afhankelijk van de ontwikkeling van kosten en indexeringen die jaarlijks worden toegepast op de kostprijs van een opvangplek. Voor noodopvang zijn lokale afspraken en het soort noodopvang van invloed op de kosten per noodopvangplek. Voor 2027 is hier geen exacte inschatting van te maken.

Vraag:

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (36.600 XX, nr. 5) het volgende over de prognose van de instroom in 2027: ‘Op basis van het budgettair kader kan rekening worden gehouden met een instroom van 25.000 asielzoekers.’ (p. 28) Mogen deze leden daaruit concluderen dat de regering de verwachte instroom heeft gebaseerd op het begrote bedrag in plaats van andersom?

Antwoord:

De raming van de kosten voor de migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het vorige kabinet heeft ervoor gekozen de middelen op basis van deze prognose voor 3 jaren toe te kennen, omdat de asielprognoses op langere termijn onzeker zijn. Bij Voorjaarsnota 2024 zijn de middelen tot en met 2026 aan de Migratieketen toegekend. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Het is nog niet mogelijk gebleken om de voorziene wijzigingen vanuit het regeerprogramma mee te nemen in de ramingen voor de asielketen. Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. Bij de voorjaarsnota zal hierover zoals gebruikelijk besluitvorming plaatsvinden.

Vraag:

Hoe groot is de kans op basis van de prognoses in de Meerjaren Productie Prognose 2024-2 dat de instroom van 25.000 asielzoekers in 2028 wordt overschreden?

Antwoord:

Bij het maken van de MPP 2024-II is het niet mogelijk gebleken om de effecten van de maatregelen uit het regeerprogramma van dit Kabinet mee te nemen in de ramingen. Zodra het mogelijk is om de effecten van deze maatregelen te kwantificeren zullen deze onderdeel worden van een volgende MPP en deze zullen met uw kamer gedeeld worden. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken.

Vraag:

Kan de regering inzichtelijk maken hoeveel derdelanders de toegang tot Nederland is geweigerd sinds de intensivering van het mobiele grenstoezicht door dit kabinet?

Antwoord:

Momenteel zijn hier nog geen harde conclusies aan te verbinden, gezien de beperkte tijd van de huidige inwerkingtreding van de tijdelijke maatregel. Conform mijn eerdere toezegging zal ik de Tweede Kamer in maart van dit jaar informeren over de (tussentijdse) resultaten van de binnengrenscontroles. Een afschrift hiervan wordt gestuurd naar de Eerste Kamer.

Vraag:

Hoeveel overheidspersoneel (KMAR, IND) wordt voor deze grenscontroles ingezet? Wat zijn de resultaten tot nu toe? Hoeveel vreemdelingen zijn daadwerkelijk tegengehouden en teruggestuurd naar Duitsland en België? Hoeveel van de aangehouden vreemdelingen hebben asiel gevraagd?

Antwoord:

Wat betreft de uitvoering van binnengrenscontroles, wordt deze vormgegeven binnen de huidige beschikbare capaciteit vanuit de KMar. Gezien de recente start, is het vooralsnog niet mogelijk om een uitspraak te doen over de resultaten. Conform eerdere toezegging, zal ik de TK in maart informeren over de (tussentijdse) resultaten van binnengrenscontroles. Een afschrift hiervan wordt gestuurd naar de Eerste Kamer.

De Minister van Asiel en Migratie,

M.H.M. Faber-van de Klashorst

24

1

Kamerstukken I 2024/25, 36600, nr. O.

2

Kamerstukken II 2024/25 19 637, nr. 3328

3

Kamerstukken II 2024/25 19 637, nr. 3304

4

Kamerstukken II 2024/25 19 637, nr. 3304

5

Overzicht huisvesting vergunninghouders

6

Huisvestingstaakstelling 2025-I vergunninghouders

7

Kamerstukken II 2024/25 19 637, nr. 3304


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.