Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van OCW over de agenda audiovisueel aanbod 'Verbeelding door inzicht, talentontwikkeling en samenwerking' - Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. F toegevoegd aan wetsvoorstel 36176 - Invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product; Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van OCW over de agenda audiovisueel aanbod 'Verbeelding door inzicht, talentontwikkeling en samenwerking' |
---|---|
Documentdatum | 14-02-2025 |
Publicatiedatum | 14-02-2025 |
Nummer | KST36176F |
Kenmerk | 36176, nr. F |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 176
Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 februari 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de agenda audiovisueel aanbod «Verbeelding door inzicht, talentontwikkeling en samenwerking». Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
-
•De uitgaande brief van 7 januari 2025.
-
•De antwoordbrief van 13 februari 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Dragstra
1 Samenstelling:
Lagas (BBB), Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Roovers (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Geerdink (VVD), Rietkerk (CDA) (voorzitter), Doornhof (CDA), Van Meenen (D66), Belhirch (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
kst-36176-F
ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag, 7 januari 2025
De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 7 november 2024 over de agenda audiovisueel aanbod «Verbeelding door inzicht, talentontwikkeling en samenwerking.»1 De leden van de fracties van de PvdD en Volt hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD
De fractieleden van de PvdD stellen dat aan de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), was toegezegd dat filmmakers betrokken worden bij de evaluatie van de investeringsverplichting.2 U schrijft in reactie hierop: «Het evaluatieontwerp is opgesteld aan de hand van de aanbevelingen in de «Rapportage - Input voor evaluatieontwerp Investeringsverplichting grote streamingsdiensten» (bijlage A). De aanbevelingen zijn gebaseerd op de input van vertegenwoordigers van de gehele Nederlandse productie-, distributie- en exploitatieketen, de betreffende toezeggingen aan de Staten-Generaal en de relevante wettelijke bepalingen.»3
De fractieleden van de PvdD vragen in hoeverre filmmakers hierbij betrokken zijn geweest.
In uw brief wordt verder het volgende gesteld: «In algemene zin komt uit de verkenning van FilmForward naar voren dat de initiatieven die streamingsdiensten ondersteunen of ontwikkelen vaak in dienst staan van het behalen van de eigen commerciële doelen. Vanuit private partijen is dit begrijpelijk, maar het maakt de continuïteit van talentontwikkeling door een deel van de audiovisuele sector kwetsbaar. Het valt op dat het aantal talentontwikkelingsprogramma's van streamingsdiensten gericht op
Nederlandse makers beperkt is en door een aantal vooral wordt gezien als overheidstaak. Tegelijkertijd geven de streamingsdiensten aan stappen te willen zetten naar een breder aanbod voor talentontwikkeling. Vanuit hun internationale context zouden streamingsdiensten veel kunnen bieden aan Nederlandse makers en crewleden, bijvoorbeeld op het gebied van nieuwe filmtechnieken of scriptontwikkeling.»4
De fractieleden van de PvdD vragen of in dit kader is onderzocht of het van belang is om investeringen te richten op een op te richten Filmakers-Fonds. Dit fonds zou geld kunnen toewijzen aan talentvolle regisseurs waarmee hun artistieke vrijheid en hun zelfstandige onderhandelingspositie tegenover producenten en distributeurs wordt gewaarborgd, zodat de kans wordt vergroot dat cultureel waardevolle en aantrekkelijke films worden gecreëerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Volt
De fractieleden van Volt hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerp van de evaluatie van de investeringsverplichting. Het is voor deze leden heel belangrijk dat publieke waarden bij producties niet te vaak
hoeven te wijken voor commerciële belangen. Wordt in de evaluatie van de investeringsverplichting ook expliciet gekeken naar hoe de balans is tussen het behartigen van publieke waarden enerzijds en van commerciële belangen anderzijds in producties gefinancierd door streamingsdiensten? En op welke manier wordt dit geëvalueerd?
De snelle veranderingen in het medialandschap vragen om toekomstbe-stendig beleid. Volgens de fractieleden van Volt is het dan ook van belang dat een breed perspectief wordt gehanteerd in de evaluatie van de investeringsverplichting. Wordt in de evaluatie expliciet gekeken naar de mogelijkheden om de reikwijdte van de investeringsverplichting aan te passen aan nieuwe trends in het medialandschap, zoals hybride modellen tussen VOD en lineaire diensten?
Het evaluatieontwerp somt drie «voorwaarden voor dataverzameling en toezicht» op en benoemt «transparantie en eenvormigheid van data» als één van die essentiële voorwaarden.5 Kunt u toelichten hoe sinds de inwerkingtreding van de investeringsverplichting wordt gewaarborgd dat rapportages van streamingsdiensten over hun investeringen transparant en consistent zijn, zonder dat dit leidt tot een te hoge administratieve last?
De fractieleden van Volt vragen of u mogelijkheden ziet om een onafhankelijk fonds op te richten waar alle streamingsdiensten verplicht aan bijdragen, vergelijkbaar met het Vlaams Audiovisueel Fonds, om publieke waarden in Nederlandse audiovisuele producties te waarborgen.
De fractieleden van Volt vragen hoe u de continuïteit van talentontwikke-lingsprogramma's die door streamingsdiensten worden ondersteund wilt waarborgen, gezien het commerciële karakter en de beperkte omvang van deze initiatieven.
U schrijft: «Een knelpunt voor beginnend talent is het tekort aan werkerva-ringsplekken op de set en in de postproductie.»6 De fractieleden van Volt vragen wat uw plan is om het tekort aan werkervaringsplekken, zoals genoemd in de brief, structureel op te lossen.
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken, na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Th.W. Rietkerk
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2025
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de commissie over mijn brief van 7 november 2024 inzake de agenda audiovisueel aanbod «Verbeelding door inzicht, talentontwikkeling en samenwerking».
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Beantwoording Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD
De fractieleden van de PvdD stellen dat aan de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), was toegezegd dat filmmakers betrokken worden bij de evaluatie van de investeringsver-plichting.7 U schrijft in reactie hierop: «Het evaluatieontwerp is opgesteld aan de hand van de aanbevelingen in de «Rapportage - Input voor evaluatieontwerp Investeringsverplichting grote streamingsdiensten» (bijlage A). De aanbevelingen zijn gebaseerd op de input van vertegenwoordigers van de gehele Nederlandse productie-, distributie- en exploitatieketen, de betreffende toezeggingen aan de Staten-Generaal en de relevante wettelijke bepalingen.»8
De fractieleden van de PvdD vragen in hoeverre filmmakers hierbij betrokken zijn geweest.
Antwoord
De Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie (NAPA), de Nederlandse Content Producenten (NCP) en de Dutch Academy for Film (DAFF) zijn actief betrokken geweest bij het opstellen van de genoemde rapportage. De DAFF verenigt ruim 700 Nederlandse makers uit verschillende disciplines en heeft haar bijdrage aan de rapportage afgestemd met andere makersverenigingen zoals de Dutch Directors Guild (DDG) en het Netwerk Scenarioschrijvers. De opstellers van de rapportage hebben gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van voornoemde partijen, waarvan de verslagen integraal zijn opgenomen in bijlage 2 van de rapportage. Daarnaast is ruimte gegeven aan schriftelijke inbreng van voornoemde partijen, zoals te zien in bijlage 3 van de rapportage. Op deze manier is het perspectief van filmmakers meegenomen in de aanbevelingen waarop het evaluatieontwerp gebaseerd is.
In uw brief wordt verder het volgende gesteld: «In algemene zin komt uit de verkenning van FilmForward naar voren dat de initiatieven die streamingsdiensten ondersteunen of ontwikkelen vaak in dienst staan van het behalen van de eigen commerciële doelen. Vanuit private partijen is dit begrijpelijk, maar het maakt de continuïteit van talentontwikkeling door een deel van de audiovisuele sector kwetsbaar. Het valt op dat het aantal talentontwikkelingsprogramma's van streamingsdiensten gericht op
Nederlandse makers beperkt is en door een aantal vooral wordt gezien als overheidstaak. Tegelijkertijd geven de streamingsdiensten aan stappen te willen zetten naar een breder aanbod voor talentontwikkeling. Vanuit hun internationale context zouden streamingsdiensten veel kunnen bieden aan Nederlandse makers en crewleden, bijvoorbeeld op het gebied van nieuwe filmtechnieken of script-ontwikkeling.»9
De fractieleden van de PvdD vragen of in dit kader is onderzocht of het van belang is om investeringen te richten op een op te richten filmmakers-fonds. Dit fonds zou geld kunnen toewijzen aan talentvolle regisseurs waarmee hun artistieke vrijheid en hun zelfstandige onderhandelingspositie tegenover producenten en distributeurs wordt gewaarborgd, zodat de kans wordt vergroot dat cultureel waardevolle en aantrekkelijke films worden gecreëerd.
Antwoord
Het idee van een apart filmmakersfonds is eerder besproken tijdens de wetsbehandeling van de investeringsverplichting voor streamings-diensten, naar aanleiding van vragen van het lid Nicolaï (PvdD).11 Toen is geconcludeerd dat het streamingsdiensten vrij staat om hun investeringen te richten op een dergelijk fonds. Via zo'n fonds zouden zij ook kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting om een deel van hun omzet te investeren in Nederlandse audiovisuele producties. Omdat het private partijen betreft kan ik hier als Minister echter niet op sturen. Zie ter aanvulling ook mijn antwoord op de vraag van de fractie van Volt over de continuïteit van talentontwikkelingsprogramma's van de streamings-diensten.
Ik onderstreep evenals de fractie van PvdD het belang van artistieke vrijheid voor makers. In dat kader wil ik de fractie dan ook wijzen op een relevante ontwikkeling aan de publieke kant: het Nederlands Filmfonds geeft in deze beleidsperiode nog meer creatieve ruimte en mogelijkheden aan talentvolle makers. Aanstormend regietalent kan bijvoorbeeld een intensief coachingstraject krijgen voor de ontwikkeling van een nieuwe film via het programma Talentscope. Ook lanceert het Filmfonds dit jaar een speciale impulsbijdrage voor regisseurs, scenaristen en producenten. Zij kunnen afzonderlijk van elkaar een financiële bijdrage ontvangen op basis van bewezen commercieel en/of artistiek succes. Daarmee worden ze in staat gesteld zelfstandig te werken aan de ontwikkeling van een volgend project.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Volt
De fractieleden van Volt hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerp van de evaluatie van de investeringsverplichting. Het is voor deze leden heel belangrijk dat publieke waarden bij producties niet te vaak hoeven te wijken voor commerciële belangen. Wordt in de evaluatie van de investeringsverplichting ook expliciet gekeken naar hoe de balans is tussen het behartigen van publieke waarden enerzijds en van commerciële belangen anderzijds in producties gefinancierd door streamingsdiensten? En op welke manier wordt dit geëvalueerd?
Antwoord
De effecten en de doeltreffendheid van de investeringsverplichting worden beoordeeld in het licht van het doel ervan: het Nederlandse culturele audiovisuele aanbod duurzaam versterken en aanbod te stimuleren waarin de kijker zichzelf en zijn leefwereld kan herkennen. In de evaluatie wordt daartoe onder meer gekeken naar het effect van de investeringsverplichting op de versterking van het cultureel audiovisuele aanbod en op de diversiteit van dat aanbod, waaronder verscheidenheid aan verhalen. Ook wordt de impact van de investeringsverplichting meegenomen op concurrentie en prijsstijgingen van bijvoorbeeld cast en crew, materialen en locaties.
Zoals in de brief aangekondigd zal ik parallel aan de evaluatiecyclus ook een onafhankelijk sectorbreed onderzoek initiëren naar relevante (markt)ontwikkelingen. Hiermee wordt een periodieke monitor «av-sector in beeld» geïntroduceerd. Aandachtspunten daarbij zijn onder meer de kwantiteit, kwaliteit, diversiteit en zichtbaarheid van Nederlands aanbod op alle platformen en diensten. De evaluatie van de investeringsver-plichting, de uitkomsten van het sectorbreed onderzoek en daaropvolgende beleidskeuzes zijn steeds een afweging tussen publieke waarden (denk aan de diversiteit en toegankelijkheid van het aanbod) en commerciële belangen van aanbieders van streamingsdiensten, zoals dat ook het geval was bij de investeringsverplichting zelf.
De snelle veranderingen in het medialandschap vragen om toekomstbe-stendig beleid. Volgens de fractieleden van Volt is het dan ook van belang dat een breed perspectief wordt gehanteerd in de evaluatie van de investeringsverplichting. Wordt in de evaluatie expliciet gekeken naar de mogelijkheden om de reikwijdte van de investeringsverplichting aan te passen aan nieuwe trends in het medialandschap, zoals hybride modellen tussen VOD en lineaire diensten?
Antwoord
In het evaluatieontwerp zijn gemengde businessmodellen, zoals een combinatie van VOD en lineaire diensten, als evaluatieonderwerp meegenomen. Bovendien wordt het evaluatieontwerp indien nodig geactualiseerd op het moment dat een onderzoeksbureau aan de slag gaat, zodat relevante veranderingen in het medialandschap waar nodig aangescherpt of toegevoegd kunnen nodig.
Het evaluatieontwerp somt drie «voorwaarden voor dataverzameling en toezicht» op en benoemt «transparantie en eenvormigheid van data» als één van die essentiële voorwaarden.12 Kunt u toelichten hoe sinds de inwerkingtreding van de investeringsverplichting wordt gewaarborgd dat rapportages van streamingsdiensten over hun investeringen transparant en consistent zijn, zonder dat dit leidt tot een te hoge administratieve last?
Antwoord
Het Commissariaat voor de Media, de toezichthouder op de Mediawet waarin de investeringsverplichting is opgenomen, stelt een gestandaardiseerd rapportageformat op. Het kan hierbij gebruik maken van de voorbeelddataset die is opgenomen in de rapportage waar het evaluatie-ontwerp op gebaseerd is. Daarmee kan een betrouwbare geaggregeerde en geanonimiseerde rapportage worden opgesteld.
De fractieleden van Volt vragen of u mogelijkheden ziet om een onafhankelijk fonds op te richten waar alle streamingsdiensten verplicht aan bijdragen, vergelijkbaar met het Vlaams Audiovisueel Fonds, om publieke waarden in Nederlandse audiovisuele producties te waarborgen.
Antwoord
De Nederlandse evenknie van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) is het Nederlands Filmfonds. De publieke taak van het Nederlands Filmfonds is het stimuleren van cultureel audiovisueel aanbod dat toegankelijk, zichtbaar en herkenbaar is voor het Nederlandse publiek. In België is gekozen voor een gemengd model waarbij aanbieders van streamings-diensten kunnen kiezen of zij rechtstreeks investeren in producties (een investeringsverplichting) of dat zij afdragen aan het VAF (een heffing). In Nederland is gekozen voor enkel een investeringsverplichting, dus niet voor een afdracht aan het Nederlands Filmfonds (een heffing). Aanbieders van streamingsdiensten kunnen zelf kiezen in welke producties zij investeren en hoe zij dat doen, zo lang het gaat om Nederlands cultureel audiovisueel aanbod. Ik verwijs hierbij ook naar mijn antwoord hierboven op de vragen van de fractie van PvdD over het filmmakerfonds.
De fractieleden van Volt vragen hoe u de continuïteit van talentontwikke-lingsprogramma's die door streamingsdiensten worden ondersteund wilt waarborgen, gezien het commerciële karakter en de beperkte omvang van deze initiatieven.
Antwoord
Het creëren van een vruchtbare bodem voor Nederlands talent is een gedeeld belang van de gehele audiovisuele sector. Talentvolle makers moeten de ruimte krijgen zich te ontwikkelen zodat ze aanbod kunnen creëren dat verrassend, eigenzinnig en aansprekend is voor een groot en divers publiek. Daarom heb ik publieke en private partijen in mijn brief opgeroepen de samenwerking op te zoeken en talentontwikkeling als een gezamenlijke verantwoordelijkheid te zien. Ik juich het bestaande initiatief van streamingsdiensten op het gebied van talentontwikkeling toe, maar ik ga als Minister niet over de koers en keuzes van private partijen. Wel speel ik, zoals aangekondigd in mijn brief, een faciliterende rol bij de praktische uitwerking van de aanbevelingen van FilmForward, waar zowel de publieke als private partijen in meegenomen worden.
U schrijft: «Een knelpunt voor beginnend talent is het tekort aan werkerva-ringsplekken op de set en in de postproductie.»13 De fractieleden van Volt vragen wat uw plan is om het tekort aan werkervaringsplekken, zoals genoemd in de brief, structureel op te lossen.
Antwoord
Ik ben momenteel in kaart aan het brengen wat de concrete behoefte en mogelijkheden zijn wat betreft het vergroten van werkervaringsplekken. Dit maakt deel uit van het bredere traject talentontwikkeling waarmee aanbevelingen praktisch worden ingebed in de sector, waar ik in mijn antwoord hierboven reeds aan refereerde.
13 Kamerstukken I 2024/25 36 176, E, p. 6.
Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 176, F
8
Kamerstukken I 2024/25 36 176, E.
Kamerstukken I 2024/25 36 176, E, p. 3.
Kamerstukken I 2024/25 36 176, E, p. 5-6.
Kamerstukken I 2024/25 36 176, E, p. 9.
Kamerstukken I 2024/25 36 176, E, p. 6.
Kamerstukken I 2024/25 36 176, E, p.3.
Kamerstukken I 2024/25 36 176, E, p. 5-6.