Brief van de minister van SZW inzake Europese papers over detachering van derdelanders en de herziening van Verordening 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels - EU-voorstel: verordening herziening coördinatie sociale zekerheidsstelsels COM(2016)815

Deze brief is onder nr. F toegevoegd aan dossier 34655 - EU-voorstel: verordening herziening coördinatie sociale zekerheidsstelsels COM(2016)815.

1.

Kerngegevens

Officiële titel EU-voorstel: verordening herziening coördinatie sociale zekerheidsstelsels COM(2016)815; Brief van de minister van SZW inzake Europese papers over detachering van derdelanders en de herziening van Verordening 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels
Document­datum 14-02-2025
Publicatie­datum 14-02-2025
Nummer KST1182942
Kenmerk 34655, nr. F
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

34 655

EU-voorstel: verordening herziening coördinatie sociale zekerheidsstelsels COM(2oi6)8i5

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2025

Met deze brief informeer ik u over twee position papers met de ideeën van Nederland over de Europese aanpak van oneigenlijke detachering van derdelanders en de herziening van Verordening 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheid. Dergelijke position papers worden vaker verspreid in EU-verband, en dienen om EU-besluitvormingsprocessen te voeden. De betreffende papers zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd.

  • 1. 
    Position paper detachering van derdelanders

Toelichting position paper

In mijn brief van 4 februari jl.1 informeerde ik de Tweede Kamer dat het kabinet, mede naar aanleiding van de motie-Paternotte c.s.2 werkt aan een verkenning met stappen die op nationaal niveau en in Europees verband gezet kunnen worden om de oneigenlijke detachering van derdelanders tegen te gaan. Hierbij informeer ik u over de stappen die ik in Europees verband zet.

Op initiatief van Nederland is het 'Position paper on the posting of third country nationals' tot stand gekomen. Dit paper is medeondertekend door België, Duitsland, Denemarken, Italië, Letland en Luxemburg. Ik zal dit paper en marge van mijn deelname aan de OESO Ministeriële Bijeenkomst op 13/14 februari a.s. overhandigen aan Roxana Minzatu, de Uitvoerend Vicepresident en Eurocommissaris voor sociale rechten en vaardigheden, kwaliteitsbanen en paraatheid.

Het position paper roept de Europese Commissie op om het juridisch kader voor de detachering van derdelanders te verduidelijken, bijvoorbeeld via een richtlijn. Hierdoor moet duidelijk worden wat de voorwaarden zijn om een derdelander-werknemer rechtmatig te detacheren van de ene naar de andere EU-lidstaat. Daarbij stelt het position paper dat de verduidelijking van het juridisch kader hand in hand moet gaan met een intensivering van grensoverschrijdende handhaving, ondersteund door de Europese Arbeidsautoriteit.

Het huidige juridisch kader rond detachering van derdelanders, dat deels is gebaseerd op concepten uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, is thans onduidelijk en onvoldoende concreet. Bovendien wordt dit juridische kader verschillend toegepast door de lidstaten. Dat maakt gedetacheerde derdelanders extra kwetsbaar voor misbruik, mede omdat zij vaak afhankelijk zijn van hun werkgever voor hun verblijfs- en werkvergunning. Bovendien gaat de verschillende toepassing van het juridisch kader ten koste van het gelijke speelveld binnen de EU.

Duidelijkheid over het juridisch kader kan bijdragen aan betere bescherming van gedetacheerde derdelanders, meer effectieve handhaving en meer grip op arbeidsmigratie. Ook kan dit oneerlijke concurrentie tussen bedrijven, arbeidsuitbuiting en fraude tegengaan.

Vervolgstappen

De afgelopen periode heb ik de problematiek rondom dit thema op verschillende momenten bespreekbaar gemaakt, onder meer in mijn gesprekken met Uitvoerend Vicepresident Minzatu, ministers uit andere lidstaten en met Europarlementariërs.

De aanbieding van dit position paper, namens een brede groep van zeven lidstaten, is een belangrijke vervolgstap om de uitdagingen rond de detachering van derdelanders te agenderen in Europees verband. De komende periode zal ik met de Europese Commissie en andere stakeholders in gesprek blijven over dit thema en daarbij samen optrekken met andere lidstaten.

Zoals ik aangaf in mijn brief van 4 februari jl. werkt het kabinet, mede op verzoek van de Tweede Kamer, aan een verkenning met stappen die op nationaal niveau en in de Europese context kunnen worden gezet om de oneigenlijke detachering van derdelanders via EU-lidstaten tegen te gaan. Ik verwacht de Tweede Kamer hier rond de zomer van 2025 over te kunnen informeren.

  • 2. 
    Non-paper herziening Verordening 883/2004 coördinatie van sociale zekerheid

Toelichting non-paper

Met deze brief bied ik u tevens het non-paper aan dat Nederland heeft ingebracht met de ideeën over de herziening van Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels. Zoals eerder met de Tweede Kamer gedeeld zet Nederland in op modernisering van Verordening 883/2004. Nederland vindt dat dit doel met het voorliggende herzieningsvoorstel niet wordt behaald. In het non-paper roept Nederland de Europese Commissie op om een nieuw herzieningsvoorstel in te dienen dat wél leidt tot de gewenste modernisering. Om deze oproep kracht bij te zetten, presenteert Nederland in het non-paper een eerste inventarisatie van verbeterpunten en voorstellen voor vervolgstappen.

Het non-paper stelt dat er, sinds de introductie van het herzieningsvoorstel in 2016, fundamentele veranderingen hebben plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden hiervan zijn de toegenomen flexibilisering, verdere digitalisering zoals telewerken en platformwerk, en de toenemende krapte op de arbeidsmark. De bepalingen in Verordening 883/2004 zijn hier echter niet op toegerust. Hierdoor wordt de uitvoering van Verordening 883/2004 steeds complexer en zorgt deze voor een grotere belasting van de uitvoeringsorganisaties.

Ook burgers en bedrijven worden geconfronteerd met uitdagingen, zoals hogere administratieve lasten en juridische onzekerheid.

Nederland roept de Europese Commissie daarom op om met een nieuw herzieningsvoorstel te komen, vergezeld van een nieuwe impactanalyse. Om tot een toekomstbestendig voorstel te komen, presenteert het non-paper een vijftal uitgangspunten:

  • 1) 
    Vereenvoudig de regels voor uitvoeringsorganisaties, bedrijven en burgers;
  • 2) 
    Geef prioriteit aan rechtszekerheid voor burgers door de regels begrijpelijker te maken;
  • 3) 
    Sluit aan bij de veranderende grensoverschrijdende arbeidsmarkt;
  • 4) 
    Faciliteer re-integratie voor uitkeringsgerechtigden; en
  • 5) 
    Bied uitvoeringsorganisaties adequate instrumenten om fraude en misbruik effectief te bestrijden.

In de bijlage bij het non-paper wordt vervolgens een eerste inventarisatie van uitdagingen gepresenteerd, evenals voorstellen voor vervolgstappen. De twintig voorstellen zien op verschillende onderdelen van de Verordening. Denk aan voorstellen voor het moderniseren van de aanwijsregels, bevorderen van arbeidsparticipatie bij geëxporteerde uitkeringen, tegengaan van premieshoppen en fraude met A1-verklaringen, onderzoek naar een wijziging van de regels voor de uitbetaling van kinderbijslagen, evenals voorstellen voor het inzetten van digitalisering en het verbeteren van doorlooptijden.

Wat betreft het werkloosheidshoofdstuk pleit Nederland voor behoud van het huidige systeem. Ook vindt Nederland dat er effectieve afspraken moeten komen over de begeleiding naar werk en controle op de rechtmatigheid van de geëxporteerde uitkering. Voor het geval de huidige voorstellen uit het werkloosheidshoofdstuk op tafel blijven, doet Nederland subsidiair enkele voorstellen. Nederland vindt bijvoorbeeld dat er een ‘affiliatietermijn’ van minimaal zes maanden moet komen voordat het werkland de werkloosheidsuitkering voor een grenswerker dient te betalen.

Vervolgstappen

In de kwartaalrapportage van november jl. zoals gedeeld met uw Kamer3 , heb ik u geïnformeerd over het aantreden van de nieuwe Eurocommissaris, tevens vicepresident Roxana Minzatu. Zij heeft de ambitie geuit om spoedig tot een overeenkomst te komen inzake de herziening van Verordening 883/2004.

Sinds januari dit jaar is het Poolse voorzitterschap aangetreden. Op donderdag 30 januari jl. heeft een eerste Raadswerkgroep plaatsgevonden. Deze Raadswerkgroep was oriënterend van aard. Het Poolse voorzitterschap verkende waar ruimte zit bij lidstaten t.a.v. de punten van de hoofdstukken waarover nog wordt onderhandeld (openstaande punten uit het werkloosheidshoofdstuk en het hoofdstuk toepasselijke wetgeving). In deze Raadswerkgroep heeft Nederland haar bestaande zorgen bij het huidige herzieningsvoorstel toegelicht. Daarnaast heeft Nederland de voorstellen uit het non-paper gepresenteerd. Hoewel het non-paper bijval kreeg van enkele (met Nederland gelijkgestemde) lidstaten, was ook een groot aantal lidstaten bereid te bezien of toch een akkoord bereikt kan worden op basis van het huidige herzieningsvoorstel.

Het krachtenveld blijft vanuit Nederlands perspectief dus zeer uitdagend. Op 19 februari a.s. bespreekt Coreper de huidige stand van zaken alsmede de richting voor vervolgstappen.

In lijn met geldende informatieafspraken, informeer ik de Tweede Kamer bij relevante ontwikkelingen op dit dossier.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Y.J. van Hijum

3

1

Kamerstuk 29 86i, nr. 155.

2

Kamerstuk 29 86i, nr. 126.

3

Geannoteerde agenda Formele Raad. WSB d.d. 2 december 2024, Kamerstukken II, 2024-2025, 21501-31, nr. 768.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.