Nota naar aanleiding van het verslag - Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang

Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. D toegevoegd aan wetsvoorstel 36513 - Verbetermaatregelen van de gastouderopvang i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang; Nota naar aanleiding van het verslag
Document­datum 03-03-2025
Publicatie­datum 03-03-2025
Nummer KST36513D
Kenmerk 36513, nr. D
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

36 513

Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 februari 2025

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In deze nota ga ik in op de gestelde vragen. Dit doe ik zoveel mogelijk in volgorde van het verslag. Daar waar verschillende fracties vergelijkbare vragen hebben gesteld, worden deze zoveel mogelijk samen beantwoord.

Vragen van de leden van de fracties van BBB en 50PLUS

De leden van de BBB-fractie en van de 50Plus-fractie vragen of de regering het einddoel van het wetsvoorstel nogmaals kan toelichten. De leden van de fracties van CDA en OPNL vragen naar de noodzakelijkheid van dit wetsvoorstel nu uit de laatste kwaliteitsmonitor blijkt dat het probleem van verschillende kwaliteitsniveaus al grotendeels is opgelost.

Het doel van dit wetsvoorstel is om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen.

De LKK-rapportage 20231 geeft indicaties dat de variatie in kwaliteit in de gastouderopvang in de afgelopen jaren kleiner is geworden. Dat neemt niet weg dat er nog steeds te veel gastouders zijn die onvoldoende kwaliteit bieden. Anders dan bij kindercentra zijn de wettelijke kwaliteitseisen voor gastouderopvang ontoereikend voor gemeenten en GGD'en om gastouderopvang van onvoldoende kwaliteit tegen te gaan. Dit acht de regering een onwenselijke situatie vanwege het belang van goede kwaliteit voor de ontwikkeling van kinderen.

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) concludeert namelijk in een onderzoek naar het toezicht op de gastouderopvang in 20202 dat het toezichtkader van de GGD de kwaliteit van de gastouderopvang onvoldoende waarborgt. De wettelijke kwaliteitseisen die ten grondslag liggen aan het toezichtkader moeten aangescherpt worden om de

1 LKK 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 508).

2 Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 414

kst-36513-D ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025

kwaliteit goed te kunnen waarborgen. De conclusie van de inspectie wordt ondersteund door het feit dat GGD'en een beperkt aantal overtredingen constateren bij gastouders, terwijl de rapportages van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) laten zien dat een grotere groep gastouders onvoldoende kwaliteit biedt. Zo constateerde de GGD in 2018 een tekortkoming in 12% van de reguliere onderzoeken bij gastouders en 25% van de onderzoeken bij gastouderbureaus, tegenover 39% bij dagopvang en 33% bij buitenschoolse opvang. Bij voorwaarden over het pedagogisch klimaat constateerde de GGD zelfs maar bij 1% van de voorzieningen voor gastouderopvang een tekortkoming, tegenover 5% bij dagopvang en buitenschoolse opvang. Terwijl de LKK-cijfers in 20191 laten zien dat er sprake is van een aanzienlijke groep gastouders (21%) die onvoldoende pedagogische kwaliteit levert. Dit beeld van grote variatie in de kwaliteit van gastouders wordt herkend door GGD'en, gemeenten en vertegenwoordigers van gastouders, gastouderbureaus en ouders, zo blijkt onder meer uit het onderzoek van de inspectie.

Met het wetsvoorstel en de maatregelen ter uitwerking daarvan wordt het kwaliteitskader waarop gemeenten en GGD toezien aangescherpt, zodat de kwaliteit en professionaliteit van gastouders en een goede begeleiding door gastouderbureaus beter worden gewaarborgd.

De leden van de BBB-fractie en van de 50Plus-fractie vragen de regering wat het aandeel is van informele kinderopvang (grootouders, buren) en van gastouderopvang. Ook vragen zij hoe dit zich verhoudt tot het aandeel formele kinderopvang en of hier de afgelopen jaren meerjarige trends uit zijn af te leiden.

Het aantal kinderen dat gebruikt maakt van formele kinderopvang (dagopvang, buitenschoolse opvang (bso) en gastouderopvang) met kinderopvangtoeslag bedraagt 938.000 (medio 2024). 392.000 maken gebruik van dagopvang in een kindercentrum, 466.000 kinderen van buitenschoolse opvang en 80.000 kinderen van gastouderopvang (0-12 jaar). In de periode 2019 tot medio 2024 is het aantal kinderen dat gebruik maakt van formele kinderopvang met ruim 12% gestegen. Daarnaast is ook het aantal uren dat een kind per maand gemiddeld naar de opvang gaat gestegen. Dit geldt voor alle opvangvormen (zie tabel 2). Wel geldt voor gastouderopvang een daling van het aantal kinderen en voor dagopvang en bso een stijging van het aantal kinderen (zie tabel 1).

Uit cijfers van het CBS blijkt dat veel ouders verschillende vormen van opvang gebruiken, waarbij zij formele en informele opvang combineren. Hierbij wordt vaak voor één of twee dagen in de week informele opvang gebruikt. Gebruik van informele opvang, oftewel (onbetaalde) oppas, is in de meeste gevallen voor één dag per week (53%), maar ook twee dagen komt vaak voor (35%)2. Het aantal huishoudens dat gebruik maakt van (onbetaalde) oppas lijkt door de jaren heen stabiel gebleven (42,9% van de huishoudens in 20193). Deze cijfers zijn echter niet goed in de tijd te vergelijken, omdat het CBS in 2019 deze cijfers uitvroeg per huishouden en in 2023 voor werkende mannen en vrouwen apart.

Voor de onderliggende cijfers bij de beantwoording op deze vraag verwijs ik u naar bijlage 1 onderaan deze Nota naar aanleiding van het verslag.

Deze leden vragen of de regering verwacht bij eventuele invoering van het wetsvoorstel dat alle gastouders aan de nieuwe wettelijke norm kunnen voldoen. Ook vragen zij of de regering verwacht of er geen gastouders zullen afhaken vanwege de impact van dit wetsvoorstel. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook naar het risico dat gastouders afhaken vanwege toenemende kosten en regeldruk als gevolg van het stellen van strengere kwaliteitseisen. Zij vragen of voldoende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat het aantal gastouders verder krimpt.

Ik vind het belangrijk dat de kwaliteit bij alle gastouders voldoende is gewaarborgd. De voorgestelde maatregelen kunnen mogelijk leiden tot een grotere uitstroom van het aantal gastouders, doordat niet alle gastouders aan de voorgestelde eisen kunnen of willen voldoen. Het wetsvoorstel is opgesteld met de inzet om dit effect zoveel mogelijk te beperken. Veel gastouders voldoen al (deels) aan de nieuwe eisen. Zo blijkt uit een inventarisatiestudie onder gastouders en gastouderbureaus uit 2022 dat ruim driekwart van de gastouders al aan professionalisering doet en 35% van de gastouders al over een pedagogisch werkplan beschikt4.

Daarnaast neem ik een aantal maatregelen voor een geleidelijke overgang van dit wetsvoorstel. Zo worden huidige gastouders uitgezonderd van de aanscherping van de opleidingseis. Ook krijgt de sector circa een jaar voorbereidingstijd tussen publicatie van de wet- en regelgeving en inwerkingtreding, zodat gastouders en gastouderbureaus ruim de tijd hebben om zich de nieuwe eisen eigen te maken. Met vroegtijdige en duidelijke communicatie vanuit de rijksoverheid zal ik ervoor zorgen dat gastouders en gastouderbureaus weten wat er van hen wordt verwacht. Tot slot zullen gastouderbureaus hun gastouders begeleiden bij de implementatie van deze eisen.

Overigens laat ik op dit moment onderzoek uitvoeren naar de redenen waarom gastouders stoppen. De daling van het aantal gastouders is immers al langer gaande, ruim voordat dit wetstraject werd gestart. In het voorjaar - ik streef naar april - verwacht ik de uitkomsten van dit onderzoek met uw Kamer te kunnen delen. Dan kan ik gerichte maatregelen nemen om het stoppen van gastouders tegen te gaan.

Om zicht te houden op de gevolgen van de maatregelen voor de toegankelijkheid van de gastouderopvang, zal ik de implementatie van de voorgestelde maatregelen uit dit wetsvoorstel alsmede het aantal gastouders (blijven) monitoren.

Deze leden vragen of de regering verwacht dat de tarieven voor gastou-deropvang zullen stijgen aan de hand van de gestegen kosten door de voorgestelde normen.

Dit wetsvoorstel kan leiden tot extra kosten voor gastouders en gastouderbureaus. Gastouders en gastouderbureaus zullen een deel van deze kosten naar verwachting doorberekenen in de tarieven voor ouders. In de praktijk voldoen veel gastouders en gastouderbureaus reeds aan (een deel van) de nieuwe kwaliteitseisen. Er zullen echter ook gastouders en gastouderbureaus zijn die nog een of meerdere stappen moeten zetten en daarmee mogelijk ook meer kosten maken. De regering acht het niet wenselijk dat deze kosten volledig bij de betrokken ouders komen te liggen. Daarom is de maximumuurprijs voor gastouderopvang in 2025 met 21 cent verhoogd bovenop de reguliere indexering. De verwachting is dat met de verhoging van 21 cent, gastouders en gastouderbureaus gemiddeld genomen in staat zijn om extra kosten te dekken.

Ik blijf de tarieven en het gebruik van gastouderopvang monitoren met de kwartaalrapportages kinderopvang.

Deze leden vragen waarom voor een generieke maatregel als wetgeving is gekozen in plaats van maatwerk voor enkel de gastouders die niet aan de nieuwe normen zouden voldoen.

Zoals aangegeven in reactie op de eerste vraag van deze leden concludeert de inspectie - en blijkt uit cijfers - dat het toezichtkader van de GGD en de wettelijke kwaliteitseisen die daar de basis voor vormen de kwaliteit van de gastouderopvang onvoldoende waarborgen. De wetgever stelt op dit moment onvoldoende normen op basis waarvan GGD'en en gemeenten kunnen ingrijpen wanneer de kwaliteit van een gastouder of gastouderbureau niet blijkt te voldoen. Ik vind dit onwenselijk. Het moet voor de ontwikkeling van een kind niet uitmaken of het naar een gastouder of een kindercentrum gaat. Daarvoor is het noodzakelijk om de wettelijke kwaliteitseisen aan te scherpen. Wel is het zo dat, in de uitvoering van het wetsvoorstel, de nieuwe eisen met name impact voor gastouders die daar nog niet aan voldoen. Gastouders die reeds aan de nieuwe normen voldoen hoeven hun handelen hierop niet aan te passen.

Om de impact voor goede gastouders te minimaliseren, is tijdens dit verbetertraject geprobeerd om zoveel mogelijk aan te sluiten bij wat goed presterende gastouders en gastouderbureaus nu al doen. De voorgestelde maatregelen zijn tot stand gekomen na gesprekken met individuele gastouders en gastouderbureaus, wetenschappers en sectorpartijen. Een groot deel van de gastouders en gastouderbureaus werkt al (deels) volgens deze eisen. Zij volgen bijvoorbeeld al permanente educatie (87%), bieden al coaching (66%) en werken volgens een eigen pedagogisch werkplan (35%)5.

Deze leden vragen of er voldoende arbeidscapaciteit aanwezig is om gastouders extra te begeleiden en te trainen.

Voorgesteld wordt om gastouders drie uur pedagogische coaching per jaar te bieden door een pedagogisch beleidsmedewerker werkzaam bij het gastouderbureau en om de gastouder zeven uur permanente educatie te laten volgen. Ten aanzien van de coaching geldt dat meer dan de helft van het aantal bemiddelingsmedewerkers bij gastouderbureaus al minimaal hbo-geschoold is.

De opleidingseisen voor pedagogisch beleidsmedewerkers worden op grond van de ministeriële regeling vastgesteld in de Cao kinderopvang. Als de brancheorganisaties deze op vergelijkbare wijze vaststellen als voor de pedagogisch beleidsmedewerker bij een kindercentrum, is het aannemelijk dat zij (eventueel na bijscholing) kunnen worden ingezet als pedagogisch beleidsmedewerker en dat dit leidt tot voldoende arbeidscapaciteit voor deze maatregel. Overigens blijkt uit de inventarisatiestudie van het Kohnstamm Instituut6 dat 66% van de gastouderbureaus nu al individuele coaching verzorgt. Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet IKK dat de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde pedagogisch beleidsmedewerkers in de centrumopvang geen groot knelpunt is geweest.7 De zeven uur aan permanente educatie is de verantwoordelijkheid van de gastouder. De gastouder kan hierbij gebruik maken van het scholingsaanbod van het gastouderbureau, maar dit hoeft niet. De gastouder kan deze permanente educatie ook op een andere wijze invullen, zolang het bijdraagt aan het bieden van verantwoorde kinder-

opvang. Uit het onderzoek van het Kohnstamm Instituut8 blijkt ook dat ruim 87% van de gastouderbureaus al workshops of trainingen facultatief aanbiedt voor de aangesloten gastouders.

Tot slot kunnen de brancheorganisaties bij het vastleggen van de opleidingseisen een overgangsbepaling opnemen zodat huidige medewerkers van een gastouderbureau de gelegenheid krijgen zich bij te scholen tot pedagogisch beleidsmedewerker en aan deze eisen te voldoen.

Ik verwacht dan ook niet dat arbeidscapaciteit een knelpunt is voor deze maatregelen.

Deze leden vragen tot slot wat de verwachte terugloop is van gastouder-opvang in landelijk gebied.

Zoals aangegeven in reactie op bovenstaande vragen van deze leden, maak ik mij er hard voor om de terugloop van gastouders als gevolg van dit wetsvoorstel zoveel mogelijk te beperken. De terugloop van het aantal gastouders baart mij zorgen. Het aantal gastouders daalt al jaren. Deze daling is ingezet ruim voor dit wetstraject van start ging. Daarom laat ik op dit moment onderzoek uitvoeren naar de redenen waarom gastouders stoppen. Hierbij heb ik specifiek aandacht voor gastouders in krimp- en anticipeerregio's vanwege het belang van de gastouderopvang in deze gebieden. In het voorjaar - ik streef naar april - verwacht ik de uitkomsten van dit onderzoek met uw Kamer te kunnen delen. Dan kan ik gerichte maatregelen nemen om het stoppen van gastouders tegen te gaan.

Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen naar de gevolgen van de aangenomen amendementen, de doorwerking hiervan in het wetsvoorstel en naar de feitelijke implicaties van de aangenomen amendementen voor de kwaliteit van de gastouderopvang en het bereik van de wetgeving zoals die voorligt.

Door de Tweede Kamer zijn twee amendementen aangenomen. Met het amendement van het lid Van Dijk (CDA)9 wordt de leeftijd waarop eigen kinderen van de gastouder niet meer meetellen voor het aantal opgevangen kinderen verlaagd van tien jaar naar acht jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de leeftijd die in de buitenschoolse opvang doorgaans wordt gehanteerd als leeftijd waarop kinderen meer zelfstandigheid krijgen.

Gastouders die de gastouderopvang combineren met de opvang van een eigen kind van acht of negen jaar kunnen als gevolg van dit amendement een extra kind opvangen.

Dit geldt alleen voor gastouders die kinderen opvangen in de basisschoolleeftijd (ongeveer 35% van de gastouders10).

De maximale groepsgrootte in de gastouderopvang is namelijk zes kinderen, waarvan maximaal vijf kinderen van 0-4 jaar. Gastouders die ook kinderen in de basisschoolleeftijd opvangen en een eigen kind hebben van acht of negen jaar kunnen door dit amendement een kind extra opvangen. Door de zelfstandigheid van een kind van acht of negen jaar zal het effect op de kwaliteit in de regel beperkt zijn. In het pedagogisch werkplan beschrijft de gastouder hoe invulling wordt gegeven aan verantwoorde kinderopvang, daarbij rekening houdend met de omvang en leeftijdsopbouw van de groep kinderen die de gastouder opvangt.

Met het amendement van het lid Welzijn (NSC)11 komt artikel 1.6a uit de Wet kinderopvang te vervallen. Daardoor komen gastouders in aanmerking voor kinderopvangtoeslag als zij hun kind door een andere gastouder laten opvangen. Gastouders kunnen, als zij de gastouder-opvang niet willen combineren met de opvang van hun eigen kinderen, reeds kinderopvangtoeslag krijgen voor dagopvang of buitenschoolse opvang, maar niet voor opvang bij een andere gastouder. Deze beperkende maatregel is in 2012 genomen om fraude tegen te gaan, waarbij ouders elkaars kinderen konden opvangen en recht hadden op kinderopvangtoeslag. De redenatie hierbij was dat in de gastouderopvang een financiële prikkel is voor alle betrokken partijen (gastouder, gastouderbureau en vraagouder) om het aantal uren opvang zo groot mogelijk te maken, om zo het bedrag aan uitgekeerde kinderopvangtoeslag te maximaliseren. Of de opvang dan daadwerkelijk plaatsvindt vereist inspectie op locatie. Bij de gastouderopvang is dit moeilijker vast te stellen dan bij opvang in kindercentra.

Vanaf 2010 zijn er verschillende maatregelen getroffen om het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik in de gastouderopvang te verminderen. Zowel in regelgeving als in het toezicht door de Belastingdienst, die grote veranderingen in de gastouderopvang teweeg hebben gebracht. Zo zijn er eisen gesteld aan de administratie van gastouderbureaus en het betalingsverkeer (de kassiersfunctie), zodat inzichtelijk werd welke bedragen gastouders en gastouderbureaus in rekening brengen bij ouders. De professionele rol van gastouders is versterkt door eisen te stellen aan de opleiding en de voorziening voor gastouderopvang. Gastouders moesten minimaal een mbo-2 diploma en een EHBO certificaat behalen.

Uit onderzoek, zoals de beleidsdoorlichting kinderopvang uit 201512, blijkt dat deze maatregelen effect hebben gehad. En dat van het extra risico op fraude in de gastouderopvang dat eerder werd gezien geen sprake meer is. Na de beleidsdoorlichting uit 2015 zijn er nog meer controlerende factoren versterkt die voorkomen dat de papieren werkelijkheid niet overeenkomt met de praktijk. Zo vindt er professionalisering plaats in de controlerende rol van het gastouderbureau en vindt er sinds 2022 frequenter toezicht door de GGD plaats. Dit amendement heeft naar mijn oordeel geen gevolgen voor de kwaliteit van de opvang.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie constateren dat het aantal gastouders daalde van 33.500 (2016) naar 16.600 (2024). Zij vragen welke maatregelen de heeft regering genomen om deze uitstroom te stoppen en welk effect deze hebben. Ook vragen zij welke aanvullende maatregelen tegemoetzien kunnen zien om de beschikbaarheid van gastouderopvang te vergroten in plaats van te verkleinen?

Net als de leden van de VVD-fractie baart ook mij de daling van het aantal gastouders zorgen. Zoals aangegeven in reactie op vragen van de leden van de BBB-fractie en de 50PLUS-fractie laat ik onderzoek doen om zicht te krijgen op redenen waarom gastouders stoppen. Zo kan ik gericht maatregelen treffen om de daling van het aantal gastouders tegen te gaan.

Vanuit de sector kreeg mijn ministerie signalen dat de strikte regels rondom speeltoestellen bij voorzieningen voor gastouderopvang mogelijk tot extra uitstroom leidde.

Daarom heb ik samen met de Minister van VWS gastouders sinds

1 januari jl. uitgezonderd van de Warenwet Attracties en Speeltoestellen. De veiligheid hiervan is geborgd in de risico-inventarisatie die de bemiddelingsmedewerker van het gastouderbureau samen met de gastouder afneemt en het toezicht hierop door de GGD.

De leden van de VVD-fractie vragen naar risico-gestuurd toezicht door de GGD. Tevens vragen zij of bij de jaarlijkse steekproef van 50% per gemeente prioriteit wordt gegeven aan de 21% van de gastouders die lage of zeer lage kwaliteit bieden.

Bij de wettelijke verankering van de steekproefgrootte van 50% is opgenomen dat gemeenten verplicht zijn om eens in de drie jaar elke voorziening voor gastouderopvang te laten inspecteren. Zo is gewaarborgd dat iedere gastouder regelmatig wordt geïnspecteerd, maar is tegelijkertijd ruimte geschapen voor gemeenten om in overleg met de GGD de jaarlijkse steekproef risicogericht in te kunnen richten. Vanuit risico-gestuurd toezicht geeft de toezichthouder prioriteit aan gastouders waar zorgen over zijn. Zo wordt bij het bepalen van de steekproef onder meer het risicoprofiel van het gastouderbureau, bekende signalen en de inspectiegeschiedenis meegewogen. De GGD beschikt daarbij niet over informatie of een gastouder volgens de LKK valt onder de groep gastouders die lage of zeer lage kwaliteit bieden. De LKK-data is immers met een ander doel verkregen (een landelijk beeld van de kwaliteit) en wordt niet gedeeld met de toezichthouder. Wel krijgt de GGD steeds meer zicht op de kwaliteit van de gastouders in de regio, doordat per 2022 de jaarlijkse steekproef van het aantal inspecties bij voorzieningen voor gastouderopvang is verhoogd van 5% naar 50% per gemeente. Dat betekent dat alle voorzieningen voor gastouderopvang recent zijn geïnspecteerd.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe cruciaal de pedagogische eisen zijn die aan gastouders worden gesteld en in welke mate deze op verantwoorde wijze te verminderen of af te schaffen zijn. Daarbij vragen ze hoeveel extra gastouders de regering verwacht hiermee tegemoet te zien.

Gastouderopvang van goede pedagogische kwaliteit draagt bij aan de ontwikkeling van het kind en daarmee aan een goede start voor kinderen in de maatschappij. Er moet sprake zijn van verantwoorde opvang, zodat deze bij kan dragen aan de ontwikkeling van het kind en zeker geen negatief effect heeft op de ontwikkeling van het kind. Pedagogische kwaliteit is een voorspeller van de ontwikkeling en het welbevinden van het kind, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.13 Om de (pedagogische) kwaliteit te waarborgen zijn in wet- en regelgeving kwaliteitseisen vastgelegd.

Het huidige kwaliteitskader waarborgt de kwaliteit van de gastouderopvang onvoldoende, zoals ook is aangegeven in reactie op de vragen

van leden van de BBB-fractie en de 50PLUS-fractie. Daardoor kunnen GGD en gemeente onvoldoende optreden tegen gastouderopvang van onvoldoende kwaliteit. In het belang van kinderen en ouders acht ik het daarom noodzakelijk om de pedagogische eisen in de wet- en regelgeving aan te scherpen en juist niet te verminderen.

Het is niet mogelijk om te voorspellen in hoeverre het verminderen van de pedagogische eisen zou bijdragen aan het vergroten van het aantal gastouders. Uit gesprekken en signalen tot nu toe (zoals de internetcon-sultatie van het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit) is mijn beeld dat er onder gastouders breed draagvlak is voor het stellen van pedagogische eisen om de kwaliteit te waarborgen. Op dit moment laat ik onderzoek doen naar de oorzaken van de al langer bestaande daling van het aantal gastouders.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitstroom van gastouders als gevolg van het wetsvoorstel. Zij vragen waar deze verwachting op is gebaseerd en wat dit betekent voor de wachtlijsten de komende jaren. Ook vragen zij hoeveel extra ouders zullen besluiten niet toe te treden tot de arbeidsmarkt omdat onvoldoende gastouderopvang beschikbaar is.

Zoals eerder aangegeven op vragen van de leden van de BBB-fractie en de 50PLUS-fractie verwacht ik dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan het waarborgen van verantwoorde gastouderopvang. De voorgestelde maatregelen kunnen mogelijk leiden tot een grotere uitstroom van het aantal gastouders. Ik merk in gesprekken dat de aangekondigde nieuwe wet- en regelgeving onzekerheid en onduidelijkheid met zich meebrengt. Gastouders vragen zich af of ze wel voldoen aan de voorgestelde nieuwe regels en wanneer deze gaan gelden. Het wetsvoorstel is opgesteld met de inzet om deze effecten zoveel mogelijk te beperken. Veel gastouders voldoen al (deels) aan de nieuwe eisen, zoals reeds toegelicht in reactie op vragen van de leden van de BBB-fractie en de 50PLUS-fractie. Daarnaast worden de huidige gastouders uitgezonderd van de aanscherping van de opleidingseis, zoals toegezegd tijdens de wetsbehan-deling in de Tweede Kamer. Daarmee vervalt de grootste stap die zij hadden moeten zetten als ze nog niet aan deze eis voldoen. Om mogelijke onduidelijkheid over nieuwe regelgeving weg te nemen, wil ik zo snel als de wet- en regelgeving is gepubliceerd hierover communiceren naar de sector. Gastouders krijgen vervolgens nog 12 maanden de tijd om zich voor te bereiden en de nieuwe eisen in werking treden.

Het is niet mogelijk om een kwantitatieve voorspelling te geven van de ontwikkeling van het aantal gastouders en van het effect hiervan op de wachtlijsten en de arbeidsparticipatie van ouders. Wel monitort mijn ministerie jaarlijks de wachttijden voor ouders voor een plek in de kinderopvang. Daaruit blijkt dat de wachttijden voor gastouderopvang gemiddeld korter zijn dan voor kinderopvang in een kindercentrum.14 Daarnaast is de participatie van bijna alle groepen werkende moeders en vaders de afgelopen jaren toegenomen. In reactie op vragen van de leden van de BBB-fractie en de 50PLUS-fractie ga ik nader in op de toegenomen arbeidsparticipatie en stijging van het gebruik van kinderopvang.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie de regering hoe nieuwe aanwas van gastouders wordt gestimuleerd. Zij vragen welke initiatieven hiervoor in het verleden zijn ondernomen, en welke resultaten (hoeveel nieuwe gastouders leverden deze initiatieven op) deze initiatieven hadden. Ook vragen zij welke initiatieven om aanwas te realiseren nu nog lopen, en welke resultaten daarvan worden verwacht. Tot slot vragen zij welke initiatieven zijn gepland, maar nog niet opgestart, en welke resultaten daarvan worden verwacht.

In de afgelopen jaren heeft mijn ministerie gekeken welke knelpunten weggenomen konden worden voor bestaande en nieuw startende gastouders. Zo zijn gastouders sinds 1 januari 2025 uitgezonderd van Warenwet-regels rondom speeltoestellen en kinderbedden en -boxen. Daarnaast heeft mijn ministerie gemeenten die hoge leges heffen om te starten als gastouder aangeschreven. Het is aan gemeenten om de leges te bepalen. Ik roep gemeenten op om bij het heffen van leges rekening te houden met het aanbod van gastouderopvang en de mogelijke drempel die zij hiermee opwerpen. Ik zal hier nogmaals aandacht voor vragen bij gemeenten. Het is niet bekend in hoeverre deze acties hebben geleid tot nieuwe gastouders of tot het voorkomen dat gastouders stoppen

Naast het wegnemen van belemmeringen voor gastouders, maak ik mij ook hard om de instroom te bevorderen. Zo heb ik in oktober 2024 subsidie verleend voor een arbeidsmarktcampagne van de sector, die zich ook richt op de werving van nieuwe gastouders. Deze subsidie loopt tot en met februari 2026. De verwachting is dat ruim 2.400 bezoekers via deze campagne op de website van een gastouderorganisatie belanden. Tot hoeveel nieuwe gastouders dit daadwerkelijk zal leiden is lastig in te schatten.

Daarnaast is in samenwerking met de sector het Ontwikkelpad kinderopvang vormgegeven om instroom en doorgroei binnen de sector te stimuleren, inclusief de gastouderopvang. Met de SLIM-scholingsregeling die naar verwachting dit kwartaal wordt gepubliceerd, worden kinderopvangorganisaties, gastouderbureaus en gastouders tegemoetgekomen in de scholingskosten voor functies in het Ontwikkelpad. Geregistreerde gastouderbureaus kunnen zo tot en met 2027 een tegemoetkoming ontvangen voor potentiële gastouders in de kosten om een opleiding te volgen die kwalificeert om gastouder te worden. Hiermee kunnen de opleidingskosten voor potentiële gastouders aanzienlijk (tot 90%) worden beperkt. Het is niet goed mogelijk een inschatting te maken van het aantal mensen dat bereikt zal worden met de scholingssubsidie. Wel is duidelijk dat er tekorten aan gastouders zijn. Met de scholingssubsidie wordt het laagdrempeliger om gastouders te laten instromen in de sector. Het Ontwikkelpad biedt gastouder en gastouderbureau handvatten om hier werk van te maken. Gedurende de uitvoering zullen de Minister van SZW en ik de regeling monitoren waarin we het bereik onderzoeken, waaronder het aantal aanvragers en welke scholing is aangevraagd.

Daarnaast laat ik, zoals eerder aangegeven, onderzoek uitvoeren naar redenen waarom gastouders stoppen, zodat ik hier zo nodig gerichte maatregelen op kan nemen.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de extra regeldruk voor gastouders die goed al grotendeels aan de nieuwe eisen voldoen. Zij vragen de concrete extra te verwachten regeldruk en werkdruk (in uren per week) voor nu al goed functionerende gastouders.

Van gastouders wordt met het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit verwacht dat zij werken volgens een eigen pedagogisch werkplan, de ontwikkeling van het kind volgen en permanente educatie en pedagogische coaching volgen. Op basis van onderzoek is bekend dat een groot deel van de gastouders al (deels) voldoet aan deze eisen.15 Voor deze gastouders brengt het wetsvoorstel weinig of geen extra regeldruk of werkdruk met zich mee. Voor een gastouder die nog niet voldoet aan de nieuwe eisen, geldt de volgende inschatting van de extra benodigde tijdsinvestering.

Het actualiseren van het pedagogisch werkplan zal een gastouder gemiddeld drie uur per jaar kosten, na een eenmalige tijdsinvestering van tien uur voor het opstellen ervan. Het bijhouden van de ontwikkeling van het kind kost ongeveer 10 tot 15 minuten per week extra.

Het volgen van de verplichte zeven uur permanente educatie en drie uur coaching kost de gastouder jaarlijks tien uur. In de praktijk kan het aantal extra uren lager zijn, omdat de coaching veelal on the job zal plaatsvinden. Per saldo zal een gastouder die in zijn geheel nog niet aan de nieuwe eisen voldoet in het eerste jaar circa 40 minuten extra bezig zijn op weekbasis en na het eerste jaar circa 30 minuten per week. Voor gastouders die nu al aan één of meerdere eisen voldoen, zal dit minder zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe gastouderbureaus en de ruim 16.000 gastouders begeleid worden bij de toepassing van de nieuwe eisen die aan hen worden gesteld. Zij vragen ook welke uitkomst de regering hierbij verwacht en welke sancties gastouderbureaus en gastouders tegemoetzien als ze tekortschieten bij het toepassen van de nieuwe eisen.

Zoals ook aangegeven in reactie op vragen van de leden van de fracties van BBB en 50PLUS wil ik zorgen voor een geleidelijke overgang van dit wetsvoorstel. Gastouders en gastouderbureaus krijgen circa een jaar voorbereidingstijd tussen publicatie van de wet- en regelgeving en inwerkingtreding, zodat zij ruim de tijd hebben om zich de nieuwe eisen eigen te maken. Met vroegtijdige en duidelijke communicatie vanuit de rijksoverheid zal ik ervoor zorgen dat gastouders en gastouderbureaus weten wat er van hen wordt verwacht.

Tot slot hebben gastouderbureaus een ondersteunende en begeleidende rol naar de gastouder bij de implementatie van deze eisen. Zij hebben een wettelijke plicht om gastouders hierbij te begeleiden. Ik verwacht hiermee dat het voor gastouders en gastouderbureaus goed mogelijk is om zich de nieuwe eisen eigen te maken, temeer omdat een aanzienlijk deel van de gastouders en gastouderbureaus nu al aan (een deel van) de nieuwe eisen voldoet.

Toezicht en handhaving in de kinderopvang is decentraal geregeld. De GGD voert het toezicht uit en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving. De gemeente bepaalt welke sanctie passend is bij de specifieke situatie waarin een gastouder of gastouderbureau niet aan de nieuwe kwaliteitseisen voldoet. De gemeente zet handhaving in die proportioneel is en gericht op herstel. Als het om een (kleine) tekortkoming gaat die binnen korte termijn hersteld kan worden, kan de toezichthouder een herstelaanbod doen. De gastouder of het gastouderbureau krijgt daarmee de gelegenheid om de tekortkoming te herstellen zodat er geen verdere handhaving nodig is.

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie stellen vragen over het monitoren en evalueren van de wetswijziging. Zij vragen wanneer het doel van het verbeteren van de kwaliteit van de gastouders is bereikt. Ook vragen zij welke criteria worden gebruikt om de kwaliteit van gastouders te beoordelen.

Het doel van dit wetsvoorstel is om de kwaliteit goed te kunnen waarborgen. Dat betekent dat de kwaliteit van gastouders voldoende moet zijn en dat gastouderopvang van onvoldoende kwaliteit wordt hersteld, eventueel na toezicht door de GGD en handhaving door de gemeente. De regering zal de gevolgen van de wetswijziging nauwlettend monitoren. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang, die de kwaliteit van de kinderopvang wetenschappelijk beoordeelt op basis van pedagogische observaties van de opvangpraktijk. Ook wordt gebruik gemaakt van toezichtinformatie van de GGD'en en gemeenten, die de kwaliteit beoordelen aan de hand van naleving van de wettelijke kwaliteitseisen waaronder het bieden van verantwoorde kinderopvang. Jaarlijks inspecteren de GGD'en 50% van de voorzieningen voor gastouderopvang. Doordat het wettelijk kwaliteits-kader op dit moment niet voldoet, ligt het aantal tekortkomingen dat bij gastouders wordt geconstateerd lager dan bij dagopvang en bso en ook lager dan op basis van kwalitatief onderzoek, zoals LKK, kan worden verwacht. Na de wetswijziging zal het wettelijk kwaliteitskader de kwaliteit beter waarborgen. Het ligt daarom in de rede dat het aantal tekortkomingen na de wetswijziging in eerste instantie zal toenemen, omdat gastouders aan de (nieuwe) ondergrens zullen moeten voldoen. Daarbij is het relevant of en hoe snel herstel van een tekortkoming plaatsvindt door een gastouder, al dan niet na handhaving door de gemeente. Deze ontwikkeling is ook waargenomen na de invoering van de extra kwaliteitseisen bij kindercentra, met name bij de uitwerking van nieuwe eisen in bijvoorbeeld het pedagogisch beleidsplan.

Dit moet er uiteindelijk toe leiden dat in kwalitatief onderzoek van LKK de gemiddelde kwaliteit van de gastouderopvang toeneemt en dat uitschieters aan de onderkant minder worden (in aantal en intensiteit).

Tot slot zal ik de gevolgen van de wetswijziging nauwlettend monitoren.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie hoe wordt toegezien op de inhoud, implementatie en evaluatie van het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau wordt vastgesteld.

Het gastouderbureau is reeds verplicht om een pedagogisch beleidsplan vast te stellen waarin het gastouderbureau beschrijft hoe invulling wordt gegeven aan de vier pedagogische doelen voor verantwoorde kinderopvang (artikel 12a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang). Met het wetsvoorstel en onderliggend besluit wordt enkel een uitgebreidere beschrijving opgenomen van de vier pedagogische doelen, zoals eerder reeds is gebeurd voor kindercentra. Daardoor is mogelijk een actualisatie van het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau nodig.

De GGD houdt toezicht op of een gastouderbureau een pedagogisch beleidsplan heeft vastgesteld, of dit beleidsplan aan de gestelde eisen voldoet en of gastouders voldoende kennis hebben van de inhoud van dit beleidsplan. De GGD inspecteert jaarlijks elk gastouderbureau.

De leden van de D66-fractie vragen of iedereen die in de kinderopvang werkt, verplicht bijscholing moet volgen over de bijgestelde pedagogische doelen.

Een gastouder kan middels permanente educatie of de coaching door het gastouderbureau of via een opleiding kennis over en toepassing van de vier pedagogische doelen verder ontwikkelen. Ook hebben de vier pedagogische doelen een plek gekregen in de eisen aan de pedagogische module die nieuwe gastouders moeten behalen, als zij geen pedagogiek in hun opleiding hebben gehad. De vier pedagogische doelen zijn overigens niet nieuw voor de gastouderopvang. Ze zijn al opgenomen in de regelgeving voor gastouderopvang en de gastouder en het gastouderbureau dienen hier kennis van te hebben (artikel 12a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang). De doelen zijn daarnaast breed bekend en algemeen aanvaard binnen de kinderopvang. Met het wetsvoorstel en onderliggend besluit wordt enkel een uitgebreidere beschrijving opgenomen van de vier pedagogische doelen en worden deze steviger verankerd in de wet- en regelgeving, om zo het bieden van verantwoorde kinderopvang duidelijker te definiëren. Voor de centrumopvang is dit reeds in 2018 gebeurd.

De leden van de D66-fractie vragen naar de pedagogisch beleidsmedewerker die de gastouder gaat coachen. Zij vragen naar de criteria en competenties waar de pedagogisch beleidsmedewerkers aan moeten voldoen en wat de resultaatgebieden voor deze medewerkers zijn. Tevens vragen zij hoe zal worden gemonitord en geëvalueerd of het coachen van de gastouder door de pedagogisch beleidsmedewerker de kwaliteit verbetert en waar de pedagogisch beleidsmedewerker in dienst is. Tot slot vragen zij of er voldoende capaciteit is voor deze nieuwe groep medewerkers.

Met het wetsvoorstel wordt de functie van pedagogisch beleidsmedewerker in de gastouderopvang geïntroduceerd. In de Regeling kwaliteit kinderopvang worden opleidingseisen opgenomen voor de pedagogisch beleidsmedewerker. Net als bij de pedagogisch beleidsmedewerker in de centrumopvang, die daar sinds 2019 bestaat, worden de opleidingseisen gedelegeerd aan de Cao Kinderopvang. Hoe de precieze competenties en resultaatgebieden van deze medewerkers worden geformuleerd is dus aan de sociale partners.

De implementatie van de nieuwe kwaliteitseisen zal gemonitord worden om zicht te houden of deze eisen goed uitvoerbaar zijn en bijdragen aan de kwaliteit van de gastouderopvang. Hierop ben ik uitgebreider ingegaan in een voorgaand antwoord aan de D66-fractie. In de centrumopvang is de coaching van pedagogisch medewerkers door de pedagogisch beleidsmedewerker reeds geëvalueerd. Zowel uit deze evaluatie16 als uit de literatuur17 blijkt dat coaching on the job een bewezen effectieve maatregel is voor het verhogen van de kwaliteit.

Bij de introductie van de pedagogisch beleidsmedewerker is een wettelijke vereiste dat deze werkzaam is bij het gastouderbureau. De pedagogisch beleidsmedewerker kan in loondienst zijn bij het gastouderbureau, maar kan ook extern worden ingehuurd.

Bij deze maatregel is de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde pedagogisch beleidsmedewerkers van belang. Van de gastouderbureaus biedt 66% nu al individuele coaching aan. Ook is meer dan de helft van

het aantal medewerkers bij gastouderbureaus al minimaal hbo geschoold18 waardoor zij in aanmerking zouden kunnen komen voor de functie van pedagogisch beleidsmedewerker, als hieraan in de cao vergelijkbare opleidingseisen worden gesteld als aan de pedagogisch beleidsmedewerker in een kindercentrum. Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK) dat de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde pedagogisch beleidsmedewerkers in de centrumopvang geen groot knelpunt is geweest.

De leden van de D66-fractie vragen of de coaching verplicht is voor alle gastouders of alleen de gastouders die niet aan de kwaliteitseisen voldoen. Ook vragen zij hoe het coachen wordt gefinancierd en of voldoende pedagogisch beleidsmedewerkers in dienst zijn om coaching te geven.

Elk gastouderbureau is verplicht om alle aangesloten gastouders jaarlijks drie uur coaching te bieden. Iedere gastouder is verplicht om per gastouderbureau jaarlijks drie uur coaching te ontvangen. Coaching on the job is een bewezen effectieve maatregel voor het verhogen van de kwaliteit. Alle gastouders kunnen hier baat bij hebben en uit de evaluatie van de Wet IKK blijkt dat de invoering van coaching binnen kindercentra breed wordt gewaardeerd.

Als de pedagogisch beleidsmedewerker werkzaam is voor het gastouderbureau, zal het gastouderbureau de primaire kosten voor de coaching dragen. Bij de doorontwikkeling van het Ontwikkelpad Kinderopvang zou de sector de functie van pedagogisch beleidsmedewerker bij een gastouderbureau kunnen opnemen, waarmee de scholing mogelijk in aanmerking komt voor subsidie via de SLIM-scholingsregeling. De pedagogisch beleidsmedewerker kan ook extern worden ingehuurd. De coaching kan daarnaast voor gastouders tot extra kosten leiden omdat zij hieraan tijd besteden. Gastouderbureaus en gastouders zullen deze extra kosten mogelijk doorberekenen in de tarieven aan ouders. Om de extra kosten niet volledig ten laste te laten komen van ouders zijn de extra kosten verdisconteerd in de maximumuurprijs voor de kinderopvang-toeslag. De maximum uurprijs voor de gastouderopvang is per 2025 met 21 cent gestegen, bovenop de jaarlijkse indexatie. Voor de vraag over de beschikbaarheid van voldoende pedagogisch beleidsmedewerkers verwijs ik naar de reactie op bovenstaande vraag van deze leden.

De leden van de D66-fractie constateren dat een enorm tekort is aan mensen in de kinderopvang, met lange wachtlijsten tot gevolg. Zij vragen wat het effect is van deze maatregel daarop. Ook vragen zij of het vak van gastouderopvang door deze maatregelen minder aantrekkelijk wordt, waardoor de druk op kindercentra wordt vergroot.

Het is niet mogelijk om een kwantitatieve voorspelling te geven van de ontwikkeling van het aantal gastouders en van het effect daarop van deze maatregel. Zoals reeds toegelicht in voorgaande antwoorden kunnen de voorgestelde maatregelen mogelijk leiden tot een aanvullende uitstroom, doordat niet alle gastouders aan de nieuwe eisen kunnen of willen voldoen. Tegelijkertijd blijkt uit gesprekken en signalen tot nu toe (zoals de internetconsultaties van het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit) dat het vak van gastouderopvang voor veel gastouders juist aantrekkelijker wordt door de wetswijziging. Zij waarderen de nadruk op de kwaliteit en professionaliteit van de gastouderopvang en de inspanning van de overheid om te zorgen dat alle gastouders zich meten met dezelfde kwaliteitsstandaard. Waar gastouders kritisch zijn in de internetconsul-tatie, zit dat vooral in de verdiensten, niet in de inhoud van dit wetsvoorstel. Daarnaast verwacht ik dat de gastouderopvang ook voor ouders aantrekkelijker wordt. Voor hen is het effect immers dat de kwaliteit van de opvang hoger en/of beter gewaarborgd is, terwijl zij via de kinderopvangtoeslag worden gecompenseerd voor extra kosten die hier tegenover staan.

Omdat de al langer bestaande daling van het aantal gastouders mij zorgen baart, laat ik op dit moment onderzoek uitvoeren naar de redenen van deze daling. Ik verwacht de uitkomsten in april met uw Kamer te kunnen delen.

De leden van de D66-fractie vragen of de wetswijziging ook een reactie is op de toeslagenaffaire, met name het beperken van gastouders tot maximum twee gastouderbureaus. Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de reden van een maximering van het aantal gastouderbureaus.

Deze wetswijziging is geen reactie op de toeslagenaffaire. Doel van dit wetsvoorstel is om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te kunnen waarborgen en verhogen.

Als een gastouder bij meer gastouderbureaus is aangesloten, doet dit in de praktijk afbreuk aan de begeleiding door gastouderbureaus, zo blijkt uit signalen van de GGD'en en Inspectie van het Onderwijs. Zo komt het voor dat de betrokken gastouderbureaus zich beperken tot bemiddeling tussen gastouder en vraagouders en de kwalitatieve begeleiding verwaarlozen (bijvoorbeeld minder zicht hebben op welke ontwikkelactiviteiten de gastouder volgt), omdat zij aannemen dat het andere betrokken gastouderbureau dit voor zijn rekening neemt.

Daarnaast is het voor een gastouderbureau lastiger om zicht te hebben op het aantal kinderen dat bij de voorziening voor gastouderopvang wordt opgevangen als er ook kinderen via meerdere andere gastouderbureaus worden opgevangen. Deze beperkingen werken ook belemmerend voor het toezicht door de GGD. In het onderzoek van de inspectie19 geeft bijna een derde van de bevraagde GGD'en aan dat het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus het beoordelen van de kwaliteitseisen tijdens een inspectieonderzoek (zeer) negatief beïnvloedt. Als een gastouder met pedagogisch beleid van verschillende gastouderbureaus moet werken, is moeilijker toezicht te houden of dit beleid ook wordt uitgevoerd. Als de kwaliteit of veiligheid op de voorziening tekortschiet, is het bovendien minder goed mogelijk om te beoordelen wie welke verantwoordelijkheid heeft en welk gastouderbureau eventueel in overtreding is. Dit heeft ook gevolgen voor de handhavingsmogelijkheden van de gemeente. Er kan niet effectief worden opgetreden als de rol en verantwoordelijkheden van de partijen niet duidelijk zijn.

Vanuit het oogpunt van de begeleidende rol van het gastouderbureau en zicht op het aantal aanwezige kinderen, zou een maximering op één gastouderbureau de meest voor de hand liggende keuze zijn. Er spelen echter ook andere belangen mee. Een gastouder wil voldoende bezetting van kinderen of het debiteurenrisico vanuit gastouderbureaus spreiden. Om deze redenen wil een gastouder bij meer dan een gastouderbureau aangesloten zijn. Om aan dit belang tegemoet te komen is voor een maximum van twee gastouderbureaus gekozen.

Vragen van de leden van de fracties van CDA en OPNL gezamenlijk

De leden van de fracties van CDA en OPNL valt het op dat er in het wetsvoorstel voor is gekozen om de kaderwet én de onderliggende uitwerking - dus inclusief de financiële vergoeding en de ministeriële regeling - apart ter behandeling voor te leggen. Zij vragen waarom er niet voor gekozen is om deze in één keer te behandelen en of straks mogelijk een wet wordt ingevoerd zonder de onderliggende uitwerking te kennen.

Om een integrale afweging (met inbegrip van de onderliggende uitwerking) door het parlement mogelijk te maken, heeft de regering de algemene maatregel van bestuur (AMvB) voorafgaand aan de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voorgehangen bij het parlement. De vragen die uw Kamer heeft gesteld in de voorhangprocedure heb ik beantwoord op 2 september 2024. De Tweede Kamer heeft de voorhang van de AMvB aangehouden en deze betrokken bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op 11 en 25 september 2024. Hoewel parlementaire betrokkenheid bij de ministeriële regeling niet gebruikelijk is, heb ik de ontwerpregeling op 21 januari jl. in concept gedeeld met beide Kamers. Dit had ik toegezegd bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. De financiële vergoeding, de verhoging van de maximum uurprijs met 21 cent voor alle wijzigingen, wordt beschreven in het wetsvoorstel. De regeldrukkosten worden per maatregel uitgewerkt in respectievelijk het wetsvoorstel, de AMvB en de ministeriële regeling. Indien uw Kamer nadere informatie behoeft voor een zorgvuldige behandeling van het wetsvoorstel ben ik vanzelfsprekend bereid die te verstrekken.

De leden van de fracties van CDA en OPNL vragen waarom de regering strengere regels wil hanteren, terwijl de overgebleven gastouders dubbel zo hard nodig zijn. Deze leden wijzen op de belangrijke rol die gastouders vervullen voor ouders met onregelmatige werktijden zoals verpleegkundigen en politieagenten. Zij vragen hoe de regering het mogelijk wil blijven maken dat deze mensen zonder problemen kunnen werken, nu de gastouderopvang wordt bemoeilijkt door toenemende regeldruk. Ook vragen zij hoe de regering wil voorkomen dat deze mensen thuis moeten blijven omdat ze geen passende opvang kunnen vinden.

Ik deel met de leden het belang van de gastouderopvang. De gastouder-opvang vervult een belangrijke rol voor ouders met onregelmatige werktijden, maar ook voor ouders en kinderen die baat hebben bij en bewust kiezen voor kleinschalige, huiselijke opvang. Tot slot kan de gastouder een belangrijke rol spelen in gebieden waar geen kindercentrum in de buurt is. De daling van het aantal gastouders baart mij dan ook zorgen.

Daarom laat ik op dit moment onderzoek uitvoeren naar de redenen waarom gastouders stoppen. In het voorjaar - ik streef naar april -verwacht ik de uitkomsten van dit onderzoek met uw Kamer te kunnen delen. Dan kan ik gerichte maatregelen nemen om het stoppen van gastouders tegen te gaan. Zoals aangegeven in reactie op de vragen van de leden van de VVD-fractie maak ik mij daarnaast hard voor het bevorderen van de instroom van nieuwe gastouders.

In de brief waarmee ik dit onderzoek aanbied, zal ik ook ingaan op het tegengaan van onnodige regeldruk. Voor de noodzakelijkheid van dit wetsvoorstel verwijs ik naar de beantwoording op de vraag van deze leden bovenaan deze nota naar aanleiding van het verslag. Om extra uitstroom naar aanleiding van dit wetsvoorstel te voorkomen, heb ik

tijdens de wetsbehandeling in de Tweede Kamer toegezegd dat de bestaande gastouders niet aan de aangescherpte opleidingseis hoeven te voldoen. Gastouders die nu werken zonder pedagogiek te hebben gehad in de opleiding, hoeven niet een aanvullend pedagogische module te behalen. Uit onderzoeken blijkt dat veel gastouders nu al voldoen aan de overige nieuwe maatregelen. Zo volgt 87% al permanente educatie voor gemiddeld 9 uur per jaar, ontvangt 69% coaching en werkt 35% met een pedagogisch werkplan. Daarbij wil ik de sector voldoende voorbereidingstijd geven om aan de nieuwe maatregelen te voldoen. Als het wetsvoorstel en onderliggende regelgeving is gepubliceerd, heeft de sector nog circa 12 maanden voor zij aan de nieuwe eisen moeten voldoen.

De leden van de fracties van CDA en OPNL stellen vragen over de verschraling in landelijke regio's. Zij vragen of strengere regelgeving voor gastouderopvang bijdraagt aan een neerwaartse spiraal van verschraling van essentiële voorzieningen in de regio. Zij vragen of het volledig verdwijnen van kinderopvang in sommige landelijke regio's een geaccepteerde uitkomst van dit wetsvoorstel is. Ook vragen zij hoe een «opeenstapeling van verschraling» wordt voorkomen.

Kinderopvang speelt een belangrijke rol in het leven van werkende ouders. En de gastouderopvang heeft in het stelsel van kinderopvang een waardevolle functie, bijvoorbeeld voor ouders met onregelmatige werktijden of ouders en kinderen die baat hebben bij kleinschalige en huiselijke opvang. De aanwezigheid van kinderopvang in alle regio's van Nederland is dan ook belangrijk. Mijn inzet is daarom dat regelgeving niet bijdraagt aan verschraling van voorzieningen. Daarbij heb ik extra aandacht voor landelijke regio's. Om meer zicht te krijgen op kinderopvang specifiek in regio's die te maken hebben met verschraling van voorzieningen heb ik tijdens de wetsbehandeling in de Tweede Kamer toegezegd met wethouders van krimpregio's in gesprek te gaan over kinderopvang en eventuele knelpunten die zij ervaren. In het voorjaar - ik streef naar april - verwacht ik de uitkomsten hiervan met de Kamer te kunnen delen.

Om het aanbod te monitoren heeft het CBS in december 2024 op mijn verzoek een dashboard gepubliceerd waarin het aanbod van kinderopvang op gemeenteniveau wordt gemonitord, vooralsnog beperkt tot dagopvang en bso20. Ik verken samen met het CBS of we dit dashboard kunnen uitbreiden met cijfers over de gastouderopvang.

In een rapport van het CBS (2023) zijn er wel cijfers beschikbaar op gemeenteniveau over welk aandeel van de opvanglocaties een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of voorziening voor gastouderopvang is21. Landelijk betreft gastouderopvang ongeveer 52% van het aantal kinderop-vanglocaties22. Er is sprake van grote regionale verschillen. Zo bedraagt het aandeel gastouders in Urk ruim 90% en minder dan 15% in Landsmeer en Zandvoort.

De leden van de fracties van CDA en OPNL vragen - vanuit het perspectief dat het verdienmodel van gastouders onder druk staat - waarom is voorgesteld dat een gastouder per voorziening voor gastouderopvang bij ten hoogste twee gastouderbureaus mag zijn aangesloten.

Voor het doel van deze maatregel verwijs ik naar mijn reactie op vragen van de leden van de fractie van D66.

Circa 95% van de gastouders werkt nu ook al met maximaal twee gastouderbureaus. Daarnaast houd ik bij deze maatregel rekening met bestaande gastouders. Zo mogen gastouders die bij meer dan twee gastouderbureaus zijn aangesloten de bestaande koppelingen met vraagouders via deze gastouderbureaus laten bestaan. Zij hoeven niet actief de relatie met een derde of vierde gastouderbureau op te zeggen, maar kunnen door natuurlijk verloop (kinderen die op een gegeven moment stoppen met de gastouderopvang) terug naar maximaal twee gastouderbureaus.

Ook bied ik gastouders de ruimte om te blijven overstappen naar een nieuw gastouderbureau, door tijdelijk een derde gastouderbureau toe te staan in het kader van een overstap. Met de huidige vraag naar gastouderopvang maak ik mij geen zorgen dat het verdienmodel van gastouders onder druk komt te staan, ook als zij bij maximaal twee gastouderbureaus zijn aangesloten.

De leden van de fracties van CDA en OPNL vragen een toelichting van de kostenstijging voor gastouders naar aanleiding van de nieuwe kwaliteitseisen. Zij vragen hoe de regering kan verzekeren dat de gastouderopvang betaalbaar blijft voor ouders als de verhoging van 21 cent niet kostendekkend blijkt te zijn.

Een gedetailleerde raming van de kostenstijging per maatregel is opgenomen in de nota van toelichting bij de AMvB. Per maatregel is een inschatting gemaakt van de tijd die gastouders of gastouderbureaus kwijt zijn om aan de nieuwe maatregel te voldoen. Hierbij is rekening gehouden dat een groot deel van de gastouders en gastouderbureaus nu al (gedeeltelijk) aan de nieuwe eisen voldoen. Zo volgt een groot deel van de gastouders (87%) nu al permanente educatie voor gemiddeld negen uur per jaar, biedt 66% van de gastouderbureaus nu al coaching aan en werkt 35% van de gastouders volgens een pedagogisch werkplan. Bij de raming van de regeldrukkosten is hier rekening mee gehouden. Deze gastouders en gastouderbureaus hoeven immers nog maar een kleine stap extra te zetten om aan de nieuwe eisen te voldoen. Mijn verwachting is dat de 21 cent verhoging van de maximum uurprijs gemiddeld genomen voldoende is om de kosten te dekken. Dat geldt zeker omdat bij de kostenraming rekening is gehouden dat bestaande gastouders moeten bijscholen om aan de aangescherpte opleidingseis te voldoen, terwijl ik inmiddels heb besloten dat bestaande gastouders hier niet aan hoeven te voldoen. Daarnaast geldt de verhoging van de maximum uurprijs per 2025, terwijl de nieuwe maatregelen op zijn vroegst per 2026 inwerking treden. Ik blijf de ontwikkeling van de tarieven in de gastouderopvang volgen middels de kwartaalrapportages kinderopvang. Daarnaast laat ik op dit moment onderzoek uitvoeren naar de kostprijs van kinderopvang, waaronder gastouderopvang. Dat moet inzicht geven in de kostenopbouw van alle opvangsoorten. De uitkomsten verwacht ik in de zomer van 2025.

De leden van de fracties van CDA en OPNL vragen tot slot hoe de subsidie voor groepshulpen zich verhoudt tot de wens om juist verscherpte kwaliteitseisen te stellen.

De subsidieregeling voor groepshulpen die ik heb opgezet, stimuleert de inzet en scholing van de groepshulp bij kindercentra. Groepshulpen staan boventallig op de groep en tellen dus niet mee voor het aantal pedagogisch professionals op de groep (de zogeheten beroepskracht-kindratio).

Groepshulpen zijn daarmee geen vervanging voor een gekwalificeerde medewerker. Groepshulpen kunnen de pedagogisch professional ondersteunen, bijvoorbeeld door fruit te snijden, te wassen of schoon-maakwerkzaamheden te verrichten. Daarmee verlichten zij de werkdruk voor pedagogisch professionals.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de kritische uitvoeringstoetsen van de VNG en GGD GHOR NL zijn verwerkt in het aangepaste wetsvoorstel.

VNG en GGD GHOR Nederland onderschrijven in hun uitvoeringstoetsen bij het wetsvoorstel het belang van de wetswijziging voor het verbeteren van de kwaliteit van de gastouderopvang. Wel hebben zij in hun uitvoeringstoetsen een aantal kritiekpunten benoemd. Zoals beschreven in de memorie van toelichting heeft dit tot een aantal concrete aanpassingen geleid. Zo is de memorie van toelichting verduidelijkt bij «verantwoorde kinderopvang» en «maximering van het aantal gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang» en is bij deze laatste eis ook het overgangsrecht gewijzigd naar aanleiding van de uitvoeringstoetsen. Gedurende het hele wetgevingstraject voer ik gesprekken met VNG en GGD GHOR Nederland om tot goed uitvoerbare wetgeving te komen.

Ook de uitvoeringstoetsen door de VNG en GGD GHOR Nederland bij de AMvB bevatten kritische punten. Veel van hun adviezen heb ik verwerkt, zoals beschreven in de toelichting bij het ontwerpbesluit. Een kritiekpunt dat ik niet heb overgenomen is het voorstel VNG en GGD GHOR Nederland om de opleidingseis voor gastouders te verhogen naar mbo niveau 3. Hier heb ik niet voor gekozen omdat veel goede gastouders dan zouden moeten stoppen. Nu de opleidingseis mbo niveau 2 blijft, hadden VNG en GGD GHOR Nederland twijfels of alle gastouders in staat zijn om de maatregelen uit te voeren. Hun belangrijkste zorg hierbij was het opstellen van pedagogisch werkplan door de gastouder en het volgen van de ontwikkeling van het kind. Deze eis heb ik inmiddels aangepast, naar aanleiding van de uitvoeringstoetsen en ook de internetconsultatie van het ontwerpbesluit. De eisen ten aanzien van het pedagogisch werkplan zijn beknopt, zodat de gastouder ruimte heeft hier zelf invulling aan te geven en het een praktisch document kan worden. VNG en GGD GHOR Nederland geven aan dat hun belangrijkste zorg daarmee is weggenomen. Zij hebben opnieuw bevestigd de kwaliteitsverhogende maatregelen in de wetgeving te ondersteunen. De VNG, GGD GHOR Nederland en individuele gemeenten en GGD'en, hebben hier de afgelopen jaren ook voor gepleit. Gemeenten hebben immers belang bij het voorkomen dat kinderen in hun gemeente worden opgevangen bij gastouderopvang waar de kwaliteit of veiligheid niet op orde is.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar een verband tussen het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder is aangesloten en de kwaliteit van de gastouderopvang.

De inspectie constateert in haar onderzoek «Toezicht op de gastouder-opvang» dat het hebben van meerdere gastouderbureaus in de praktijk tot problemen kan leiden voor het waarborgen van de kwaliteit23. Hier ben ik nader op ingegaan in reactie op de eerdere vraag van deze leden en van de D66-fractie over de maximering van het aantal gastouderbureaus.

De inspectie beveelt in haar rapport aan om de bestaande vrijheden voor bemiddeling van gastouderbureaus tegen het licht te houden. Met het voorstel van twee gastouderbureaus per voorziening voor gastouder-opvang kom ik aan deze aanbeveling tegemoet, zonder dat ik de vrijheid van gastouders om bij meer dan één gastouderbureau aangesloten te zijn inperk.

Ook sluit ik hiermee aan bij het grootste deel van de praktijk, omdat 95% van de gastouders bij maximaal twee gastouderbureaus is aangesloten. Uit inspectiedata van de GGD blijkt overigens geen directe relatie tussen het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder is aangesloten en de kwaliteit van de gastouderopvang.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vragen of de maatregelen nog wel proportioneel zijn nu de sector de afgelopen jaren veel heeft ingezet op kwaliteitsverbetering en dat goed gaat.

Het wetsvoorstel is noodzakelijk om de kwaliteit van de gastouderopvang te waarborgen. Hoewel het aantal gastouders met onvoldoende kwaliteit lijkt te zijn gedaald, blijft het belangrijk dat bij gastouders waar de kwaliteit achterblijft adequaat toezicht en waar nodig handhaving kan plaatsvinden. Het wettelijk kwaliteitskader voldoet daarvoor nu niet. Voor het deel van de gastouders dat reeds voldoet aan de gevraagde kwaliteit en voorgestelde eisen, is de impact van de wetswijziging beperkt. In reactie op vragen van de leden van fracties van BBB, 50PLUS, CDA en OPNL ga ik nader in op de noodzakelijkheid van dit wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie geven aan dat niet alle gastouders aan de aanvullende opleidingseisen kunnen voldoen. Zij vragen of de regeldruk in de sector niet onevenredig zwaar wordt. Ook vragen zij of een inschatting te maken is van de tijd die nodig is voor administratieve regeldruk.

Huidige gastouders worden uitgezonderd van de aanvullende opleidingseisen. Zij hoeven niet terug de schoolbanken in. Wel moeten alle gastouders jaarlijks zeven uur permanente educatie volgen en drie uur coaching ontvangen. De regering acht dit voor alle gastouders uitvoerbaar, te meer omdat hierbij maatwerk wordt toegepast. Gastouders kunnen zelf de invulling bepalen van de permanente educatie, zolang dit bijdraagt aan verantwoorde kinderopvang. Het gastouderbureau en de gastouder stemmen samen de coaching af op de situatie en ontwikkelbe-hoefte van de gastouder. Zoals eerder aangegeven in reactie op vragen van de leden van de BBB-fractie en de 50PLUS-fractie volgt 87% van de gastouders nu al permanente educatie voor gemiddeld 9 uur per jaar. Voor de overgrote meerderheid van de gastouders leiden deze opleidingseisen dus niet tot extra regeldruk.

In reactie op een eerdere vraag van de leden van de VVD-fractie ga ik nader in op de regeldruk voor gastouders. Deze bedraagt ongeveer 15 minuten tot maximaal 40 minuten per week, afhankelijk van de mate waarin gastouders reeds werken volgens de nieuwe eisen.

De leden van de SGP-fractie vragen of een inschatting te maken is van de effecten van deze maatregelen.

Het voorstel is tot stand gekomen na gesprekken met gastouders, gastouderbureaus, sectorpartijen en wetenschappers. Ook zijn deze maatregelen gebaseerd op positieve effecten in de dagopvang en bso of uit de wetenschappelijke literatuur. De inschatting is daarom dat deze

maatregelen bijdragen aan het waarborgen en verhogen van de kwaliteit van de gastouderopvang.

In de literatuur24 wordt professionalisering van pedagogisch professionals als belangrijke factor genoemd voor de verbetering van de kwaliteit. In het onderzoek van LKK25 naar de verschillen in kwaliteit tussen gastouders wordt dit beeld bevestigd.

Coachen van pedagogisch professionals door een pedagogisch beleidsmedewerker is reeds een verplichting in dagopvang en bso. Uit zowel de evaluatie van de wet IKK26 als uit de literatuur27 blijkt dat coaching on the job een bewezen effectieve maatregel is voor het verhogen van de kwaliteit.

Uit de evaluatie van de Wet IKK blijkt ook dat het opnemen van de pedagogische doelen een positief effect heeft op de kwaliteit. De vier pedagogische doelen zijn met de wet IKK namelijk al verankerd in de wet voor dagopvang en bso. Houders en beroepskrachten blijken door de concretisering meer bekend met de doelen. Daarnaast passen beroepskrachten deze beter toe in de praktijk. Tot slot zorgt de concretisering van de pedagogische doelen ervoor dat de GGD hier beter toezicht op kan houden.

In reactie op vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie ga ik in op de positieve effecten die ik verwacht van de maximering van het aantal gastouderbureaus.

De leden van de SGP-fractie vragen naar de nadere regels die bij AMvB worden gesteld over de inzet en opleidingseisen van de pedagogisch beleidsmedewerker. Zij vragen hoe zij de omvang van de nadere regels over de inzet en opleidingseisen moeten duiden.

De pedagogisch beleidsmedewerker dient elke bij het gastouderbureau aangesloten gastouder jaarlijks minstens drie uur te coachen. In de AMvB is bepaald dat de pedagogisch beleidsmedewerker dient te beschikken over een passende opleiding voor de werkzaamheden. In de ministeriële regeling wordt de invulling van deze opleidingseis gedelegeerd aan de Cao Kinderopvang (net als bij de pedagogisch beleidsmedewerker in de centrumopvang). De precieze invulling van de opleidingseisen is daarmee aan de sociale partners. Zowel de AMvB als de ministeriële regeling zijn in ontwerp verzonden naar uw Kamer, zodat de fracties de inhoud hiervan desgewenst kunnen betrekken bij de behandeling van het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie vragen tot slot hoe de regering de positie van gastouders ziet ten opzichte van kindercentra en in hoeverre het wenselijk is dat een vergelijkbaar niveau van professionaliteit wordt verlangd.

Gastouderopvang is één van de drie formele vormen van kinderopvang naast dagopvang en buitenschoolse opvang. Ouders kunnen kinderop-vangtoeslag ontvangen als zij gebruik maken van één van deze vormen van kinderopvang. Ik vind het dan ook belangrijk dat ouders bij elk van deze formele opvangvormen erop kunnen vertrouwen dat de kwaliteit voldoende is. Hiermee kan de kinderopvang bijdragen aan de ontwik-keling van hun kind. Voor de kinderen moet het niet uitmaken of zij worden opgevangen in een kindercentrum of bij een gastouder. Met het wetsvoorstel is dit uitgangspunt voor gastouderopvang uitgewerkt volgens dezelfde vier pedagogische doelen die reeds gelden (en algemeen aanvaard zijn) in dagopvang en bso.

Dit wil echter niet zeggen dat de kwaliteitseisen voor gastouderopvang gelijk zijn aan de kwaliteitseisen voor dagopvang of bso. Per opvangvorm zijn voorwaarden voor verantwoorde kinderopvang separaat van elkaar uitgewerkt. Op deze manier wordt erkend dat elk type opvang anders is, en dat de pedagogische doelen van verantwoorde kinderopvang, op verschillende wijzen - passend bij het type opvang - kunnen worden bereikt.

Zo kent de dagopvang kwaliteitseisen om de stabiliteit voor de kinderen te waarborgen zoals eisen ten aanzien van vaste beroepskrachten, vaste groepen en een mentor per kind. In de gastouderopvang is deze stabiliteit reeds door de aard van de opvang gewaarborgd. De kinderen hebben altijd één en dezelfde gastouder die de opvang biedt. Daarnaast zijn de opleidingseisen in de gastouderopvang, ook na dit wetsvoorstel, lager dan in de dagopvang of bso. Een gastouder kan met mbo niveau 2 werken waar in de centrumopvang minimaal mbo niveau 3 is vereist

BIJLAGE 1:

CIJFERS GEBRUIK KINDEROPVANG EN INFORMELE OPVANG:

Tabel 1: Aantal kinderen dat gebruik maakt van elke opvangvorm met kinderopvang-toeslag

 
 

Dagopvang,

aantal x 1.000

Buitenschoolse opvang,

aantal x 1.000

Gastou-deropvang 0- t/m

3-jarigen, aantal x 1.000

Gastou-deropvang

4- t/m

11-jarigen, aantal x 1.000

Totaal aantal kinderen x 1.000

2019

341

390

64

47

818

2020

344

399

60

42

824

2021

354

397

58

38

826

2022

375

429

58

34

876

2023

383

446

55

30

894

Kw. 2 2024

392

466

52

28

920

bron: Kwartaalrapportages kinderopvang vanaf 2020 I Publicatie I Rijksoverheid.nl

NB: Het totaal aantal kinderen ligt is lager dan de som van de verschillende opvangvormen. Dit komt omdat sommige kinderen gebruik maken van verschillende opvangvormen.

Tabel 2: Aantal uren dat een kind gemiddeld per maand gebruik maakt van elke opvangvorm met kinderopvangtoeslag

 
 

Dagopvang

Buitenschoolse opvang

Gastou-deropvang 0- tot en met 3-jarigen

Gastouder- opvang 4-tot en met 11-jarigen

2019

81,6

37,9

65,4

36,3

2020

84,8

39,2

66,5

37,1

2021

88

40,8

68

37,9

2022

90,4

42,2

69,7

38,2

2023

90,6

42

71,7

38,7

Kw. 2 2024

90,9

42,5

71,1

39,3

bron: Kwartaalrapportages kinderopvang vanaf 2020 I Publicatie I Rijksoverheid.nl

Tabel 3: Combineren van arbeid, zorg en kinderopvang door ouders.

 

2023

Gebruik kinderopvang door werkende mannen met kinderen tot 12 jaar

Gebruik kinderopvang door werkende vrouwen met kinderen tot 12 jaar

 

Aantal x 1.000

Aandeel

Aantal x 1.000

Aandeel

Partner en formele opvang

Partner, onbetaalde oppas en formele

256

23,7%

155

15,1%

opvang

255

23,6%

154

15,0%

Enkel partner

229

21,2%

137

13,4%

Partner en onbetaalde oppas

143

13,3%

116

11,3%

Enkel formele opvang

35

3,2%

110

10,7%

Onbetaalde oppas en formele opvang

22

2%

109

10,6%

Enkel onbetaalde oppas

20

1,9%

79

7,7%

Overige combinaties

38

3,5%

40

3,9%

Geen van deze opvangvormen

80

7,4%

125

12,2%

Totaal

1.078

100%

1.025

100%

Bron: CBS, 2023: 7. Gebruik van verschillende vormen van kinderopvang | CBS

Tabel 4: Combineren van arbeid, zorg en kinderopvang door huishoudens.

 

Gebruik kinderopvang door huishoudens met kinderen tot 12 jaar waarvan beide ouders 1 uur of meer werken

2019

Aantal x 1.000

Aandeel

Partner, onbetaalde oppas en formele opvang

190

17,6%

Partner en formele opvang

179

16,6%

Partner en onbetaalde oppas

174

16,1%

Enkel partner

129

11,9%

Partner en andere vorm van opvang

93

8,6%

Enkel andere vorm van opvang

78

7,2%

Enkel formele opvang

65

6,0%

Enkel onbetaalde oppas

62

5,7%

Onbetaalde oppas en formele opvang

38

3,5%

Partner en betaalde oppas

   

Overige opvangsoorten en combinaties

72

6,7%

Totaal huishoudens

1.080

100%

Bron: CBS, 2019: Monitor Arbeid, zorg en kinderopvang, 2019 I CBS

De Staatssecretaris Participatie en Integratie, J.N.J. Nobel

Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 513, D

23

1

LKK 2019 (Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 410).

2

www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2024/monitor-arbeid-zorg-en-

kinderopvang-2023/7-gebruik-van-verschillende-vormen-van-kinderopvang

3

www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2020/18/monitor-arbeid-zorg-en-kinderopvang-2019

4

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

5

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

6

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

7

Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 466.

8

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

9

Kamerstukken II, 2023/24, 36 513, nr. 9.

10

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

11

Kamerstukken II, 2023/24, 36 513, nr. 12.

12

Kamerstukken II 2016/17, 34 597, nr. 3.

13

Jilink, L., & Fukkink, R. (2017). Effecten van kinderopvang op het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen: Een overzicht van Nederlands onderzoek. De Nederlandse kinderopvang in wetenschappelijk perspectief, 87-115.

Fukkink, R. (2022). Infants in Dutch daycare: Exploring fine-grained dimensions of temperament. Infant and Child Development. Sluiter, R. M., Fukkink, R. G., & Fekkes, M. (2021). The Impact of Process Quality in Early Childcare upon Socio-emotional Development: A Longitudinal Meta-analysis.

14

In 2023 hoefde in de gastouderopvang 74% van de ouders niet langer dan één maand en 15% niet langer dan drie maanden na gewenste plaatsingsdatum te wachten op een plek. 11% van de ouders moest langer dan 3 maanden wachten dan gewenst. Dit is een lager percentage dan in de dagopvang (19%) en bso (14%). Bron: https://www.wachttijdenkinderopvang.nl/

15

Uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut blijkt dat een groot deel van de gastouders al permanente educatie volgt (69% van de gastouders voor gemiddeld negen uur per jaar). Van de gastouderbureaus biedt 67% nu al coaching. 35% van de gastouders beschikt over een pedagogisch werkplan. Uit een verdiepende studie van LKK blijkt dat gastouders die de hoogste kwaliteit bieden nu vaak al de ontwikkeling van het kind volgen. Omdat er geen precieze cijfers zijn van het aantal gastouders die de ontwikkeling reeds volgen, is dit niet meegenomen in de regeldrukraming.

16

Evaluatie wet IKK, (2022). SEO Economisch onderzoek, L. Kok, T. Schwartz en N. Koeman.

17

Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat coaching on the job een positief effect heeft op de pedagogische doelen (Fukkink & Tavecchio, 2010, Moreno et al., 2015).

18

Kohnstamm Instituut, Inventarisatieonderzoek Gastouderopvang, mei 2022.

19

Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 414

20

https://dashboards.cbs.nl/v5/SZW_Kinderopvang/

21

https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2024/aanbod-kinderopvang-in-nederland-2017-2023/samenvatting

22

Het aandeel gastouders is relatief hoog in vergelijking bso en dagopvang, omdat gastouders per locatie minder kindplaatsen beschikbaar hebben. In 2023 hadden gastouders gemiddeld 6 kindplaatsen per locatie, terwijl dit voor de buitenschoolse opvang en dagopvang respectievelijk 44 en 34 was.

23

Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 414

24

Slot, P (2018). Early childhood education and care in the Netherlands: A shift towards an integrated system aimed at enhancing children's development and learning.

25

LKK, Verschillen in kwaliteit tussen gastouders Een typologische verkenning. Gecombineerde metingen 2017-2019 (Kamerstukken II 2022/23, Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 491).

26

Evaluatie wet IKK, (2022). SEO Economisch onderzoek, L. Kok, T. Schwartz en N. Koeman.

27

Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat coaching on the job een positief effect heeft op de pedagogische doelen (Fukkink & Tavecchio, 2010, Moreno et al., 2015).


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.