Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van VRO over woongelegenheid en mantelzorg - Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014 - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. K toegevoegd aan wetsvoorstel 36190 - Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van VRO over woongelegenheid en mantelzorg |
---|---|
Documentdatum | 04-03-2025 |
Publicatiedatum | 04-03-2025 |
Nummer | KST1184982 |
Kenmerk | 36190, nr. K |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 190 Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de
evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014
K VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 maart 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de Wijzigingswet Huisvestingswet 2014 en toezegging T038012. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
-
?De uitgaande brief van 12 november 2025.
-
?De antwoordbrief van 3 maart 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Dragstra
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR & WATERSTAAT / VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Den Haag, 12 november 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat/ Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft kennisgenomen van de brief van 16 september 20243 met antwoorden op de vragen naar aanleiding van een toezegging4 die de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft gedaan tijdens het plenaire debat over het voorstel voor de Wijzigingswet Huisvestingswet 2014.5 De leden van de BBB-fractie hebben naar aanleiding hiervan nog een aantal nadere vragen en opmerkingen.
Allereerst zijn de leden van de BBB-fractie blij met de door u gedane toezegging in de brief van 16 september 2024 om het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) aan te vullen met een instructieregel voor het omgevingsplan met een regel over het bouwen en gebruik van bouwwerken voor huisvesting in verband met mantelzorg. Naar aanleiding van deze aankondiging en de toenemende behoefte aan mantelzorgwoningen vragen deze leden wanneer zij de door u genoemde instructieregel mogen verwachten. Zij verzoeken u om de Eerste Kamer hiervan op de hoogte te houden.
In uw beantwoording van 16 september 2024 lezen deze leden dat volgens u artikel 18, eerste lid, Participatiewet voor het verzoek van de leden van de BBB- en PvdD-fracties om 'in alle gevallen' maatwerk toe te passen geen ruimte biedt en dat er op grond van dit artikel - mede vanwege het vangnetprincipe - geen categoriaal of generiek maatwerk kan worden geboden. Inmiddels is volgens deze leden duidelijk dat de bijstand als vangnet nauwelijks functioneert. Als gevolg van de vele toeslagen moeten mensen namelijk een behoorlijk aantal uren werken tegen een hoger loon dan het minimumloon om niet terug te vallen in inkomen, waardoor inmiddels gesproken kan worden over een 'hangmatprincipe'. De leden van de BBB-fractie juichen toe dat de mantelzorg niet wordt gehinderd door de kostendelersregeling. Dit mede gelet op de vergrijzing, de druk op de zorg en de toenemende vraag naar mantelzorgers. De huidige uitzonderingsgrond is bovendien lastig om te beoordelen en te handhaven, terwijl een generieke maatregel hierin een uitkomst zou kunnen bieden, aldus deze leden. Deze leden stellen voor dat als er sprake is van mantelzorg er tot het einde van de mantelzorgrelatie de kostendelersnorm niet geldt. Bent u bereid dit voorstel te overwegen? Indien dit niet het geval is, ontvangen deze leden graag een toelichting. Bent u voorts bereid om de maatwerkmogelijkheden voor artikel 18 van de Participatiewet te verruimen ten opzichte van de huidige mogelijkheden? Kunt u tot slot aangeven welke mogelijkheden u verder ziet om de realisatie van mantelzorgwoningen te versnellen?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Drs. E. Kemperman MBA
Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur & Waterstaat /
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 3 maart 2025
De leden van de BBB-fractie van uw Kamer hebben nog een aantal nadere vragen gesteld en opmerkingen meegegeven naar aanleiding van de brief van 16 september 20246 met antwoorden op de vragen naar aanleiding van een toezegging7 8 die de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft gedaan tijdens het plenaire debat
aanleiding
vullen met
en gebruik
toenemende
leden wanneer zij deze instructieregel mogen verwachten. Daarbij verzoeken zij om de Eerste Kamer hiervan op de
over het voorstel voor de Wijzigingswet Huisvestingswet 20148. Naar de aankondiging om het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) aan te instructieregel voor het omgevingsplan met een regel over het bouwen bouwwerken voor huisvesting in verband met mantelzorg en de
van een van
behoefte aan mantelzorgwoningen, vragen de leden van de BBB-fractie deze
hoogte te houden.
Ik vind het belangrijk dat het realiseren van mantelzorgwoningen eenvoudiger wordt. Het maatschappelijk belang van mantelzorg is groot. Mantelzorgwoningen kunnen de kwaliteit van leven van een zorgvrager en mantelzorger sterk verbeteren. Door een mantelzorgwoning kan een mantelzorger bij de zorgvrager wonen of juist de zorgvrager dichter bij de mantelzorger. Dit zorgt ervoor dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen als zij dat willen. Hiermee kunnen mantelzorgwoningen een goede aanvulling bieden op andere vormen (kleinschalige) woonvormen, zoals geclusterde woonvormen, nultredenwoningen, et cetera. Daarom regel ik dat via het Besluit versterking regie volkshuisvesting (het besluit) dat in het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt voorzien in het vergunningsvrij bouwen en gebruiken van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen of aan- en uitbouwen) of uitbreiding daarvan gelegen in een achtererfgebied bij een woning als woningen voor huisvesting in verband met mantelzorg (hierna: mantelzorgwoningen). Deze instructieregel regelt dat alle gemeenten - binnen gestelde voorwaarden - in een omgevingsplan in ieder geval minimale bebouwings- en gebruiksmogelijkheden voor vergunningsvrije mantelzorgwoningen op een achtererf bij een woning moeten bieden. Tevens wil ik deze instructieregel ook van toepassing laten zijn op familieleden in de eerste graad. Hierdoor kunnen bijbehorende bouwwerken gelegen in een achtererfgebied ook worden vergunningsvrij worden gebouwd en gebruikt voor de huisvesting van kinderen en voor pre-mantelzorg voor zover het gaat om familieleden in de eerste graad. Dit voorziet in een behoefte om ouderen die nog geen directe (mantel)zorg nodig hebben, wel alvast bij hun kinderen of dicht bij hun kinderen kunnen gaan wonen (of andersom). En ook kan dit kinderen helpen die als gevolg de woningnood en het tekort aan betaalbare woningen (noodgedwongen) thuis bij de ouders wonen.
Dit besluit hangt onder het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting dat op dit moment bij de Tweede Kamer voorligt. Wanneer dat wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen, zal het besluit bij beide Kamers worden voorgehangen.
De leden van de BBB-fractie stellen voor dat als er sprake is van mantelzorg er tot het einde van de mantelzorgrelatie de kostendelersnorm niet geldt. Zij vragen om dit voorstel te overwegen. Indien dit niet het geval is, ontvangen deze leden graag een toelichting. Voorts vragen zij of de minister bereid is om de maatwerkmogelijkheden voor artikel 18 van de Participatiewet te verruimen ten opzichte van de huidige mogelijkheden?
Bij mantelzorg geldt dat als het gaat om vooropgesteld tijdelijk verblijf, dat degene die tijdelijk inwoont niet mee hoeft te tellen voor de kostendelersnorm. Daar het hier gaat om maatwerk, behoort het tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders om vast te stellen of het bij mantelzorgers die een intensieve vorm van zorg bieden, gaat om tijdelijk verblijf. Wanneer het om vooropgesteld permanent verblijf gaat, bijvoorbeeld met een BRP-registratie van de persoon die mantelzorg verleent op hetzelfde woonadres als de mantelzorgontvanger, dan is er sprake van kostendeling en is de kostendelersnorm van toepassing. Dit geldt ook wanneer het tijdelijk verblijf naar het oordeel van het college een meer permanent karakter krijgt. Vanaf dat moment is dan alsnog de kostendelersnorm van toepassing. Gemeenten hebben dus de mogelijkheid om maatwerk te bieden, het kabinet ziet daarom geen aanleiding om artikel 18 van de Participatiewet verder te verruimen ten opzichte van de huidige mogelijkheden.
In het wetsvoorstel Participatiewet in balans worden verschillende voorstellen gedaan om meer ruimte te creëren voor mantelzorg. Waaronder het voorstel om in een situatie waarin de intensieve zorgbehoefte aanleiding is om samen te wonen, dit niet als een gezamenlijk huishouden aan te merken. Wanneer dit het geval is, wordt het inkomen en eventueel vermogen van de ander niet meegerekend bij het bepalen van het recht op bijstand. Hierdoor zullen mantelzorgers beter worden gefaciliteerd om hun maatschappelijk belangrijke zorgtaken uit te voeren en zijn er meer mogelijkheden voor hulpbehoevenden om zo prettig als mogelijk langer thuis te blijven wonen. Deze uitzondering heeft geen invloed op de kostendelersnorm.
De leden van de BBB-fractie vragen tot slot welke mogelijkheden gezien worden om de realisatie van mantelzorgwoningen te versnellen?
Buiten de in bovengenoemde instructieregel op te nemen minimale bebouwings- en gebruiksmogelijkheden voor vergunningsvrije mantelzorgwoningen kunnen gemeenten in een omgevingsplan ruimere mogelijkheden voor vergunningsvrije mantelzorgwoningen bieden, bijvoorbeeld wat betreft ruimere bebouwingsmogelijkheden zoals een grotere bebouwingsoppervlakte of bouwhoogte). Ook kunnen gemeenten regelen of bijbehorende bouwwerken, al dan niet met vergunning, mogen worden gebouwd en gebruikt voor pre-mantelzorg.
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Mona Keijzer
5
Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Griffioen (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Recourt
(GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Meijer (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bakker-Klein (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66) (ondervoorzitter), Van Hattem (PVV) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman (PvdD), toe een brief te sturen waarin nader wordt ingegaan op de mogelijkheden en onmogelijkheden van artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de Huisvestingswet 2014, inzake het omzetten van onzelfstandige in zelfstandige woonruimte of het omgezet houden hiervan.
Kamerstukken I 2023/24, 36190, J.
Toezegging Brief artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de Huisvestingswet 2014 (36.190) (T03801)..
Kamerstukken I 2023/24, 36190, J.
Toezegging Brief artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de Huisvestingswet 2014, Kamerstukken I, 36190, T03801.