Brief van de minister van A&M ter aanbieding van een afschriftbrief inzake de uitwerking van motie Diederik van Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen - Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. E toegevoegd aan wetsvoorstel 36196 - Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen; Brief van de minister van A&M ter aanbieding van een afschriftbrief inzake de uitwerking van motie Diederik van Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen |
---|---|
Documentdatum | 07-03-2025 |
Publicatiedatum | 07-03-2025 |
Nummer | KST1185517 |
Kenmerk | 36196, nr. E |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 196 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met
aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen
E BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2025
Conform het verzoek van uw Kamer, ontvangt u een afschrift van mijn brief aan de Tweede Kamer inzake de uitwerking van motie Diederik van Dijk c.s.
De Minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber- van der Klashorst
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2025
Tijdens de plenaire behandeling op 17 januari jl. van het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen, heeft het lid Diederik van Dijk (SGP) een motie ingediend waarmee de regering wordt verzocht te onderzoeken hoe antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder kan worden meegewogen in verschillende procedures.1 Inmiddels heeft een verkenning plaatsgevonden van hetgeen is verzocht in de motie. In deze brief worden, mede namens de Staatssecretaris Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de resultaten daarvan kort uiteengezet.
Voordat ik de uitwerking van deze motie verder toelicht, vermeld ik graag nog het volgende. Het kabinet benadrukt dat daadkrachtig moet worden opgetreden tegen degenen die zich schuldig maken aan alle vormen van discriminatie en racisme. Een meerjarig programma om dit tegen te gaan wordt in het voorjaar van 2025 aan uw Kamer gestuurd. Ook wordt de bestrijding van antisemitisme versterkt. Dit is onder meer uiteengezet in de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 die op 22 november jl. met uw Kamer is gedeeld.2
Afbakening van de motie
In de motie wordt de regering opgeroepen “om verschillende mogelijkheden te verkennen hoe antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder kan worden meegewogen in de asiel- en inburgeringsprocedure, bij de aanvraag van een tijdelijke en permanente verblijfsvergunning en in de naturalisatieprocedure”.
Voor de inburgeringsprocedure geldt dat het juist belangrijk is dat inburgeringsplichtige nieuwkomers de waarden van de Nederlandse samenleving leren en begrijpen dat er voor discriminatie en antisemitisme in onze samenleving geen plaats is. Inburgering draagt bij aan dit begrip. Daarbij geldt dat er alleen sprake is van weigerings- en intrekkingsgronden in verblijfsrechtelijke procedures en naturalisatie, niet bij inburgering. De inburgeringsplicht is namelijk gekoppeld aan rechtmatig verblijf op basis van een verblijfsvergunning met een niet tijdelijk doel. De inburgeringsplicht (de plicht tot het deelnemen aan een inburgeringstraject en het recht voor asielstatushouders hiervoor een aanbod te krijgen) vervalt als deze vergunning wordt ingetrokken of niet wordt verlengd en volgt daarmee het verblijfsrecht.
Waar het gaat over de wet inburgering zelf, is het dus niet mogelijk om iemand uit te sluiten van de inburgering op grond van antisemitische gedragingen en/of uitingen. Wel is er in de inburgeringsprocedure aandacht voor het tegengaan van antisemitisme. Ook is er bij inburgering, in lijn met het regeerprogramma, aandacht voor Holocausteducatie. Uw Kamer is hierover in juni 2024 via het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie en in november 2024 in het kader van de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 over geïnformeerd.
De verkenning uitgevoerd naar aanleiding van deze motie heeft zich derhalve gericht op de vraag of, en zo ja hoe, antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond meegewogen kan worden in de verschillende procedures ten aanzien van het verblijfsrecht en naturalisatie.
Resultaten van de verkenning
Ik kan u meedelen dat er binnen de huidige procedures, van het verblijfsrecht en naturalisatie3, al ruimte bestaat voor het meewegen van antisemitisme en dat hier ook al op wordt ingezet - in lijn met de geest van de motie-Van Dijk. Het moet daarbij wel gaan om vreemdelingen die veroordeeld zijn of verdacht worden van een specifiek discriminatiedelict of een commuun delict met een discriminatieaspect, waarbij antisemitisme een rol speelt.4 In het strafrecht is antisemitisme als zodanig niet juridisch gedefinieerd. Antisemitisme uit zich, kort gezegd, in delicten waarbij sprake is van discriminatie gericht tegen Joden op grond van ras of godsdienst.
Als een vreemdeling veroordeeld is voor een delict waarbij antisemitisme een rol speelt, kan zijn verblijfsvergunning al ingetrokken of afgewezen worden. De IND onderzoekt namelijk naar aanleiding van elke strafrechtelijke veroordeling - dus ook voor misdrijven met een antisemitisch aspect - of dit tot verblijfsbeëindiging of -weigering kan leiden in het kader van de openbare orde. Naturalisatie, neergelegd in de Rijkswet op het Nederlanderschap, kent een vergelijkbaar systeem. Het is mogelijk om een naturalisatieverzoek (of optiebevestiging) te weigeren indien er sprake is van een openstaande strafzaak of een veroordeling voor een strafbaar feit, in dit geval gericht tegen Joden.5 Ook moet iedereen die Nederlander wil worden, middels naturalisatie of optie, bij de naturalisatieceremonie de 'Verklaring van verbondenheid' afleggen. In deze verklaring is opgenomen dat de naturalisandus (of optant) de vrijheden en rechten van de Nederlandse staat eerbiedigt. Dit behelst erkenning van de grondrechten, democratie en internationale verdragen. Afstand doen van antisemitisme valt onder de huidige bewoordingen van deze verklaring.
Hoewel de motie ziet op procedures voor verblijfsvergunningen en naturalisatie, vermeld ik volledigheidshalve ook nog graag de procedures ten aanzien van kortdurend verblijf. Bij het visum- of toegangsproces is het uitdragen van antisemitisch gedachtengoed, net als gedachtengoed gericht tegen een andere groep of religie, een element dat beoordeeld kan worden. Daarbij vindt per individueel geval een afweging plaats of iemand op deze grond (eventueel in samenhang met andere factoren) een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt en daardoor Nederland niet in mag. In lijn met het beleid om extremistische sprekers te weren zet de uitvoering in op het weren van extremistische vreemdelingen die hun boodschap in Nederland willen uitdragen.6
Uit bovenstaande blijkt dat er reeds op verschillende plekken binnen de procedures voor verblijfsrecht en naturalisatie ruimte is voor het meewegen van antisemitisme, wanneer dit onderdeel is van een uitings- of commune delict. Uit de verkenning volgt dat het zwaarder wegen daarvan niet mogelijk is. De reden daarvoor is dat het apart onderscheiden van antisemitisme, op de wijze als hiervoor bedoeld, zou breken met het grondwettelijk uitgangspunt dat er geen onderscheid wordt gemaakt in discriminatiegronden. Zo'n specifieke benadering zou indringend de vraag oproepen hoe deze zich verhoudt tot de normering van discriminatie van andere groepen mensen en godsdiensten. Ook is het in het verblijfsrecht niet mogelijk om zonder veroordeling van een uitings- of commune delict consequenties te verbinden aan iemands opvattingen of uitingen. Daarnaast zou het onderscheiden van een bepaald type strafrechtelijke veroordeling een zeer grote en ingrijpende wijziging van de huidige systematiek van de Vreemdelingenwet 2000 behelzen. Die is namelijk zo ingericht dat alle strafrechtelijke veroordelingen op dezelfde wijze beoordeeld en meegenomen worden, namelijk aan de hand van de zwaarte (het aantal jaren) van de opgelegde straf (of maatregel).
Het voorgaande betekent wel dat als strafbare feiten met een discriminatoir aspect zwaarder worden bestraft, dat het discriminatoire aspect ook zwaarder meeweegt in vreemdelingrechtelijke procedures. Zwaardere straffen wegen immers ook zwaarder bij de beoordeling of het verblijfsrecht moet worden geweigerd of ingetrokken. Dit zou kunnen worden gerealiseerd door middel van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Buitenweg en Segers (inmiddels overgenomen door de leden Timmermans en Bikker), dat in de Tweede Kamer is aangenomen en strekt tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van het discriminatoir aspect als strafverzwaringsgrond. Het wetsvoorstel strekt ertoe dat in de wet wordt vastgelegd dat als een strafbaar feit wordt begaan met een discriminatoir aspect, de op dat feit gestelde vrijheidsstraf met een derde kan worden verhoogd.
Tot slot verzoekt de motie om het Duitse voorbeeld nadrukkelijk te betrekken. Bestudering van de Duitse wet- en regelgeving hierover levert geen nieuwe inzichten op. Er is geen Duitse wetgeving, noch op Bundesniveau noch op Landesniveau, die het intrekken of weigeren van het verblijfsrecht en het vertrek naar het land van herkomst mogelijk maakt van vreemdelingen vanwege hun antisemitische uitlatingen of overtuigingen. Een niet-aangenomen wetsvoorstel van het CDU/CSU biedt ook geen kansen voor een rechtstatelijke beleidswijziging die het mogelijk zou maken antisemitisme zwaarder te wegen in de verschillende procedures.7
Afsluitende opmerkingen
Het doet mij deugd te vermelden dat de procedures ten aanzien van het verblijfsrecht en naturalisatie reeds verschillende mogelijkheden kennen om strafrechtelijke veroordelingen waarin antisemitisme een rol heeft gespeeld mee te wegen. Ondanks dat langs deze lijn antisemitisme niet zwaarder aangepakt kan worden, is de ambitie van dit kabinet wel om de bestrijding van antisemitisme te versterken en om daadkrachtig op te treden tegen degenen die zich hieraan schuldig maken zowel op straat als online. Hierover blijf ook ik in contact met de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), die bij de gehele aanpak van antisemitisme als speciaal adviseur van het kabinet een cruciale rol speelt. Voorts is in het Regeerprogramma van dit kabinet opgenomen dat criminaliteit onder en van vreemdelingen ('asielzoekers') hard wordt aangepakt, onder andere door het openbare ordebeleid, namelijk het intrekkingsbeleid aan te scherpen.8 Ik verzeker u er dan ook van dat dit een prioriteit is en blijft voor dit kabinet.
De Minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber- van de Klashorst
Kamerstukken II, 2023/24, 36196, nr. 10
Kamerbrief bij Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030, 24 november 2024
Ook in optieprocedures, een andere manier waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen naast naturalisatie.
Een uitingsdelict is bijvoorbeeld groepsbelediging of het aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Daarnaast kan een discriminatieaspect meespelen bij commune delicten, zoals mishandeling.
Dit is mogelijk vanwege het niet voldoen aan artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, RWN. De opgelegde strafmaat moet echter wel hoog genoeg zijn. Zie Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap (2003).
Het weren uit Nederland vindt plaats door een visum te weigeren, de vreemdeling in het Schengen Informatiesysteem (SIS) te signaleren voor grensweigering en waar aan de orde en afhankelijk van de nationaliteit, een inreisverbod of een ongewenstverklaring op te leggen. Zie ook: Kamerbrief inzake het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren, 25 oktober 2023.
Deutscher Bundestag - Parlament berat Initiativen zur Bekampfung von Antisemitismus.
Dit ziet op de 'glijdende schaal', art. 3.86 Vreemdelingenbesluit