Toelichting bij COM(2005)209 - Gemeenschappelijke actie voor het evenement "Culturele Hoofdstad van Europa" voor de periode 2007 tot 2019

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Het evenement 'Cultuurstad van Europa' werd op 13 juni 1985 door de Raad van ministers gelanceerd. Tot 2004 werden de Cultuursteden van Europa geselecteerd op een intergouvernementele basis, waarbij de lidstaten met eenparigheid van stemmen steden selecteerden die in aanmerking kwamen om het evenement te organiseren.

Besluit 1419/1999/EG[1], dat werd goedgekeurd op grond van artikel 151 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wijzigde de procedure voor de selectie van de steden vanaf 2005, die voortaan “Culturele Hoofdsteden van Europa” werden genoemd. Welke steden als Culturele Hoofdstad van Europa worden aangewezen, wordt tegenwoordig beslist door de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie, die rekening houdt met het standpunt van een jury van zeven onafhankelijke leden. De selectie is gebaseerd op criteria die in het bovengenoemde besluit zijn vastgesteld. Dat besluit bevat een lijst van de volgorde waarin de lidstaten van de EU-15 voor de jaren 2005 tot 2019 kandidaten mogen voordragen (bijlage I)[2].

De tien nieuwe lidstaten die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden, waren niet in die lijst opgenomen. Daarom heeft de Commissie in november 2003 een voorstel tot wijziging van Besluit 1419/1999/EG ingediend opdat de nieuwe lidstaten vanaf 2009 ook kandidaten voor de 'Culturele Hoofdstad van Europa' zouden kunnen voordragen. Het Europees Parlement en de Raad keurden dit voorstel op 13 april 2005 goed. Vanaf 2009 zullen er jaarlijks dus twee Culturele Hoofdsteden van Europa zijn: één uit de EU-15 en één uit de nieuwe lidstaten.

1.

2. DE NOODZAAK OM HET HUIDIGE BESLUIT TE HERZIEN


2.

2.1. Uit de ervaring en de raadpleging van de belanghebbenden is gebleken dat verbeteringen noodzakelijk zijn


De Commissie gaf opdracht tot een studie[3] (hierna 'studie over de Culturele Hoofdsteden van Europa' genoemd) die bevestigt dat het grote publiek over het algemeen een zeer positief beeld heeft van de actie 'Culturele Hoofdstad van Europa'. De uitvoering van de bij Besluit 1419/1999/EG vastgestelde selectieprocedure vertoonde niettemin een aantal tekortkomingen, in het bijzonder met betrekking tot:

- de concurrentie tussen steden;

- de rol van de jury;

- het toezicht;

- de Europese dimensie;

- de timing;

- de deelname van derde landen.

Deze zwakke punten werden zowel bevestigd door de evaluatieverslagen van de jury's en het verslag in eerste lezing over het gewijzigde besluit van de Commissie voor Cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport van het Europees Parlement als door de studie over de Culturele Hoofdsteden van Europa. Dit voorstel is gebaseerd op de diverse bijdragen en heeft tot doel het op 13 april 2005 gewijzigde Besluit 1419/1999/EG te vervangen. Het heeft eveneens tot doel onder meer de selectieprocedure en de definitie van Europese toegevoegde waarde doorzichtiger te maken.

3.

2.2. De hoofdpunten van het voorstel


A) Het concurrentie-element versterken

Na de verschillende concurrentiemodellen nauwgezet te hebben overwogen, heeft de Commissie:

- het idee verworpen van een volledig open concurrentie in heel Europa, waarbij om het even welke Europese stad kan worden geselecteerd. Voor een dergelijke formule zouden de Commissie, de jury's en de lidstaten jaarlijks over aanzienlijke en zelfs onevenredig veel middelen moeten beschikken. Op die manier zou ook de toerbeurt van de lidstaten niet worden gewaarborgd.

- de mogelijkheid uitgesloten van een beperkte concurrentie waarbij elke lidstaat minstens twee voorstellen doet ; deze regeling bood geen garanties voor een sterkere Europese dimensie van de evenementen 'Culturele Hoofdstad van Europa'. Voorts hebben niet noodzakelijk alle lidstaten de mogelijkheid om minstens 2 voorstellen te doen.

Op grond hiervan heeft de Commissie gekozen voor een regeling die de lidstaten ertoe aanmoedigt om op nationaal niveau voor concurrentie tussen geïnteresseerde steden te zorgen.

4.

B) De rol van de jury


De Commissie stelt voor een 'gemengde' jury in te stellen met 7 deskundigen die door de Europese instellingen worden aangewezen en van wie één de jury voorzit, en 6 deskundigen die in overeenstemming met de Commissie door de betrokken lidstaat worden aangewezen. De 7 deskundigen worden om beurten door de Raad, het Europees Parlement, de Commissie en het Comité van de Regio's voor drie jaar benoemd overeenkomstig de criteria van artikel 5, lid 3, van dit voorstel. De samenstelling van de jury als geheel moet een passend evenwicht garanderen tussen plaatselijke en nationale belangen en moet bij de nationale selectiebeslissing de 'Europese' dimensie waarborgen.

Zes jaar voor het evenement moet plaatsvinden publiceert de betrokken lidstaat een oproep tot het indienen van kandidaturen en organiseert hij een informatiedag voor mogelijke kandidaten.

Vijf jaar voor het evenement komt de jury bijeen om een shortlist van kandidaten vast te stellen. De jury stelt een verslag op over de programma's van de kandidaten en doet aanbevelingen aan de kandidaten op de shortlist. Het verslag wordt overgelegd aan de betrokken lidstaat en aan de Commissie.

De jury komt 9 maanden na de eerste selectievergadering bijeen om een verslag op te stellen over de programma's van de kandidaten op de shortlist en beveelt op grond daarvan de voordracht van een stad als Culturele Hoofdstad van Europa aan. Het verslag moet eveneens aanbevelingen aan de geselecteerde stad bevatten en moet aan de betrokken lidstaat en aan de Commissie worden overgelegd.

De kennisgeving van de voordracht door de betrokken lidstaat geschiedt vier jaar voor het evenement een aanvang moet nemen. Tijdens de daaropvolgende twee maanden kan het Europees Parlement een advies aan de Commissie doen toekomen. Op grond daarvan doet de Commissie een aanbeveling aan de Raad. Vervolgens wijst de Raad de stad aan.

C) Toezicht door het 'Europees toezichtspanel'

De Commissie stelt voor een 'Europees toezichtspanel' in te stellen voor de periode na de aanwijzing van de Culturele Hoofdstad van Europa tot de start van het evenement. Het moet vooral aandacht hebben voor de Europese dimensie van het programma en waar nodig de Europese meerwaarde van het programma helpen verzekeren.

Dit Europees toezichtspanel zal slechts de 7 juryleden tellen die om beurten door de Europese instellingen worden aangewezen, zoals in punt 2.2. B) is toegelicht. Het Europees toezichtspanel moet de steden steunen en begeleiden bij de verdere uitwerking van hun programma.

- Twee jaar voor het evenement een aanvang moet nemen, voert het Europees toezichtspanel een tussentijds toezicht uit op het project en het programma van de twee steden wat de stand van de voorbereiding en de Europese dimensie betreft.

- Uiterlijk zes maanden voor het begin van het evenement vergadert het Europees toezichtspanel opnieuw met de autoriteiten van de aangewezen Culturele Hoofdsteden van Europa om de tot nu toe verrichte voorbereidingen te inventariseren en te evalueren en om na te gaan wat er nog te doen staat. Het Europees toezichtspanel stelt vervolgens uiterlijk één maand na afloop van de vergadering een eindverslag op.

Op grond daarvan kan de Commissie een prijs toekennen aan de aangewezen steden, op voorwaarde dat hun autoriteiten de tijdens de selectiefase aangegane verplichtingen zijn nagekomen en passend hebben gereageerd op de aanbevelingen van de jury's tijdens de selectie- en toezichtsfase.

D) Europese dimensie – selectiecriteria

Het activiteitenprogramma van de Culturele Hoofdstad van Europa moet evenementen/acties omvatten die de Europese dimensie voor het voetlicht brengen en een Europese meerwaarde bieden. De volgende aspecten moeten worden benadrukt:

- een Europese dimensie, die de multilaterale samenwerking tussen culturele actoren op alle niveaus moet bevorderen, de aandacht moet vestigen op de rijke culturele diversiteit, en de gemeenschappelijke aspecten van Europese culturen naar voren moet brengen;

- een dimensie burgerschap, die de belangstelling moet wekken zowel van de burgers die in de stad wonen als van de burgers uit andere landen en die integrerend deel moet uitmaken van de culturele ontwikkeling van de stad op lange termijn.

5.

E) Timing


Uit de ervaring en uit de studie over de Culturele Hoofdsteden van Europa is gebleken dat er voor de planning in totaal in meer tijd moet worden voorzien. De selectieprocedure moet zes jaar voor het geplande begin van het evenement worden aangevat (preselectie / selectie / aanwijzing). De Raad moet de Culturele Hoofdsteden van Europa vier jaar op voorhand kunnen aanwijzen.

6.

F)De deelname van derde landen


Overeenkomstig de studie over de Culturele Hoofdsteden van Europa stelt de Commissie per jaar maximaal twee Culturele Hoofdsteden van Europa voor. Deze aanpak stemt overeen met het besluit van maart 2005 waarbij de nieuwe lidstaten bij de actie worden betrokken.

Meer dan twee Culturele Hoofdsteden van Europa per jaar zou het evenement minder zichtbaar maken. Daarom is de vermelding van de aanwijzing van een Culturele Hoofdstad van Europa door derde landen weggelaten. In plaats daarvan zou het succesvolle initiatief 'Europese Cultuurmaand', dat tot 2003 bestond voor derde landen, weer kunnen worden opgenomen. Deze mogelijkheid moet buiten de context van het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' worden besproken.

7.

G) Conclusie


Bijgevolg worden de Culturele Hoofdsteden van Europa in twee fasen aangewezen op basis van de evaluatie door een jury met enerzijds deskundigen die door de instellingen worden benoemd en anderzijds deskundigen van de betrokken lidstaten. Een toezichtspanel ondersteunt de aangewezen steden tijdens de voorbereidingsfasen tot de aanvang van het evenement. Na afloop wordt een prijs uitgereikt voor de kwaliteit van het programma (in het bijzonder wat de Europese dimensie betreft).

Met deze regeling wordt een goed evenwicht bewaard tussen nationale en plaatselijke prioriteiten en de vereiste Europese toegevoegde waarde van de actie.

8.

3. BEGELEIDENDE MAATREGELEN


De jury's, het Europees Parlement, het Comité van de Regio's en de studie over de Culturele Hoofdsteden van Europa stellen voor verschillende begeleidende maatregelen te nemen om:

- de selectieprocedure doorzichtiger te maken;

- de doelstellingen van het evenement Culturele Hoofdstad van Europa te verduidelijken;

- de selectiecriteria te verduidelijken;

- het concept 'Europese dimensie' te definiëren;

- mogelijke kandidaten te begeleiden.

Op grond daarvan stelt de Commissie de nodige documentatie op, alsook specifieke aanwijzingen voor de voordracht van steden en de indiening van de daarmee verband houdende officiële verslagen. Dat materiaal zal zo spoedig mogelijk, met name vanaf 2006 on line beschikbaar zijn. De Commissie zal eveneens de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen Culturele Hoofdsteden van Europa aanmoedigen.

4. MIDDELEN – GELDIGHEIDSDUUR VAN HE BESLUIT

9.

4. 1. Middelen


Dit voorstel heeft geen directe financiële gevolgen. Het financiële aspect van het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' is geregeld in het kader van het programma 'Cultuur 2000' en van het toekomstige programma 'Cultuur 2007'. In dit stadium zou het voorstel van de Commissie voor het programma 'Cultuur 2007' in vergelijking met het huidige programma een verdriedubbeling van de bijdrage van de Gemeenschap tot elke afzonderlijke Culturele Hoofdstad van Europa mogelijk maken.

10.

4.2 Datum van toepassing (overgangsperiode)


Dit voorstel, dat Besluit 1419/1999/EG vervangt en intrekt, zal van toepassing zijn vanaf 2007. Het voorziet in een overgangsperiode tussen de twee procedures om de aanwijzingen van de Culturele Hoofdsteden van Europa voor 2011 en 2012 te regelen.

205/0102 (COD)