Toelichting bij COM(2008)801 - Intrekking van de Richtlijnen 71/317/EEG, 71/347/EEG, 71/349/EEG, 74/148/EEG, 75/33/EEG, 76/765/EEG, 76/766/EEG en 86/217/EEG van de Raad inzake metrologie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND

1.1. Bestaande wetgeving

Het voorstel heeft betrekking op de volgende acht metrologierichtlijnen:- Richtlijn 75/33/EEG inzake koudwatermeters voor niet-schoon water;- de Richtlijnen 76/765/EEG en 76/766/EEG inzake alcoholmeters en alcoholtabellen;- de Richtlijnen 71/317/EEG en 74/148/EEG inzake precisiegewichten en gewichten voor gewone weging;- Richtlijn 86/217/EEG inzake manometers voor luchtbanden van automobielen;- Richtlijn 71/347/EEG inzake de meting van het natuurgewicht van granen;- Richtlijn 71/349/EEG inzake de inhoudsbepaling van scheepstanks.

Deze richtlijnen zijn van het facultatieve type, met uitzondering van Richtlijn 76/766/EEG inzake alcoholtabellen, die in volledige harmonisatie voorziet. De in deze richtlijnen beschreven instrumenten moesten door de lidstaten worden geaccepteerd en dit was nuttig in de jaren zeventig, toen er sprake was van handelsbarrières als gevolg van de verschillende wetgeving in de lidstaten. Naast de richtlijnen mochten de lidstaten nationale wetgeving toepassen met technische specificaties die afwijken van de richtlijnen. Deze nationale wetgeving is in veel gevallen verder ontwikkeld om gelijke tred te houden met de technologische ontwikkeling, is gebaseerd op internationale of Europese normen en bevat clausules inzake wederzijdse erkenning, die inhouden dat instrumenten met een vergelijkbaar prestatieniveau ook moeten worden geaccepteerd. Overigens hebben zowel de internationale als de Europese normen een vrijwillig karakter en zijn geen nationale wetten of geharmoniseerde richtlijnen nodig voor de toepassing door fabrikanten; als er geen wetgeving is, zijn zij in veel gevallen de meest gebruikte technische specificatie.

1.2. Behoefte aan herziening

Uit de openbare raadpleging en een externe studie is gebleken dat er geen handelsbelemmeringen zijn in de zes sectoren die onder de acht richtlijnen met de 'oude benadering' vallen. Ook is duidelijk dat de richtlijnen betrekking hebben op instrumenten die steeds minder worden gebruikt. In de internationale normen en de aanvullende nationale wetgeving die gebaseerd is op het beginsel van wederzijdse erkenning, is rekening gehouden met de technologische vooruitgang. Met name bij het bepalen van het alcoholgehalte van wijn en gedistilleerde dranken en van de graanmassa wordt in de huidige Europese verordeningen[1] al verwezen naar internationale normen, waaronder die voor alcoholtabellen, waarbij grotendeels de inhoud van Richtlijn 76/766/EEG inzake alcoholtabellen is overgenomen.

Aangezien er internationale normen zijn, ook voor de verouderde technologieën en alcoholtabellen, lijkt het redelijk te verwachten dat de lidstaten die er op grond van het subsidiariteitsbeginsel voor zouden kiezen hun huidige bepalingen te handhaven als de richtlijnen werden ingetrokken, daarbij geen nieuwe handelsbelemmeringen zouden opwerpen. De verwachting is dat er geen veranderingen zouden zijn ten opzichte van de huidige situatie.

1.3. Effectbeoordeling van beleidsopties

In het kader van het beleid voor betere regelgeving[2] heeft de Commissie een effectbeoordeling van beleidsopties uitgevoerd, waarbij drie mogelijkheden in aanmerking zijn genomen: geen maatregelen, intrekking van de richtlijnen en intrekking in combinatie met uitbreiding van de werkingssfeer van Richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten, in de zin dat daarin de instrumenten in de ingetrokken richtlijnen worden opgenomen.

Op basis van de effectbeoordeling zelf is er geen optie die de voorkeur krijgt. Dit komt doordat er geen handelsbarrières zijn en doordat de richtlijnen steeds minder worden gebruikt.

De intrekking van de acht metrologierichtlijnen sluit aan bij de doelstelling van de Commissie om het acquis van de Europese wetgeving te vereenvoudigen door verouderde wetsbesluiten in te trekken[3], die weinig of geen effect hebben en daarom irrelevant zijn geworden. Het zou ook volledig in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel.

De optie van intrekking in combinatie met uitbreiding van de werkingssfeer van Richtlijn 2004/22/EG lijkt niet wenselijk, aangezien harmonisatie niet nodig is. Dit komt doordat de huidige situatie van wederzijdse erkenning van op internationale normen gebaseerde nationale wetgeving naar tevredenheid functioneert en er geen problemen met het vrije verkeer zijn. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat er een gemeenschappelijke behoefte is aan een betere consumentenbescherming. Daarnaast zal naar verwachting een aanzienlijk aantal lidstaten in geval van uitbreiding van de werkingssfeer van Richtlijn 2004/22/EG gebruikmaken van de mogelijkheid om van harmonisatie af te zien, die in artikel 2 van die richtlijn is voorzien.

1.

Doel


STELLINGEN VAN HET VOORSTEL

2.1. Vereenvoudiging en betere regelgeving

Om de hierboven uiteengezette redenen wordt voorgesteld de acht richtlijnen in te trekken. Beide opties – intrekking en herregulering – zijn mogelijke uitkomsten van het streven naar vereenvoudiging en sluiten volledig aan bij deze doelstelling, maar intrekking zal minder algemene kosten op Europees niveau met zich meebrengen en de hoeveelheid Europese wetgeving verminderen, terwijl de interne markt volledig kan blijven functioneren.

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag voor de acht bestaande richtlijnen is artikel 95 van het EG-Verdrag.

3. SAMENHANG MET DE BEGINSELEN VAN DE GEMEENSCHAP

Evenredigheid



De intrekking is evenredig in de zin dat de richtlijnen betrekking hebben op technologie die verouderd raakt en in de meeste gevallen volledig onder internationale normen valt. De nationale autoriteiten gebruiken momenteel een typegoedkeuringsovereenkomst van WELMEC om informatie uit te wisselen om markttoezicht te kunnen houden op het niet-geharmoniseerde gebied en periodieke controles in bedrijf voor nieuwe technologie uit te voeren; als de richtlijnen eenmaal zijn ingetrokken, kan dit systeem ook worden gebruikt voor nationale wetgeving over oude technologieën.

Subsidiariteit



Aangezien er kennelijk geen handelsbeperkingen en -barrières bestaan, ook in het geval van technologisch meer ontwikkelde instrumenten, lijkt het erop dat de huidige harmonisatie niet hoeft te worden vervangen door nieuwe communautaire wetgeving. Volgens het subsidiariteitsbeginsel is het aan de lidstaten om te beslissen of zij nationale wetgeving willen uitvaardigen en zo ja, moet deze gebaseerd zijn op internationale normen en wederzijdse erkenning. Feitelijk konden de lidstaten dat al doen en behouden zij deze vrijheid ook na de intrekking.

4. SAMENHANG MET HET COMMUNAUTAIRE BELEID

4.1. Concurrentievermogen

De bestaande richtlijnen worden praktisch niet toegepast en zijn in de praktijk voorbijgestreefd door op internationale normen gebaseerde nationale wetgeving waarin rekening is gehouden met de technologische vooruitgang. Het vrije verkeer van goederen wordt gewaarborgd dankzij de correcte toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Waar nodig wordt de consumentenbescherming daarbij gewaarborgd en door de wederzijdse erkenning hebben de fabrikanten niet meer met meerdere conformiteitsbeoordelingen te maken.

4.2. Duurzame ontwikkeling

Als een afweging tussen de voordelen van bescherming en administratiekosten voor gewichten en manometers voor luchtbanden wordt gemaakt, is harmonisatie geenszins noodzakelijk vanuit het oogpunt van een gemeenschappelijke beleidsbehoefte. Nationale wetgeving gebaseerd op internationale normen en het beginsel van wederzijdse erkenning kan even doeltreffend zijn als harmonisatie.

4.3. Andere communautaire beleidsterreinen

In het geval van het bepalen van het alcoholgehalte van wijn en gedistilleerde dranken en van de graanmassa wordt in de huidige Europese verordeningen[4] al verwezen naar internationale normen, waaronder die voor alcoholtabellen. Richtlijn 76/766/EEG inzake alcoholtabellen is grotendeels overgenomen in EG-verordeningen die van kracht zullen blijven.

5. VERWIJZING NAAR HET WERKPROGRAMMA

Het voorstel wordt vermeld in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008[5].

6. RELEVANTIE VOOR DE EER

Dit voorstel valt onder de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

7. EXTERNE RAADPLEGING

In een periode van acht weken voorafgaand aan 15 juli 2008 zijn de belanghebbenden geraadpleegd. De 14 reacties hierop zijn op de Europa-website gepubliceerd en in het verslag over de openbare raadpleging opgenomen. De fabrikanten meldden geen handelsbarrières die een reden zouden zijn voor aanvullende harmonisatie door middel van EU-wetgeving. Consumenten en kopers van instrumenten meldden geen gebrek aan bescherming. De autoriteiten maakten geen melding van dwingende beleidsbehoeften waardoor harmonisatie nodig zou zijn.

Tegelijkertijd is opdracht gegeven voor een studie van een externe consultant, waarvan de resultaten op de Europa-website zijn gepubliceerd. Daarin werd aangegeven dat de zes sectoren die onder de acht richtlijnen vallen, van beperkte omvang zijn en dat de belanghebbenden geen melding hebben gemaakt van handelsbarrières. Hierbij werd opgemerkt dat rekening wordt gehouden met de technologische vooruitgang door middel van vrijwillige internationale en Europese normalisatie.

Er is voldaan aan de minimumnormen van de Commissie en er zijn geen reacties uitgesloten.