Toelichting bij COM(2025)167 - Standpunt EU in de Internationale Graanraad met betrekking tot de verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)167 - Standpunt EU in de Internationale Graanraad met betrekking tot de verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995. |
---|---|
bron | COM(2025)167 ![]() ![]() |
datum | 09-04-2025 |
Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie in de Internationale Graanraad (IGR) moet worden ingenomen in verband met de beoogde verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995 tot en met 30 juni 2027.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1.Het Graanhandelsverdrag 1995
Het Graanhandelsverdrag 1995 (“het verdrag”) heeft tot doel de internationale samenwerking met betrekking tot alle aspecten van de handel in granen te bevorderen, de uitbreiding van de internationale handel in granen te stimuleren en een zo vrij mogelijk graanhandelsverkeer te bewerkstelligen. Bovendien moet het zoveel mogelijk bijdragen tot de stabiliteit van de internationale graanmarkten in het belang van alle leden, de voedselzekerheid in de wereld vergroten en een forum bieden voor de uitwisseling van informatie en voor de bespreking van de zorgpunten van de leden met betrekking tot de graanhandel.
Het verdrag is op 1 juli 1995 in werking getreden.
De Europese Unie is partij bij het verdrag3.
2.2.De Internationale Graanraad
De IGR is een intergouvernementele organisatie die streeft naar verwezenlijking van de in artikel 1 van het verdrag vastgelegde doelen. Met name wil de IGR:
·de internationale samenwerking met betrekking tot alle aspecten van de handel in granen bevorderen;
·de uitbreiding, openheid en eerlijkheid van de internationale handel in de graansector bevorderen;
·bijdragen tot de stabiliteit van de internationale graanmarkt, de voedselzekerheid in de wereld vergroten en bijdragen tot de ontwikkeling van landen waarvan de economie afhankelijk is van de graanverkoop.
Deze doelen worden nagestreefd door middel van verbetering van de markttransparantie in de vorm van informatie-uitwisseling, analyse en onderling overleg over markt- en beleidsontwikkelingen.
De IGR bestaat uit dertig leden, waaronder veel van ’s werelds grootste graanproducenten en graanimporteurs. Naast de Europese Unie zijn onder meer Argentinië, Australië, Canada, India, Japan, Rusland, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en de VS lid van de raad. China en Brazilië zijn echter geen lid.
De 30 leden van de IGR hebben in totaal 2 000 stemmen.
Voor begrotingsprocedures (zie artikel 11 van het verdrag), dat wil zeggen voor de vaststelling van de jaarlijkse financiële bijdragen van de leden, beschikt de Unie in 2024/20254 over 375 stemmen.
Voor de besluitvorming, dat wil zeggen bij stemmingen (zie artikel 12 van het verdrag), bezitten de 11 exporterende leden samen 1 000 stemmen (waarvan de Unie er 240 heeft) en de 19 importerende leden samen ook 1 000 stemmen. In dit verband moet worden benadrukt dat de IGR in principe op basis van consensus werkt en dat het zeer zelden tot een stemming komt.
Op de IGR-bijeenkomsten wordt de Europese Unie vertegenwoordigd door de Europese Commissie. De lidstaten mogen de IGR-bijeenkomsten, en met name de raadszittingen, bijwonen.
2.3.Beoogde handeling van de Internationale Graanraad
Het is de bedoeling dat de IGR op 12 juni 2025 tijdens zijn 62e zitting een besluit goedkeurt waarbij het verdrag met twee jaar wordt verlengd (“de beoogde handeling”).
Op basis van de beoogde handeling, die op artikel 33 van het verdrag berust, kan de IGR zijn werkzaamheden voortzetten.
De verlenging van het verdrag geldt voor de periode van 1 juli 2025 tot en met 30 juni 2027.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
·Het verdrag is door de Europese Unie bij Besluit 96/88/EG van de Raad5 gesloten voor een periode tot en met 30 juni 1998 en is daarna regelmatig verlengd. Overeenkomstig artikel 33 van het verdrag wordt het verdrag telkens verlengd met maximaal twee jaar. Het werd voor het laatst verlengd bij IGR-besluit van 14 juni 2023 en blijft van kracht tot en met 30 juni 2025.
·De Europese Unie is altijd een actief IGR-lid geweest en een verlenging van het verdrag met nogmaals maximaal twee jaar is in het belang van de Unie. De Unie is een grote graanproducent en een belangrijke exporteur van tarwe en gerst, maar ook de grootste importeur van maïs.
·Met het onderhavige voorstel wordt de Raad verzocht de Commissie te machtigen om namens de Europese Unie in de IGR voor verlenging van het verdrag tot en met 30 juni 2027 te stemmen. Het formele besluit over de verlenging van het verdrag is gepland voor de 62e zitting van de IGR op 12 juni 2025.
4. Rechtsgrondslag
4.1.Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”6.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De IGR is een lichaam dat is opgericht bij het Graanhandelsverdrag 1995.
De beoogde handeling van de IGR heeft tot gevolg dat de geldigheid van het verdrag, dat een internationale overeenkomst is die bindend is voor de Unie, wordt verlengd. De beoogde handeling heeft derhalve rechtsgevolgen.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.
Derhalve is de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2.Materiële rechtsgrondslag
4.2.1.Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de handel in landbouwproducten.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.
4.3.Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Naleving van het “standaard digitaal”-beginsel
Volgens de uitgevoerde digitale beoordeling heeft het huidige voorstel geen digitale dimensies, aangezien het geen digitale relevantie heeft.
Het voorstel stelt het standpunt van de EU vast met betrekking tot de verlenging van een internationale overeenkomst, het Graanhandelsverdrag 1995, met twee jaar tot en met 30 juni 2027.
Digitale middelen of digitale gegevensuitwisseling vallen niet onder het toepassingsgebied van het voorstel.
6. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien de looptijd van het verdrag met de IGR-handeling wordt verlengd, zal de handeling worden bekendgemaakt op de officiële website van de IGR.