Artikel III-267: Schorsing lidmaatschapsrechten van de Unie - Hoofdinhoud
De lidstaat ten aanzien waarvan krachtens artikel I-58 i een constatering is gedaan door de Europese Raad of de Raad kan zich, binnen een maand na de datum van die constatering, alleen wegens schending van de procedurele bepalingen van dat artikel tot het Hof van Justitie richten.
De lidstaat ten aanzien waarvan krachtens artikel I-58 i een constatering is gedaan door de Europese Raad of de Raad kan zich, binnen een maand na de datum van die constatering, alleen wegens schending van de procedurele bepalingen van dat artikel tot het Hof van Justitie richten.
Op verzoek van de lidstaat ten aanzien waarvan de Europese Raad of de Raad van Ministers een constatering heeft gedaan krachtens artikel I-58 i, is het Hof van Justitie bevoegd uitspraak te doen over de louter procedurele bepalingen van dat artikel. Het Hof doet een uitspraak binnen een maand na de datum van de constatering.
Het Hof van Justitie kan uitsluitend op verzoek van de lidstaat ten aanzien waarvan de Europese Raad of de Raad een constatering heeft gedaan en uitsluitend wat de naleving van de procedurele bepalingen van artikel I-58 i betreft uitspraak doen over de rechtsgeldigheid van een handeling die door de Europese Raad of door de Raad krachtens artikel I-58 is vastgesteld.
Dit verzoek moet binnen een maand na de constatering worden gedaan. Het Hof doet een uitspraak binnen een maand na de datum van het verzoek.
Het Hof van Justitie kan uitsluitend op verzoek van de lidstaat ten aanzien waarvan de Europese Raad of de Raad een constatering heeft gedaan en uitsluitend wat de naleving van de procedurele bepalingen van artikel I-59 i betreft uitspraak doen over de wettigheid van een handeling die door de Europese Raad of door de Raad krachtens artikel I-59 is vastgesteld.
Dit verzoek moet binnen een maand na de constatering worden gedaan. Het Hof doet een uitspraak binnen een maand na de datum van het verzoek.