Artikel I-18: Flexibiliteitsclausule

I-17
Artikel I-18
I-19
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie in het kader van de beleidsgebieden van deel III nodig blijkt om een van de doelstellingen van de Grondwet te verwezenlijken zonder dat de Grondwet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, stelt de Raad van Ministers, op voorstel van de Europese Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen passende maatregelen vast.
  • 2. 
    In het kader van de in artikel I-11 i, lid 3, bedoelde procedure voor toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel vestigt de Europese Commissie de aandacht van de nationale parlementen op de voorstellen die op onderhavig artikel worden gebaseerd.
  • 3. 
    De op onderhavig artikel gebaseerde maatregelen mogen in gevallen waarin de Grondwet zulks uitsluit geen harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Dit artikel bouwt voort op de in artikel 308 EG-Verdrag i neergelegde bevoegdheid voor gevallen waarin elders in het Verdrag geen bevoegdheid voorzien is, maar een optreden van de Unie nodig is om de doelstellingen van het Grondwettelijk Verdrag te verwezenlijken.

Het toepassingsbereik van de bepaling is in het Grondwettelijk Verdrag aanzienlijk verruimd: beperkte het oude artikel de bevoegdheid tot optreden in het kader van de gemeenschappelijke markt, het onderhavige flexibiliteitsartikel verruimt dat tot alle doelstellingen van het Grondwettelijk Verdrag gekoppeld aan alle beleidsgebieden van Deel III. Het derde lid bepaalt dat dit artikel niet tot harmonisatie mag leiden op terreinen waar het Grondwettelijk Verdrag dit uitsluit.

Deze bepaling sluit aan bij de jurisprudentie van het Hof van Justitie. In de besluitvorming is alleen de rol van het Europees Parlement veranderd; het krijgt namelijk een goedkeuringsrecht. Bovendien is op dit artikel ook de subsidiariteitscontrole door nationale parlementen van toepassing. De regering verwelkomt deze aanpassingen van de flexibiliteitsclausule.

2.

Toelichting Belgische regering

Sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap bevatten de verdragen een algemene clausule die een element van flexibiliteit introduceert, zodat de Unie zelfs kan optreden wanneer zij niet over expliciete bevoegdheden beschikt.

Het huidige artikel 308 VEG i bepaalt dat, indien een ingrijpen nodig is om een van de doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken zonder dat de Gemeenschap de daartoe vereiste bevoegdheden bezit, de Raad van ministers, op voorstel van de Europese Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen de gepaste maatregelen neemt.

Artikel 308 VEG heeft kritiek gekregen omdat het de Unie de mogelijkheid geeft om op te treden buiten de bevoegdheidsgebieden die uitdrukkelijk aan de Unie zijn toegedeeld. Sommigen waren van oordeel dat een dergelijke flexibiliteitsclausule de bevoegdheden van de lidstaten zou kunnen aantasten zonder dat de nationale parlementen zouden worden geraadpleegd. Maar deze zienswijze hield geen rekening met het feit dat de Unie slechts kan optreden op basis van artikel 308 VEG wanneer dit nodig is om een doelstelling van de Unie te verwezenlijken.

Het schrappen van de flexibiliteitsclausule zou geleid hebben tot een strakke lijst van bevoegdheden van de Unie. Uit de geschiedenis van de Europese integratie blijkt echter het nut van artikel 308 VEG, dat de Unie de mogelijkheid geeft om op te treden in nieuwe omstandigheden die bij het opstellen van het verdrag niet konden worden voorzien. Het behoud van de flexibiliteitsclausule lijkt bovendien absoluut noodzakelijk voor de herziening van de Grondwet, die in een Unie met 25 (en binnenkort nog meer) lidstaten een omslachtige en moeilijke procedure belooft te worden.

België heeft er dan ook voor geijverd om dit flexibiliteitselement te behouden en heeft in de Conventie zelfs voorgesteld om hierbij met een supergekwalificeerde meerderheid te werken in plaats van met eenparigheid van stemmen.

Uiteindelijk werd de flexibiliteitsclausule behouden en opgenomen in artikel I-18 van de Grondwet.

De toepassingsvoorwaarden werden echter beter omkaderd. Zo worden de bevoegdheden van het Europees Parlement uitgebreid : maatregelen die worden genomen op basis van artikel I-18 moeten voortaan goedgekeurd worden door het Europees Parlement, dat tot nog toe enkel werd geraadpleegd. Bovendien moet de Commissie de aandacht van de nationale parlementen vestigen op de voorstellen die op onderhavig artikel zijn gebaseerd. Op die manier kunnen de nationale parlementen een volwaardige politieke controle uitoefenen op hun vertegenwoordigers bij de Raad van de Unie, die met eenparigheid van stemmen zal blijven beslissen.

Belangrijk is ook dat bepaalde beleidsgebieden die, bij gebrek aan specifieke juridische basis, werden uitgewerkt op basis van het vroegere artikel 308 VEG, voortaan het voorwerp zijn van specifieke bepalingen. Het gaat hier om de energie, de civiele bescherming, de intellectuele eigendomsrechten en de betalingsbalanssteun aan derde landen.

3.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie noodzakelijk is om, op de in deel II omschreven beleidsgebieden, één van de in deze Grondwet bepaalde doelstellingen te verwezenlijken zonder dat de Grondwet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, neemt de Raad, op voorstel van de Commissie en met instemming van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen de passende maatregelen.
  • 2. 
    In het kader van de in artikel 9 i bedoelde procedure voor toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel vestigt de Commissie de aandacht van de nationale parlementen van de lidstaten op de voorstellen die op het onderhavige artikel berusten.
  • 3. 
    De op grond van het onderhavige artikel aangenomen bepalingen kunnen geen harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden in gevallen waarin de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.

4.

Toelichting

  • Gezien de wens van de Conventie dat de uitvoering van deze bepaling de grenzen van de door de Grondwet aan de Unie toegewezen bevoegdheden moet eerbiedigen, wordt in lid 1 gepreciseerd dat deze bepaling slechts kan worden aangewend "op de in Deel II omschreven beleidsgebieden".
  • Voorgesteld wordt de procedure van instemming van het Europees Parlement te gebruiken (In afwijking van de conclusies van de groep van de heer Amato, die heeft besloten dat voor de aanneming van wetgevingsbesluiten de medebeslissing de algemene regel moet worden en dat de instemming alleen vereist is voor de sluiting van internationale overeenkomsten), alsook de eenparigheid van stemmen voor de besluitvorming in de Raad. Het vraagstuk van de gekwalificeerde meerderheid zou kunnen worden besproken tijdens het algemene debat dat de Conventie daarover zal houden. Deze procedure wordt voorgesteld om het beroep op deze bepaling in te perken, maar terzelfder tijd de procedure sneller te laten verlopen wanneer er toch een beroep op wordt gedaan.
  • Met lid 2 is bedoeld om gevolg te geven aan de voorstellen van de groep van de heer Méndez de Vigo.
  • Met lid 3 wordt beoogd in de Grondwet een beperking van het toepassingsgebied van de flexibiliteitsclausule op te nemen die de huidige jurisprudentie van het Hof van Justitie weerspiegelt.
2003
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie in het kader van de in deel III omschreven beleidsgebieden noodzakelijk blijkt om één van de in deze Grondwet bepaalde doelstellingen te verwezenlijken zonder dat de Grondwet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, neemt de Raad, op voorstel van de Commissie en na goedkeuring van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen de passende maatregelen.
  • 2. 
    In het kader van de in artikel I-9 i, lid 3, bedoelde procedure voor toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel vestigt de Commissie de aandacht van de nationale parlementen van de lidstaten op de voorstellen die op het onderhavige artikel gebaseerd zijn.
  • 3. 
    De op grond van het onderhavige artikel vastgestelde bepalingen kunnen geen harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden in gevallen waarin de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.
2003
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie in het kader van de in deel III omschreven beleidsgebieden nodig blijkt om een van de in de Grondwet bepaalde doelstellingen te verwezenlijken zonder dat de Grondwet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, neemt de Raad van Ministers, op voorstel van de Europese Commissie en na goedkeuring van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen de passende maatregelen.
  • 2. 
    In het kader van de in artikel I-9 i, lid 3, bedoelde procedure voor toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel vestigt de Europese Commissie de aandacht van de nationale parlementen van de lidstaten op de voorstellen die op het onderhavige artikel gebaseerd zijn.
  • 3. 
    De op grond van het onderhavige artikel vastgestelde bepalingen mogen geen harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten inhouden in gevallen waarin de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.
2003
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie in het kader van de beleidsgebieden van Deel III nodig blijkt om een van de doelstellingen van de Grondwet te verwezenlijken zonder dat de Grondwet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, stelt de Raad van Ministers, op voorstel van de Europese Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen de passende maatregelen vast.
  • 2. 
    In het kader van de in artikel I-9 i, lid 3, bedoelde procedure voor toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel vestigt de Europese Commissie de aandacht van de nationale parlementen van de lidstaten op de voorstellen die op het onderhavige artikel gebaseerd zijn.
  • 3. 
    De op het onderhavige artikel gebaseerde maatregelen mogen geen harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten inhouden in gevallen waarin de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.
2004
  • 1. 
    Indien een optreden van de Unie in het kader van de beleidsgebieden van deel III nodig blijkt om een van de doelstellingen van de Grondwet te verwezenlijken zonder dat de Grondwet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, stelt de Raad van Ministers, op voorstel van de Europese Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen passende maatregelen vast.
  • 2. 
    In het kader van de in artikel I-11 i, lid 3, bedoelde procedure voor toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel vestigt de Europese Commissie de aandacht van de nationale parlementen op de voorstellen die op onderhavig artikel worden gebaseerd.
  • 3. 
    De op onderhavig artikel gebaseerde maatregelen mogen in gevallen waarin de Grondwet zulks uitsluit geen harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden.